zouden nemen, vonden er hun spreekbuis: Gaston Burssens, Marnix Gijsen, Victor J. Brunclair, Wies Moens, een bijna uitsluitend Antwerpse pleiade, waarbij ook de oudere Karel van den Oever zich kwam aansluiten, redacteur ook van Jozef Muls' oerdegelijke tijdschrift Vlaamse Arbeid (1905-1930) dat ruimte ging bieden aan de kronieken van Van Ostaijen. Ruimte had ook aandacht voor het expressionisme in de plastische kunsten, waar namen als Jos Leonard, Paul Joostens, Jozef Peeters en Floris Jespers aan bod kwamen; de grenzen tussen die kunsten gingen aardig vervagen. Ook in een uitgesproken avant-gardetijdschrift dat rond dezelfde tijd, de vroege jaren twintig, in Antwerpen verscheen, in een heel wat rijkere opmaak dan Ruimte zich had kunnen veroorloven: Het overzicht (1921-25). Het blad heeft internationale allure, wordt de baanbreker van de abstracte kunst, geeft het constructivisme zijn kansen. Redacteur F. Berckelaers werkt eerst samen met de merkwaardige G. Pijnenburg (die zich als Geert Grub gaat inzetten voor het doorbreken van de seksuele taboes). Vervolgens gaat Berckelaers als Michel Seuphor scheep met Jozef Peeters. Seuphor bespreekt de Parijse literaire avant-garde, neemt teksten van Van Ostaijen op en zal in 1946 een biografische sleutelroman publiceren, Les évasions d'Olivier Trickmansholm, waarin hij het avontuur van de avant-garde in Antwerpen tussen 1918 en 1925 beschrijft. Geen sant in eigen land, kon hij in Antwerpen niet meer aarden en nam hij de wijk naar Frankrijk om daar de grote theoreticus van de abstracte kunst te worden. Al was hij een groot animator en practicus, toch raakte Peeters in de vergetelheid, tot hij in 1988 door de jongeren van de groep G58 als voortrekker erkend wordt.
Na het verdwijnen van Het overzicht nam Peeters Edgar du Perron onder de arm en samen stichtten zij een nieuw tijdschrift, heel wat bescheidener van opzet maar met evenveel impact: De driehoek (1925-26). Het literaire gedeelte was in handen van Gaston Burssens en Edgar du Perron. De medewerking van Van Ostaijen was van korte duur toen het niet mogelijk bleek de uiteenlopende opvattingen van Peeters en van de groep rond Floris Jespers te verzoenen. Het tijdschrift kende geen lang leven maar bleef zijn betekenis behouden, ook dank zij acht literaire Cahiers van de driehoek.
Eveneens in Antwerpen verscheen al even kortstondig het tijdschrift Opstanding (1920-21), dat aansluiting vond bij de internationale, door Henri Barbusse op gang gebrachte Clarté-beweging. Medewerker was o.m. de dichter Victor Brunclair wiens versregel ‘Omhelzen wij absurditeit de grote konkubine’ bijna een gevleugeld woord werd. Hij is de auteur van die merkwaardige lange chaotische roman, de enige die het expressionistische getij heeft opgeleverd, De monnik in het Westen (1929).
Tot de oprichting van een eigen tijschrift is Paul van Ostaijen nauwelijks gekomen. Toen hij in 1927 met Edgar du Perron Avontuur oprichtte, konden slechts een drietal afleveringen verschijnen vóór de dood de eindstreep trok.
Met auteurs als Victor Brunclair, Paul Verbruggen, Gaston Burssens, Marnix Gijsen, Frank van den Wijngaert, A.W.
Grauls en met zovele leidende periodieken is Antwerpen een actief centrum dat in de
gay twenties voor literaire vernieuwing zorgt. Een bijdrage tot het expressionistisch toneel, gedragen door de avant-gardeopvattingen van het zo invloedrijke
Vlaamsche Volkstoneel, leverde Anton van de Velde die met
Tijl het bezielende, volgens moderne stijlrecepten verwoorde vlaggestuk leverde dat de hele beweging hielp schragen. Ook Maxim P.S. Kröjer (Paul Collet) verliet de platgetreden paden, zoals ook het duo toneelschrijvers Gerard Walschap en Frans Delbeke. Leven genoeg in de brouwerij toen de film en de jazz, de auto en de radio hun luidruchtige intrede deden voor een op adem gekomen publiek in een economisch herlevende en zich uitbreidende stad, die intellectueel en artistiek losgeslagen toegankelijk geworden was voor invloeden uit de wijde wereld.
De avant-garde had wel post gevat op het terrein maar ging dan weldra afhaken. Nieuwe dichters en romanciers mijden de excessen van de expressionistische en post-expressionistische vormgeving, al werken zij met behoud van de ethische inzichten, de gemeenschapszin, de religieuze en/of Vlaamsgezinde overtuiging.
Niet alleen Seuphor maar ook een andere Antwerpenaar, de dichter Armand Henneuse zocht een goed heenkomen naar