Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 38
(1989)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||
Nieuwe ledenDe Raad van Bestuur van het C.V.K.V. aanvaardde volgende nieuwe leden, die we van harte welkom heten in onze grote kunstenaarsfamilie:
| |||||||||||||||||||||||
Het nummer 223 ‘Vier Limburgse Prozaschrijvers’ voorgesteld aan de pers in HasseltOp zaterdag 3 december 1988 werd door toedoen van de samensteller, Dr. Flor van Vinckenroye én met financiële steun van de Provinciale overheid van Limburg, het nummer 223 dat handelt over ‘Vier Limburgse Prozaschrijvers’ officieel voorgesteld aan de pers in het auditorium van het gastvrije Provinciaal Hoger Instituut voor Kunstonderwijs aan de Elfde-Liniestraat in Hasselt. Onder het talrijk opgekomen publiek konden we ondermeer de auteur Jos Vandeloo begroeten. Het woord werd er gevoerd door de samensteller Flor van Vinckenroye, C.V.K.V.-voorzitter Werner Vens, redactievoorzitter Prof. Dr. G. Keersmaekers en de directeur van de Provinciale Dienst voor Cultuur, de heer P. Coenen, die een opgemerkte toespraak hield namens Gedeputeerde W. Neven. Graag laten we hierbij de integrale tekst van deze toespraak volgen.
Vier Limburgse schrijvers komen vandaag aan bod in het nieuwe nummer van het tijdschrift Vlaanderen. In het huidige tijdschriften- en publikatie-aanbod, een opmerkelijk nummer. Vooreerst omdat de aandacht gaat naar vier Limburgse prozaschrijvers en u weet allen hoe ontstellend moeizaam het is om het Limburgse letterkundige leven in de belangstelling te brengen. Verder is het opmerkelijk omdat de redactie aandacht vraagt voor een vorm van cultuur die cultuur bij uitstek mag genoemd worden, maar waarvan het voortbestaan deze dagen zo vaak in vraag wordt gesteld. Geen lezingenreeks of men heeft het over de woordcultuur versus beeldcultuur; geen tijdschrift of men behandelt geregeld deze problematiek. Het lezen en schrijven zijn activiteiten die op een bijzondere wijze het wezen van de cultuurbeleving gestalte geven. Boeken staan van oudsher voor informatieoverdracht en creativiteit, lezen staat voor bewustzijnsverruiming en persoonsontwikkeling. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat lectuurspreiding en leesbevordering altijd al hoog aangeschreven stonden bij de provinciale overheid. De Provinciale Bibliotheek is, nog voor de oprichting van het Provinciaal Openluchtmuseum en het Provinciaal Gallo-Romeins Museum, het eerste initiatief van het naoorlogse cultuurbeleid. Het openbaar bibliotheekwerk behoort vandaag tot een van de basisvoorzieningen van onze leefgemeenschap. Bij de evaluatie van het decreet van juli 1978 scoort de provincie Limburg zeer hoog. Met de bibliobus in Zuid-Limburg, de collectie voor migranten en de ruil- en wisselcollecties vervult de provincie nog steeds een pioniersfunctie. De financiële inspanningen die de provincie zich op dit vlak getroost reiken ver. Een gunstig gevolg hiervan mag wel het feit genoemd worden dat er in onze provincie 36 erkende bibliotheken zijn: slechts 8 gemeenten beschikken niet over een, volgens het decreet, erkende bibliotheek. Zo het niet met zekerheid kon vastgesteld worden dat bibliotheekgebruikers gemiddeld 3 à 4 maal zoveel lezen als niet-gebruikers en, dat naarmate de gebruiker meer boeken leest, hij er ook meer koopt (6 à 7 maal zoveel), dan kan wel met zekerheid gezegd worden dat er in diverse opzichten een nauwe verwantschap bestaat tussen het leesgedrag en de cultuurparticipatie. Cultuurspreiding paste in het eerder passieve vrijetijdsklimaat van de vorige decennia. Vandaag zijn er andere noden in een vrijetijdsklimaat, dat bepaald wordt door een eerder creatief cultuurscheppend vrijetijdsbewustzijn. Een individualisme dat ook haar bevestiging vindt in het oeuvre van de kunstenaar zowel in muziek, plastische kunsten als literatuur. Dit veranderend cultuurbeeld heeft gevolgen voor het beleid. Getuige hiervan zijn de recente hervormingsmaatregelen in kunst- en muziekonderwijs. Iets waar men de laatste dertig jaar geen aandacht voor had. Ook concrete voorstellen rond de sociale positie van de kunstenaars worden nu geformuleerd. Hier valt nog heel wat te realiseren, denken we maar aan de auteurswetgeving en het leenrecht. Schrijven is communiceren tussen een auteur die zijn gedachten en gevoelens wil exterioriseren en de lezer die het wil ontvangen, integreren en mogelijk opnieuw op een of andere wijze in het benaderen van zijn eigen omgeving naar buiten brengt. Ik kom hier terug bij mijn uitgangspunt, literatuur bevat alle wezenskenmerken van ware cultuur. En dat u als tijdschrift goede literatuur helpt verspreiden verdient lof en dank. |
|