Ets van J. Frison naar een schilderij van A. Oleffe: Thévenet aan het werk in de haven van Nieuwpoort.
L. Thévenet: Zilveren bruiloft, 1913.
aan banden legt. Aan het hoofd van de groep staat Auguste Oleffe, wiens invloed Thévenet aanvankelijk ondergaat. Daarin is hij niet alleen: ook Rik Wouters, en diegenen die men later de ‘fauvisten’ zal noemen, kijken bewonderend op naar de iets oudere meester. Het is Oleffe, die Thévenet naar de
Académie Libre brengt, en hem nadien bij
L'Effort introduceert.
De vriendschap kent geen grenzen binnen het groepje: van 1897 tot 1903 wonen Oleffe en Thévenet samen te Nieuwpoort, waar ook Jehan Frison en Rik Wouters zich af en toe bij hen voegen. Oleffe is het steeds weer, die de autodidact Thévenet aanmoedigt, tot werken aanspoort. En toch heeft Thévenet van in den beginne een eigen stijl: noch naar de vorm, noch naar de inhoud is hij een navolger.
Dan gaat Louis Thévenet zich in Ukkel vestigen. Hij maakt er kennis met brouwer Van Haelen, een echte mecenas, die de schilder blijft steunen, ook financieel als het nodig is, wat steeds vaker gebeurt.
Nog in 1903 komt Thévenets naam voor het eerst in een tentoonstellingscatalogus voor, nl. de expositie van Le Labeur te Brussel, en het volgende jaar schrijft de bekende criticus Octave Maus over hem, wanneer hij deelneemt aan het salon van La Libre Esthétique: ‘...deze jongeman... wordt iemand van eerst rang!’
In 1913 exposeert hij nog in de galerij Georges Giroux. Maar de oorlog betekent een echte breuk. In 1914 gaat hij in Halle wonen. Na een mislukte tentoonstelling in de galerij Louise Manteau is hij verbitterd, overtuigd dat men van zijn werk niet meer wil weten. Zestien jaar leeft hij in Halle, werkt even sterk als voordien, maar zonder enige officiële erkenning... Gewoonlijk deelt men Thévenets werk in twee perioden in, op basis van het milieu waarin hij leefde, en waarvan zijn werk dan de exponent was of zou moeten zijn. De eerste wordt dan zijn ‘burgerlijke’ periode genoemd, de tijd van de welgedane, ‘vette’ keukens en de rijk gestoffeerde interieurs, van de volgestouwde ladenkasten en de vrolijke herbergen. De tweede, de zestien jaar van zijn leven die hij te Halle doorbracht, zou dan de ‘volkse’ periode zijn. Deze indeling is in feite hoogst kunstmatig. Thévenet is altijd zichzelf gebleven, al vond hij zijn onderwerpen vanzelfsprekend waar hij woonde en werkte, bij de vrienden met wie hij lief en leed deelde. In de tweede periode genoot hij minder aanzien, maar zijn werkwijze was dezelfde. Nog altijd schilderde hij alleen wat hij zag: het landschap, het interieur, m.a.w. zijn directe omgeving. Ondanks de ‘versobering’ in de onderwerpen, bleef zijn palet even lumineus, zijn koloriet even rijk. En in tegenstelling tot zijn tijdgenoten zijn wij nu geneigd zijn tweede periode de beste te vinden. Afgezien van een aantal doeken die hij letterlijk om den brode schilderde - hij betaalde er de melkboer, de schoenlapper en de cafébaas mee - bereikt hij een graad van sublimering en ontroering, die weinigen hebben geëvenaard. René Lyr typeerde het zeer raak: ‘Geen enkele schilder heeft de materie van de voorwerpen weergegeven zoals hij. Geen enkele andere schilder heeft op een meubel, een vis, een stuk vlees of fruit het licht doen spreken met zoveel
gevoel.’
Gevoel is voor Thévenets werk inderdaad hét sleutelwoord. Het ronde tafeltje verklankt de sfeer van huiselijke gezelligheid, de Groene deur is geen deur, maar een uitnodiging, de Dodenmars is één samengebald mededogen voor wie achter de schijn van de dingen kijkt... In geheel zijn oeuvre toonde hij zich de meester van de kleine dingen, van het alledaagse, waarvan hij de poëzie in elk fragment wist op te roepen. De toeschouwer heeft geen boodschap aan de pogingen om Thévenet bij één of andere school of strekking - postimpressionisme? luminisme? - in te lijven. Met zijn eenvoudige onderwerpen, zijn directe tekening en zijn stralend en helder palet raakt hij altijd, maar dan ook altijd het gevoel. En dat is eeuwig.
Herman Vandormael
De stad Halle (Brabant) eert Louis Thévenet met een groots opgevatte tentoonstelling, in het Oud-Jezuïetencollege (vlak bij de basiliek). Van 6 september tot 30 november 1990 zijn er een vijftigtal werken van de meester te bewonderen, de meeste uit privébezit. Er is een grote catalogus beschikbaar en geleide bezoeken zijn mogelijk (V.V.V.-Halle, 02/356.42.59)