[nummer 248]
Verantwoording
Raoul M. de Puydt & Arthur Verthé
Driemaal is scheepsrecht. Ook voor het vlottende Brussel aan de Zenne.
‘Vlaanderen’ wijdde een eerste nummer aan Brussel in 1967 (nr. 91) onder de titel ‘Brussel-Bruxelles’. We vinden er een chronologische tabel van de verwording van Brussel als Vlaamse stad, beginnend in 1404 en eindigend met de uitspraak van H. Simonet in 1966 dat de verfransing van de agglomeratie Brussel onomkeerbaar is (in voorliggend nummer begint H. Weckx zijn bijdrage met een repliek op die uitspraak). Dat eerste nummer behandelde min of meer dezelfde themata als dit nummer. Het is daarom boeiend beide uitgaven met elkaar te vergelijken. Het laatste kan men - na een kwarteeuw - een balans noemen: welke verwachtingen werden al dan niet ingelost, welke vooruitgang werd geboekt, welke zijn de culturele en sociale evoluties... In 1967 spreekt men vanuit een eerder defensieve opstelling over een malaise in het Vlaamse hoofdstedelijke cultuurleven - in dit nummer horen we een meer zelfzekere reflex, in een nochtans sociaal bewogen stad, waar de franstalige bedreiging van toen nu eerder komt uit de Europese hoek en deze der buiten-Europese ingewekenen.
Het tweede Brussel-nummer, in 1979 (nr. 170), draagt de titel ‘Van Broecksele tot Brussel’ en behandelt, naar aanleiding van Duizend Jaar Brussel, het verleden van deze stad, vooral als kunsten-centrum, en... de taaltoestanden tijdens het Ancien Régime.
En hiermee wordt thans het derde Brussel-nummer aangeboden. Het draagt de titel ‘Vlaams Brussel’ (niet te verwarren met het politiek geladen ‘Brussel Vlaams’). Het neemt, vanuit een Vlaamse invalshoek Brussel onder de loupe, zijn bevolking, zijn pastoraat en zijn onderwijs, zijn kunstopleiding en -beoefening, zijn rechtszekerheden, dit alles geënt op de nieuwe politieke structuren. Het wil een beeld zijn van wat leeft en beweegt in Brussel, de plaats en de opdracht daarin van de Vlamingen, met de onvermijdelijke vraag in hoever de Vlaamse cultuur en identiteit politiek en sociologisch beveiligd zijn.
Met deze drie Brussel-nummers bewijst ons tijdschrift zeer daadwerkelijk dat het Brussel niet loslaat, als spreekbuis van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, dat met koesterende zorg het leven van de Vlamingen in Brussel op de voet wil volgen en behartigen. Zij leven er in niet altijd gemakkelijke omstandigheden. Dit is reeds een oud verdriet, tevens een uitdaging, - de inleider van het nummer van 1979 begint zijn stuk met ‘Voor zeer veel Vlamingen vormt Brussel een begrip met pejoratieve bijklank, namelijk dit van een vijandige stad die zoveel mogelijk vermeden wordt’. Het CVKV wil er het zijne toe bijdragen om Brussel beter te doen kennen, om er begrip voor op te brengen, een begrip dat naar liefde tot onze hoofdstad moet leiden.
Het weze duidelijk gesteld dat we in dit nummer onder de term ‘Brussel’ steeds de Brusselse agglomeratie verstaan, ook genoemd het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de 19 gemeenten. Deze grens wordt een enkele keer overschreden, namelijk waar het rechtsleven behandeld wordt, hetgeen onvermijdelijk is gezien de geëigende structuren van dit apparaat.
Blijft ten slotte, onze oprechte dank te betuigen aan de Vlaamse Minister van Cultuur en Brusselse Aangelegenheden, die ons bij het samenstellen van dit nummer heeft aangemoedigd, ook voor een ruime verspreiding ervan.
De Brusselse Grote Markt en omgeving (ontwerp Anne Lernout / Atelier perspective)