terrein’ voor de inzendingen eveneens groter geworden, wat de rubriek alleen maar ten goede kon komen. Wel bleef het principe, dat ‘de rubriek voorbehouden was aan ongepubliceerde gedichten van leden of abonnees’ (jg. 22, nr. 131 - jan.-febr. 1973), maar het laatste is wellicht slechts zelden een ‘conditio sine qua non’ geweest of geworden. Wanneer men de hele reeks nummers ter hand neemt en de in totaal honderden bladzijden Poëtisch bericht doorleest, komt men werkelijk onder de indruk niet zozeer van het aantal, maar van de waarachtig-dichterlijke waarde van zéér veel gedichten. En meteen kan men een idee krijgen van het enorme werk dat de selectie ervan moet hebben gevergd.
De gedichten werden steeds ingewacht bij de redactiesecretaris: Fernand Bonneure (nrs. 1-56, tot jg. 10/2, maart-april 1961), Julien van Remoortere (nrs. 57-123, tot jg. 20, 1971), Joost Vanbrussel (nrs. 124-143, jgn. 21-23, 1972-1974); dan weer Julien van Remoortere (nrs. 144-151, jgn. 24-25, 1975 - maart-april 1976); José de Poortere (nrs. 152-159, jgn. 24 - mei-juni 1976 - 26 - juli-augustus 1977); de jg. 26 werd voltooid door ‘de redactie’. Sedert 1978 (jg. 27, nr. 162) is Robert Declerck redactiesecretaris. Jarenlang hebben de redactiesecretarissen, behalve het reeds zware redactiewerk, ook de selectie van de ingezonden gedichten op zich genomen, misschien een zeldzame keer geholpen door een medelector. Het aantal inzendingen groeide echter gestaag, soms zelfs met tientallen! In 1975 (nr. 145) nam dichter Albert de Longie die taak op zich, tot nr. 154. Tot einde 1979 (nrs. 155-173) werden de gedichten voor het Poëtisch bericht gelezen en gekozen door één enkele medewerker, die telkens één nummer (soms meer) voor zijn of haar rekening nam: Rudolf van de Perre, Armand van Assche, Anton van Wilderode, Albert de Longie (2 nrs.), Roger Verkarre, Joost Vanbrussel, Bart Mesotten, Jan Veulemans, Gwij Mandelinck, Ignaas Veys, Pieter Aerts, Robin Hannelore, Gerda De Vrieze, Gabriëlle Demedts. In de volgende jaargangen (29-36, 1980-1987) werd het Poëtisch bericht samengesteld door drie of vier lectoren, afwisselend per provincie en daartoe door de redactie aangezocht: Guido Cafmeyer, Joris Denoo en Roger Verkarre; Bea de Longie, Aleidis Dierick, Armand van Assche; Luc Daems, Kris Geerts en Rik Jacobs; Raoul Maria de Puydt, Eugeen van Itterbeeck, Ignaas Veys; Elfriede Hendrix, Dries Janssens, Maurice Trippas, Flor van Vinckenroye; Roger Devriendt, Gery Florizoone, Lori van Biervliet, Paul Vanderschaeghe; Theo Coun, Jacques van Baelen, Karel van Deuren
en Flor van Vinckenroye; José de Poortere, Herman Lambein, Tessa van Marcke. Dat verschillenden voor de selectie instonden, had het grote voordeel dat de keuze berustte op een vergelijkend eindoordeel; het nadeel was echter: de omslachtigheid en het vinden van verschillende bereidwilligen. Daarom keerde de redactie terug tot een vroeger systeem: één samensteller van het Poëtisch bericht. Karel van Deuren verzorgde de rubriek in de nrs. 215-219 (1987-1988) en sedert