Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 37
(1988)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdNieuw werk proza/poezie• Oostenrijkse lyriek van de twintigste eeuw,Samengesteld en ingeleid door Edmond Ottevaere en Piet Thomas, uitg. Lannoo-Tielt 1987, 120 × 193 mm, 408 blz., geb. 980 fr. - Een bloemlezing samenstellen uit bijna een eeuw Oostenrijkse poëzie in vertaling, is geen sinecure. De beide samenstellers hebben geput uit het beste van de reeds bestaande vertalingen en hebben zelf een groot aantal gedichten vertaald, om een zo volledig mogelijk beeld van de Oostenrijkse poëzie van deze eeuw te geven. Een norm is, naast de literaire kwaliteit, de ‘vertaalbaarheid’ van het gedicht, zonder daarbij uit het oog te verliezen dat de gedichten representatief moeten zijn voor het dichterlijk oeuvre van de betrokkenen. In totaal zijn er 193 gedichten van 70 dichters. Uitschieters blijven I. Bachmann, P. Celan, R.M. Rilke en G. Trakl, maar ook bij ons minder bekenden als H.C. Artmann, R. Ausländer en Fr. Mayröcker zijn ruim vertegenwoordigd. Belangrijker echter is dat de chronologische ordening de evolutie laat zien van de Jugendstil-periode tot de absurdistische taalmanipulatie van de moderne existentiële zoekers. Daartussen beweegt zich een gamma van stromingen en opvattingen, die aantonen hoe de Oostenrijkse poëzie nooit de aansluiting met het Europese geestesleven en de werkelijkheid heeft gemist. Dat spreekt ook uit de diversiteit van de thema's. ‘Zowel de sociale thema's als de individuele, zowel de verschrikkingen van het fascisme en de oorlog als de vlucht in de visioenen van vrede, zowel de maatschappijkritiek als de persoonlijke verzuchtingen naar de volheid van het geluk komen aan bod’, zeggen de inleiders. Die verscheidenheid wordt ook weerspiegeld door de aard van de gedichten zelf. Het afdrukken van de oorspronkelijke tekst naast de vertalingen, maakt voor de lezer een vergelijking mogelijk. In dit Europalia-Oostenrijk-jaar hebben E. Ottevaere en P. Thomas een belangrijke bijdrage geleverd tot de verdere bekendmaking van de Oostenrijkse poëzie in ons taalgebied. Moge deze mooi verzorgde uitgave ook in het ‘thuisland’ de verdiende erkenning en waardering genieten. rvdp | ||||||||||||||||
• Max Wildiers,Afscheid van Los Alamos. Notities uit het nucleaire tijdvak, uitg. DNB / uitg. Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2080 Kapellen, 1987, 125 × 210 mm, 93blz., gen. 325 fr. - De auteur poneert dat, in het licht van de technologische evolutie, het optimisme van de vorige eeuw in wetenschappelijke kringen volledig heeft afgedaan en dat de bekommernis om de overlevingskansen van de mensheid in de eerste plaats van uit die kringen zelf vertrekt. Toch zijn er hoopgevende symptomen voor een cultuur van morgen: | ||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||
de belangstelling voor de artistieke scheppingen uit vroegere, meer harmonieuze periodes (o.a. voor de klassieke muziek), de nieuwe zin voor het mysterie van kosmos en leven, die in het westerse bewustzijn groeit. In zes cultuurhistorische essays stelt hij deze diagnose. Hij wijst erop hoe de moderne mens als een nieuwe Prometheus, in zijn beheersing van de natuur door wetenschap en techniek, de rationaliteit van de macht heeft gevestigd, maar hoe deze ook tot zelfvernietiging leidt. Uit de angst hiervoor ontstaan tegenstromingen als de ecologische beweging, de vredesbeweging, het opkomen voor de mensenrechten. De rationaliteit van de macht maakt geleidelijk plaats voor de ‘rationaliteit van de schoonheid’, die weer oog heeft voor de ethische, esthetische en religieuze dimensies van het bestaan en streeft naar een wereld van evenwicht en vrede, schoonheid en harmonie. Op de verantwoordelijken rust de grote taak om de nieuwe generaties van deze mogelijkheden bewust te maken en, tegen het pessimisme in, te doen geloven dat de mens meer dan ooit zijn lot in handen heeft door een verstandig gebruik te maken van wat de technische ontwikkeling hem biedt. Ook deze essays zijn gegroeid uit de enorme belezenheid en eruditie van de auteur, die bovendien zijn opmerkelijke zin voor synthese paart aan een heldere stijl. Aanbevolen aan allen die zijn bekommernis delen en met hem geloven dat in ‘het nucleaire tijdvak’ nog écht leven en beschaving mogelijk zijn. Een detail van technische aard: te veel zetfouten ontsieren de tekst! rvdp | ||||||||||||||||
• Weerwoord over Renaat Ramon,Uitg. Poëziecentrum, Hoornstraat 11, 9000 Gent, 1987, 135 × 210 mm, 74 blz., gen. 295 fr. - Deze uitgave sluit onmiddellijk bij Noodweer aan. Boeiend is het interview van de dichter met Hendrik Carette, omdat hij daarin zijn poëzie-opvatting toelicht. Verhelderend zijn ook de opstellen van Luc Pay en Dr. Emiel Willekens. De eerste belicht in ‘Een keurvorst in grisaille of elementen ener theorie van het onromantisch ramonisme’ Ramons werkelijkheidsvisie. De tweede karakteriseert in ‘Het werkwoord vallen’ het geheel van zijn dichterschap, dat in Weerwoord onvoorwaardelijk wordt geprezen. Marnix R.A. Coppens zorgde in beide publikaties respectievelijk voor nauwkeurige bibliografische aantekeningen en een bibliografie. rvdp | ||||||||||||||||
• Johan de Wit,Adieu Utrecht I. Gedichten, uitg. in eigen beheer (J. de Wit, 35 Blairderny Road, Londen S W 2 4 S D, 1987, 145 × 210 mm, 18 blz., geniet 100 fr./fl. 5 - ‘Ik heb schrik mezelf te blijven / daarom ga ik weg’ (15) woorden die Joh. de Wit uitspreekt in zijn boeiend bundeltje ‘Adieu Utrecht’. Af en toe treffen we magische verzen aan als: toen ik verkoold was... / kwam je te voorschijn / met je strakgespannen warmte / die mij omhoog gooide. Joh. de Wit kruidt zijn poëzie met verrassende tegenstellingen. In de titel spreekt de dichter een ‘Adieu’ uit en ergens schrijft hij: gebukt zal ik de aarde verlaten / stiekem / zonder afscheid te nemen. (5) Niemand komt halen / wat ik verloren heb... ik heb je veel te bieden. (10) J.d.W. schrijft rake beelden: blader niet in mijn vrijheden / ze spuiten gif. (5) Er is geen opzet / in de betovering. (8) Soms staan we voor een hermetische zegging die tot herlezen noopt. Hij eigent zintuigen niet specifieke waarnemingen toe: (voelen en horen:) met de hand wachten / tot het geluid van de bel / oplost (3); je luistert met je handen (15); (zien en horen:) je ogen hebben ontdekt / het viermaal bellen. Of hij zal b.v. het spreek- of smaakorgaan een geestelijke akte toekennen: de tong zal blijven denken (3). Evenwel komt volgende curiositeit bij mij niet goed over: in de Heilige Oorlog / verzoekt het Zaad / Uitstorting van de Heilige Geest / kkooommm kkooooooommm NU! ‘Adieu Utrecht’ lezen, is een poëtisch veld betreden doorspekt met verrassende evocaties. F.F. | ||||||||||||||||
• B.F. van Vlierden,Een poëtica van de Europese roman, uitg. DNB / uitg. Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2080 Kapellen, 1987, 150 × 220 mm, 356blz., gen. 795 fr. - In 1969 schreef B.F. van Vlierden (beter gekend onder zijn schrijversnaam Bernard Kemp) Van In 't Wonderjaer tot De Verwondering, met als ondertitel ‘Een poëtica van de Vlaamse roman’. Dat magistrale boek bracht een nieuwe en tevens persoonlijke visie op de interne ontwikkeling van de Vlaamse roman, een ontwerp dat nog door vele detailstudies zou kunnen bevestigd worden. B.F. van Vlierden was intussen reeds bezig met een nog ruimer én ambitieuzer concept: een gelijkaardige studie over de Europese roman. Zijn even onverwachte als voortijdige dood in 1980 heeft hem echter niet meer de kans geboden het helemaal uit te werken en te voltooien. Zeven jaar na zijn heengaan hebben zijn vroegere medewerkers het al bestaande corpus persklaar gemaakt voor een postume publikatie, die tegelijk als hulde kan gelden aan hun grote voorganger en ‘leermeester’. De waarschijnlijke ondertitel is nu de titel geworden: Een poëtica van de Europese roman. Andermaal ligt er een werk voor, zoals er in ons taalgebied (te) zelden worden geschreven. Van Vlierden brengt meer dan een schets van de ontwikkeling van de Europese roman van het begin van de 18de eeuw tot 1945. (De jaren sindsdien heeft hij helaas niet meer kunnen afwerken.) Ook in dit boek onderzoekt hij de artistieke rol die een roman kan spelen in zijn verhouding tot de werkelijkheid, de maatschappij, de lezer. Daarbij hanteert hij vier parameters, die intrinsiek met elkaar verbonden zijn en met elkaar verschillende relaties opbouwen, die ‘al naargelang tijd en ruimte wisselende klemtonen krijgen’: werkelijkheidsbeleving (esthetisch), maatschappijbeeld (sociologisch), kunstenaarsethos (ethisch), vormgeving (poëtisch). Na een korte voorgeschiedenis heeft hij zijn werk in vijf grote periodes ondergebracht: verlichting en sentimentalisme, romantisch realisme, realisme en naturalisme, symbolisme en vitalisme, expressionisme en existentialisme. Elk hoofdstuk bevat twee delen: de uitgangspunten waarbinnen na een korte inleiding met de referentiekaders telkens de vier parameters worden toegepast en de belangrijkste vertegenwoordigers met de beoefende romangenres. Het geheel vormt echter een bont mozaïek, waaruit duidelijk de evolutie zichtbaar wordt van de burgerlijke, rationele roman van de 18de eeuw, over romantiek en realisme, naar ‘de roman als klinische methode en existentieel onderwerp’ in de eerste helft van de 20ste eeuw. Geplaatst tegen de achtergrond van het tijdsgebeuren én van de geestelijke ontwikkeling, brengt het boek tevens een dieper inzicht in het zich steeds vernieuwende geestesleven, dat op de wisselende vormgeving en gedaanteveranderingen van het romangenre onbetwistbaar een invloed heeft gehad. Ook dit boek getuigt van inzicht én visie, die steunt op de nodige verbeeldingskracht om het louter filologische te overstijgen, maar juist op basis van de wetenschappelijke verworvenheden ook een boeiend en leesbaar, zij het geen gemakkelijk werk te schrijven. Wellicht kan het persoonlijke vanuit louter objectief standpunt hier en daar aangevochten worden, maar het geeft anderzijds aan het boek zijn intrigerend en vernieuwend karakter. De vaste greep op de stof wordt bovendien omgezet in een kleurige en zwierige taal met gevatte en vaak ook gedurfde formuleringen. Al diegenen die zich voor de ontwikkeling van de Europese roman als cultuurleven interesseren, zouden het boek moeten lezen: filologen, studenten, docenten, leerkrachten S.O. (omwille van de praktische bruikbaarheid!), maar ook de gewone romanlezer, die zijn inzichten wil verruimen en de grote Europese romans voortaan beter wil situeren in de ruime context waarbinnen ze geschreven werden. rvdp | ||||||||||||||||
• David LewisPotlood Tekentechnieken, uitg. Cantecleer bv, 1988; oorspronkelijke titel: Pencil Drawing Techniques (uitg. Watson-Guptill Publications, 1984), 210 × 275 mm, 107 blz., geïllustr. met zw.-w. tekeningen. - Aquarel Schildertechnieken, uitgave Cantecleer bv, 1988; oorspronkelijke titel: Watercolor Painting Techniques (uitg. Watson-Guptill Publications, 1983), 210 × 275 mm, 119 blz., geïllustr. met kleurenreprodukties van aquarellen. Beide werken werden vertaald door Lies van Velsen (Amersfoort) en verspreid in België door Uitgeverij Westland nv, Th. van Cauwenberglei 101, 2120 Schoten. Ze zijn beide ingenaaid en kosten respectievelijk 690 en 790 fr. - Beide werken zijn handzame instructieboeken voor wie met deze technieken kennis wil maken of zich erin wil bekwamen. Ze lenen zich m.i. uitstekend tot zelfstudie in deze disciplines. Het boek over Potlood-tekenen begint met een inleiding, waarin de samensteller van het boek, David Lewis, o.m. de kunstenaars voorstelt die als co-auteurs aan de tot-standkoming van het boek hebben meegewerkt, nl. Ferdinand Petrie (Het potlood hanteren/Landschappen), Rudy De Reyna (Grondbeginselen van het tekenen), Douglas Graves (Portretten), Norman Adams (Dieren), John Blockley en Richard Bolton (Schetsen voor aquarellen). Al deze in de Angelsaksische landen bekende kunstenaars, hebben eerder al zelfstandig werken over tekenen en schilderen gepubliceerd en voor dit boek werd uit die werken geput. Bij de opsomming van deze kunstenaars werd meteen het door hen behandelde onderwerp opgegeven. Stap voor stap wordt de geïnteresseerde lezer wegwijs gemaakt in de wetenschap én de kunde van het potloodtekenen. Nadat een aantal basisbegrippen en -methoden werden uitgediept, zoals daar zijn potloden kiezen, doezelen, toonwaarden, basistechnieken, perspectief (met de nodige oefeningen) e.d., wordt de lezer er toe aangezet nieuwe technieken uit te proberen. Het aquarelboek wordt ingeleid door Wendon Blake die erop wijst dat het boek stoelt op het werk van zeven ‘uitzonderlijke aquarellisten’ en aldus een gevarieerde kijk op de aquareltechnieken geeft en dit ‘zowel voor de beginner als voor de meer ervaren aquarelschilder’. Die kunstenaars zijn Charles Reid en Richard Bolton die het achtereenvolgens hebben over materiaal, gereedschap en penseelvoering. Christopher Schink behandelt het deelonderwerp ‘kleur’ en vraagt daarbij ook ruime aandacht voor het moeilijke mengen van kleuren. John Blockely en Zoltan Szalo bespreken daarna ‘het landschap’, terwijl het driemanschap Richard Bolton, Zoltan Szalo en Georg Shook het uitvoerig hebben over de ‘textuur’. Zoltan Szalo gaat dan alleen verder met een aantal ‘close-ups in de na- | ||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||
tuur’, waarbij hij o.m. het schilderen van wilde bloemen, gevallen bladeren, grassen, begroeide rotsen, enz. met de lezer bespreekt. Het laatste onderdeel neemt E. John Robinson voor zijn rekening en onderricht de lezer in de techniek van de ‘zeegezichten’ met o.m. schuimende branding, branding op rotsen en de machtige oceaangolven. Een uitzonderlijke aantrekkelijkheid van deze aquarelcursus is de overvloedige illustratie in kleuren, die vaak als voorbeeld-materiaal in diverse fases wordt opgebouwd. R.D. | ||||||||||||||||
• Paul IbouActiva 33, uitgave Groep Interecho vzw, ‘Hof van Lyere’, Hofeinde 2, 2240 Zandhoven, 1988, met voorwoord van Paul Cambré en Liliane E. Staal en een inleiding van Koen Goderis, geïll. met kleuren- en zwartwit tekeningen en foto's, 245 × 340 mm, meer dan 200 (niet gepagineerde) bladzijden (papier 170 g/m2), ingebonden 3.000 fr. - Voor niemand zal het werk van Paul Ibou (eigenlijk Paul Vermeersch) een ‘onbekende’ zijn, want iedereen zal wel ooit eens - mischien zelfs zonder de naam van de kunstenaar te kennen - getroffen zijn door een of ander van zijn ontwerpen. Welke Antwerpenaar b.v. kent niet de ‘tekening’ (uit 1983) waarmee het Provinciaal Bestuur zich voorstelt, of het logo van de Universitaire Instelling Antwerpen? Welke Vlaming kent niet het symbool van de Belgische Tiercé?... om maar een paar van zijn ontwerpen te noemen. In onderhavig boek, uitgegeven n.a.v. zijn 33 jaar beroepsactiviteit staan een groot aantal van de ontwerpen van Paul Ibou afgebeeld, vaak in hun verscheidene vormen, in kleuren of zwartwit. Maar we zouden Paul Ibou - die weliswaar specialist is in het ontwerpen van logo's - onrecht aandoen als we hem alleen als ontwerper van logo's en firmasymbolen zouden vermelden. Hij is veel meer: grafisch vormgever, typograaf, design-adviseur, reclamedeskundige, beeldend kunstenaar, boekontwerper... en naar mijn bescheiden mening een uiterst veelzijdige graficus. Hij tekende o.a. meer dan 250 affiches, ontwierp meer dan 500 verpakkingen, honderden boekkaften en kalenders, tekende verantwoordelijk voor de lay-out van heel wat boeken en tijdschriften, verzorgde tentoonstellingsstands en vervaardigde allerlei decors... te veel om op te sommen of in het boek allemaal te tonen, zodat men noodgedwongen zich heeft moeten beperken tot een strenge selectie. Maar wat er getoond wordt is toch reeds overweldigend en het wekt dan ook geen verwondering vast te stellen dat Paul Ibou met zijn ontwerpen en grafisch werk in het algemeen internationale faam heeft verworven. Koen Goderis leidt deze ‘monografie’ of beter gezegd dit lijvig kunstboek in, waarbij hij Paul Ibou indringend typeert als de ‘motor die niet stil kan vallen, waarin een vonk steeds opnieuw creatieve brandstof ontsteekt en eindeloos omzet in drijfkracht...’ en verder zijn leven als mens en kunstenaar schetst om te besluiten met erop te wijzen dat dit boek ‘geen eindpunt (betekent) achter een carrière, maar een mijlpaal op een nog onvoltooide reis’. Deze inleiding staat afgedrukt in het Engels, het Frans, het Duits en het Nederlands (waarbij het mij een open vraag blijft waarom het Nederlands pas als vierde (i.p.v. eerste) taal aan de beurt komt?). Daarna volgen over ca. 180 (ongenummerde) pagina's de afbeeldingen van zijn zovele ontwerpen, hier en daar doorspekt met een tekst van Paul Ibou zelf over zijn kunstvisie of van een andere over hem (zoals b.v. van Fernand Baudin, Ivo Michiels, Nic van Bruggen, Charles Rohonyi, enz.). Daarop sluiten een tiental pagina's aan die de huidige ‘woonstede’, het kasteel ‘Hof van Lyere’, in Zandhoven, van Paul Ibou tonen, waarbij we tevens een familiefoto van hemzelf en van zijn vrouw Liliane E. Staal kunnen bewonderen. Dit kasteel, dat vervallen dreigde te raken, heeft het echtpaar omgetoverd tot een heuse ‘adellijke’ woonst, waar het prettig wonen moet zijn. Daarna vindt men het ‘Curriculum vitae’ van de kunstenaar met vermelding o.m. van zijn talrijke bekroningen, zijn tentoonstellingen, de belangrijkste ‘reportages’ over Paul Ibou en zijn werk in de pers, de auteurs die ooit over hem geschreven hebben, de uitgaven waarin over hem gepubliceerd werd en zijn vele, vele opdrachtgevers (bedrijven, individuelen, overheidsinstanties, verenigingen, enz.). Tot slot het hoofdstuk ‘Events’, waarin aan de hand van zw.-w. foto's en onderschriften de ‘high lights’ uit het leven van Paul Ibou (vanaf zijn geboorte over alle stadia van zijn carrière heen tot op heden) afgebeeld worden. Een schitterend boek dat we aan alle bewonderaars van de grafische kunst in het algemeen en van het werk van Paul Ibou in het bijzonder zonder terughoudendheid aanbevelen. Het werk kan rechtstreeks bij de uitgever besteld worden door overschrijving van 3.000 fr. op rek. 320-0331116-28 of via de boekhandel aangevraagd worden. R.D.
• Koninklijk Conservatorium Brussel, 1827-1987/1967-1987 Nederlands Conservatorium. Uitg. van de Vriendenkring van het Kon. Conservatorium Brussel vzw; eindredactie van Jeannine Stengele, voorwoord van Jozef Lambrechts, André Monteyne en Hugo Weckx; inleiding door Kamiel D'Hooghe, directeur; geïll. met kleuren- en zw.-w. foto's, 300 × 210 mm, 40 (ongepagineerde) blz., geniet in een kartonnen kaft, 200 fr. te bestellen in het Kon. Conservatorium Brussel, Regentschapsstraat 30, 1000 Brussel. - Onderhavige brochure werd met bibliofiele zorg uitgegeven n.a.v. het twintigjarig bestaan van de Nederlandstalige afdeling van het Koninklijk Conservatorium Brussel, een instelling die in 1987 reeds 160 jaar bestond en gesticht werd in de vóór-Belgische tijd onder Willem I. In een eerste gedeelte wordt de geschiedenis geschetst tot 1966, met andere woorden de ontwikkeling van het unitaire conservatorium. Aan de hand van een vlot lezende tekst van Dr. Henri Vanhulst, professor muziekgeschiedenis, en geïllustreerd met (meestal historische) foto's van belangrijke personaliteiten van het Conservatorium, wordt een boeiend verhaal opgehangen, waarin duidelijk de belangrijkheid van het Brussels conservatorium in het geheel van de geschiedenis van onze vaderlandse muziekontwikkeling naar voor treedt. Op 9 september 1966 verschijnt een K.B. waarbij het conservatorium gesplitst wordt in een Nederlandstalige en een Franstalige sectie, elk met een eigen directeur: Kamiel D'Hooghe voor de Ned. afdeling en Camille Schmitt voor de Franse afdeling. Onmiddellijk kent de Ned. sectie een grote bloei en in het schooljaar 1986-87 waren er bijna 600 studenten ingeschreven, zodat de huidige gebouwen te klein geworden zijn en de huisvesting een nijpend probleem blijft. De gerestaureerde ‘Boesdaelhoeve’ (Toekomstlaan, 1640 Sint-Genesius-Rode) die het Kon. Conservatorium Brussel ter beschikking kreeg en waarin o.m. klassen en een auditorium werden ingepast, zal voor dit probleem althans gedeeltelijk een oplossing brengen. In de schoot van het Conservatorium is een Concertvereniging gesticht die samen met het Kon. Ned. Conservatorium zelf een belangrijke rol speelt in het muziekleven van Brussel en aldus de Vlaamse aanwezigheid in de wereld van de muziek bestendigt. R.D. | ||||||||||||||||
• Rudolf van de PerreDie lezen mogen eenzaam wezen. Vijftig gedichten kort belicht, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1987, Keurreeks nr. 171, 208 × 128 mm, 126 blz., gen. 275 frank. - In een tijd waarin de poëzie steeds maar hermetischer werd, verleerde ik het stilaan gedichten te lezen. Ik voelde me steeds meer en meer buitengesloten uit de wereld waarin de dichter zich uitte. De grote verdienste van onderhavig boek is voor mij althans dat ik na en door de lectuur ervan opnieuw ‘bekeerd’ ben tot het poëzielezen. Rudolf van de Perre geeft in dit vlot leesbaar boek commentaar bij vijftig gedichten uit de Noord- en Zuidnederlandse poëzie van de laatste vijftig jaar en hij doet dat magistraal, met zoveel inzicht en schroom dat we als lezer enerzijds voldoende gegevens hebben om het gedicht te ‘verstaan’ en er anderzijds voldoende onuitgesproken blijft, zodat Van de Perre ons de ruimte laat om zelf al lezend het gedicht te benaderen en aan te voelen. Hij ‘dissecteert’ de gedichten niet. Hij zet slechts hier en daar ‘richtingwijzers’ uit, zodat de geïnteresseerde lezer zijn weg doorheen de gedichten vinden kan en aldus in contact kan komen met de dichter. Over de keuze van de opgenomen gedichten kan men van mening verschillen: het is en blijft een subjectieve keuze, maar Van de Perre is er m.i. in geslaagd een evenwichtige keuze te maken, zowel tussen Noord en Zuid, als tussen moderne en ‘klassieke’ poëzie. Voor allen die belangstelling hebben voor poëzielezen, zal dit boek een welgekomen en veilige gids zijn. R.D. | ||||||||||||||||
• Erwin D.A. PenningDe touwtjes los, de wereld in. Twintigjaar Teater Taptoe, uitg. Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Prov. Culturele dienst, Bisdomplein 3, 9000 Gent, reeks: Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen - Nieuwe Reeks nr. 27, 1988, zw.-w. foto's, 155 × 240 mm, 80 blz., 200 fr. (rek. nr. 091-0059890-70). - In de reeks ‘Jaarboek Bijdragen’ van het Kultureel Jaarboek van de provincie Oost-Vlaanderen, verscheen - uiteraard n.a.v. het 20-jarig bestaan van Teater Taptoe - een door de Gentse recensent Erwin D.A. Penning geschreven werkje van een tachtigtal bladzijden onder de titel: De touwtjes los, de wereld in. Het provinciebestuur zet hiermee een traditie door die in 1976 begon met Lanckrocks jaarboekbijdrage over Toneelstudio '50 en het Arcatheater. En in dezelfde reeks verscheen in 1981 ‘Twintig jaar Teater Vertikaal’ (Rita Passemiers). In het Taptoeboek gaat de auteur thematisch te werk onder vijf afzonderlijke invalshoeken: Van jongensdroom tot gezelschap; Marionetten en mensen; Een waaier van mogelijkheden; De volkse voedingsbodem; en Een staat van verdienste(n). ‘Vlaanderen’ interviewde Freek Neirynck n.a.v. dit Taptoejubileum: onze eigen bijdrage tot het welslagen van de viering. d.v. | ||||||||||||||||
• Marion BradleyStormen over Troje, uitg. De Boekerij, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 1988, 220 × 145 mm, 560 blz., geb. 775 fr. - Inspelend op de revival van de historische roman verschijnen steeds meer werken die ook een heel breed lezerspubliek kunnen aanspreken. Met haar Nevelen van Avalon heeft Marion Bradley een enorm succes gekend. Zij herschreef er de legende van koning Arthur vanuit het standpunt | ||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||
van de vrouwen. Haar nieuw boek Stormen over Troje vertoont eenzelfde invalshoek: de geschiedenis van Troje wordt er bekeken vanuit de gezichtshoek van Cassandra. Ofschoon zij van Apollo de gave van de profetie heeft ontvangen weet zij zich aangetrokken door de roep van de Aarde Moeder. Die matriarchale opstelling wordt nog versterkt door haar opvoeding bij de Amazonen. Terug in Troje wijst zij de liefde van Apollo af en wordt door hem gestraft: niemand zal haar voorspellingen nog geloven. Wanneer haar tweelingbroer Paris de Spartaanse Helena schaakt, volgt de bekende expeditie van de Griekse troepen. De Trojaanse mannenmaatschappij blijft blind voor de onheilsvoorspelling van Cassandra. Alleen Aeneas, die verliefd wordt op Cassandra, begrijpt haar en luistert naar haar waarschuwing. Na de val van Troje wordt Cassandra door Agamemnon naar Mykene meegevoerd maar door Clytaemnestra weer vrijgelaten. Bradley heeft de gegevens van de Homerische epen en de tragedies van Aeschylus en Euripides vrij aangewend in een herschepping van de sage. Maar er is ook een moderne bron... In haar indrukwekkende Kassandra (1983, Ned. vert. 1984) heeft de Oostduitse schrijfster Christa Wolf een matriarchale visie op de Trojaanse oorlog uitgeschreven en ook bij haar is er reeds sprake van een liefde tussen Aeneas en Cassandra. Bij Wolf is er evenwel een duidelijke interactie tussen heden en verleden: zij wil door de figuur van Cassandra kritiek leveren op de hedendaagse patriarchale maatschappij. Haar nabeschouwing In de ban van Kassandra (vert. 1987) was in die zin betekenisvol. Door de breedvoerigheid van haar verhaal blijft Bradley steken in de Trojaanse context. Niettemin houdt zij de lezer geboeid in het tekenen van de persoonlijke tragiek van Cassandra als laatste der Amazonen in wie de vrouwelijke grootheid overleeft. In het brede veld tussen literatuur en populaire roman is Stormen over Troje een historische ontspanningsroman van een betere soort. p.l. | ||||||||||||||||
• Noël Golvers - Ulrich LibbrechtAstronoom van de Keizer. Ferdinand Verbiest en zijn Europese Sterrenkunde, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1988, 166 × 240 mm, geïllustr. met foto's, tekeningen en schetsen, 254 blz., gen. 745 fr. - De Astronomia Europaea (1687), waarin Verbiest terugblikt op elf jaar verblijf aan het hof van de Chinese keizer, heeft geen wetenschappelijke bedoelingen. Veeleer wil de missionaris-‘wetenschapper’ ermee indruk maken op de Chinezen en vooral de Europeanen, voor wie het werk werd geschreven, ervan overtuigen dat zijn missioneringsmethode juist was: zijn wetenschappelijk aanzien zou hem bij de verkondiging een gezagsargument bezorgen en hem eventueel de kans geven op te komen voor vervolgde christenen. In het voorwoord schrijft Verbiest: de Europeanen zullen ‘met des te meer goodwill dit stuk over de Astronomia willen bekijken, als ze beseffen (...) dat onze Astronomia ook nu nog de voornaamste wortel blijft voor de voortplanting van die Leer over heel China’. De Astronomia Europaea, die de basis van de Verbieststudie is geworden, werd n.a.v. het Verbiestjaar in een Nederlandse vertaling uitgegeven. Prof. Ulrich Libbrecht (KUL) geeft in een reeks overzichtelijke schetsen een beknopte biografie van Verbiest tegen de achtergrond van het Contrareformatorische Europa en de Zuidelijke Nederlanden van de 17de eeuw, het wetenschappelijk klimaat in die tijd en een beeld van China zoals Verbiest het bij zijn aankomst in 1659 aantrof. Classicus Noël Golvers, die voor de vertaling instond, licht vooraf de betekenis van het werk toe. De dubbele thematiek weerspiegelt zich in de structuur van de Astronomia: het herstel van de Europese astronomie in China door de proefobservaties van Verbiest en zijn rol in het Astronomisch Bureau (c. 1-11), de technologische verwezenlijkingen van de Europese mathematische hulpwetenschappen (c. 13-28). Tussenin komt het zgn. Compendium Latinum, een vroeger gepubliceerd Latijns werkje (c. 12). Ondanks het feit dat de niet opgenomen Latijnse tekst geen toetsing mogelijk maakt, is deze geannoteerde vertaling merkwaardig. De technologische aard van de tekst en de sinologische context hebben de vertaler blijkbaar niet afgeschrikt. Het resultaat is een helder en bijzonder leesbaar Nederlands tractaat geworden. Het grote lezerspubliek, dat tot nu toe alleen algemeenheden over leven en werk van Verbiest kende, krijgt in deze vertaling van een werk van Verbiest zelf, bijna uit de eerste hand een concreet beeld van wat hem in het verre China bezighield. De talrijke foto's, tekeningen en schetsen illustreren de technische teksten en verhogen nog de documentaire waarde van het boek. Voor het grote publiek is dit een boeiend en blijvend resultaat van het Verbiest-project van de KUL, waar nog enorm veel materiaal op ontginning te wachten ligt. Met deze uitgave hebben de auteurs en het Davidsfonds niet alleen een substantiële bijdrage geleverd tot het Verbiestjaar: ze hebben ook Vlaanderen een grote dienst bewezen door het een van zijn beroemde zonen terug te schenken in een revelerend boek van zijn hand. p.l. | ||||||||||||||||
• Libert Vander KerkenLuisteren naar de stilte, DNB/Uitgeverij Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2080 Kapellen, 1987, 125 × 210 mm, 179 blz., gen. 550 fr. - Goede wijn behoeft geen krans. Dat is zeker waar voor deze nieuwe bundeling van dertig (korte) essays, die voorheen in Standaard der Letteren verschenen zijn. Zoals gebruikelijk is de titel van het boek ontleend aan het eerste essay, maar hij dekt verder ook de lading van het geheel. Stilte is in onze tijd maar al te zeer een vergeten woord. Ze is echter juist de conditio sine qua non om door te dringen tot, zich te bezinnen over de kern van wat ons dagelijks bestaan uitmaakt. Dat kan velerlei gedaanten aannemen. Zo zijn er b.v. beschouwingen over het kijken naar de sneeuw, de kunst van het vergeten, het wachten, stille aandacht, schaduw en licht, enz., maar evenzeer over de publieke opinie, taal en politiek, dialectiek van het wantrouwen. Het eigene van deze essays is nu dat de erudiete en geleerde auteur nergens ‘geleerd’ doet, ofschoon hij vaak vertrekt van een citaat (met een voorkeur voor Franse auteurs), de lectuur van een boek of de uitspraak van een of andere filosoof. Ook een doodgewone, alledaagse ervaring kan aanleiding zijn tot een diepgaande bezinning over wat het leven zinvol en gelukkig kan maken. L. Vander Kerken is immers geen ‘doemdenker’ en wijst de lezer de weg naar een eenvoudig, doch duurzaam geluk. Deze essays getuigen andermaal van de spreekwoordelijke helderheid van de auteur, zijn verfijnde humor en zijn verworven wijsheid, die in de formulering vaker de vorm aanneemt van een aforisme. Sterk aanbevolen voor wie nog kan ‘luisteren naar de stilte’ en openstaat voor de onvermoede rijkdom die haar taal ons biedt. (rvdp) | ||||||||||||||||
• H. Heughebaert, A. Defoort en R. Vander DonckArtistieke opvoeding, uitg. Den Gulden Engel, Herentalsebaan 455, 2220 Wommelgem, 1988, geïllustr., 245 × 335 mm, 104 blz., gebonden 650 fr. - In onze op wetenschap en techniek afgestemde wereld, dreigt de artistieke opvoeding meer en meer in de verdrukking te komen. Dit handboek wil de leerlingen van het Secundair Onderwijs daarvoor behoeden. ‘Handboek’ is een te schrale en zakelijke omschrijving voor dit schitterende boek, dat tegelijk veel méér is en voor alle gegadigden een boeiende introductie biedt tot de wereld van de muziek en van de beeldende kunsten. De auteurs willen de leerlingen/gebruikers helpen de weg te vinden ‘naar begrip en inzicht in de beeld- en muziektaal en naar de boodschap die uit de kunsten spreekt’. Het is vooral door de aanpak en de uitwerking dat dit boek zich van andere gelijkaardige uitgaven onderscheidt. Het biedt geen historisch overzicht als dusdanig, geen encyclopedische opsomming van namen of wetenswaardigheden, maar het vertrekt vanuit het kunstwerk zelf om op die wijze door te dringen tot het wezen van de behandelde materie. Voor de beeldende kunsten is telkens één representatief werk uitgangspunt om door te stoten tot de kern van de stroming waartoe de kunstenaar behoort, b.v. Het Lam Gods van Jan van Eyck voor de Vlaamse Primitieven in de Middeleeuwen of een Compositie van Piet Mondriaan voor de geometrische abstracte kunst. Voor de muziek wordt per periode de muziektaal in haar opvallendste kenmerken geanalyseerd om de evolutie in de muzikale schrijfwijze te kunnen volgen. Daarnaast worden nog enkele aspecten van de muziekcultuur in elke periode belicht, soms een genre (het aristocratisch en hoofs lekegezang in de middeleeuwen b.v.), soms een componist of een bepaald werk (b.v. Die Zauberflöte van W.A. Mozart), soms een thema doorheen de eeuwen (b.v. het Dies-iraemotief). Het geheel biedt ons, na een kennismaking met de kunst der ijstijden, de kunst in Egypte, Griekenland en Rome, een fundamenteel beeld van de westerse kunst, van de oorsprong tot de hedendaagse vormen van expressie. Elke periode wordt afgesloten met een kernachtig en helder, omkaderd besluit. Het boek werd bovendien rijkelijk geïllustreerd met meestal kwaliteitsvolle reprodukties, muziekvoorbeelden, teksten, citaten, schema's enz., zodat het ook een hoge documentaire waarde bezit. Artistieke opvoeding brengt geen voorgekauwde lessen, maar de creatieve leraar vindt er een onschatbare bron aan gegevens en mogelijkheden. Zowel leerkrachten als leerlingen en al diegenen die zich voor wezen en ontwikkeling van de kunst interesseren, zouden dit boek moeten gebruiken én bezitten. Het is het overwaard en de prijs werd voldoende laag gehouden. Auteurs en uitgever verdienen alle lof voor deze verwezenlijking. (rvdp) | ||||||||||||||||
• Martine de ClercqTwaalf en half, uitg. Den Gulden Engel, 2220 Wommelgem, 1988, 125 × 200 mm, 110 blz., genaaid. - Emma, een jonge intellectuele vrouw, gaat in op een merkwaardige advertentie van een Londens schrijver, de mysterieuze Mr. C. Ze zal er in het huis met nummer 12 1/2 zes maanden vertaalwerk moeten verrichten. Het enige contact met Mr. C. gebeurt via een tekstverwerker en een paar kille begroetingen. Via de tekstverwerker schept ze voor zichzelf een personage met wie ze haar intiemste verlangens kan delen, maar ze is er zich niet van bewust dat Mr. C. haar codenummer kent. Geleidelijk gaat haar fictief personage, mede in de hand gewerkt door een aantal onthullende gebeur- | ||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||
tenissen, in de realiteit de gedaante aannemen van Mr. C. zelf, wat bij het afscheid leidt tot een dramatisch hoogtepunt. Dit is het gegeven van wat een opmerkelijk debuut had kunnen worden, ware het niet dat inmiddels is bekend geraakt dat de uitgever zoveel aan het boek heeft veranderd en herschreven, dat de schrijfster beweert haar eigen werk niet meer te herkennen en het niet langer als háár boek kan erkennen. Als dit met de waarheid strookt - en er is geen reden om daaraan te twijfelen - is dit op zijn minst een bevreemdende en onthutsende gang van zaken. Al kan er op stilistisch vlak dus bezwaarlijk nog een objectief oordeel gegeven worden, toch zijn er in de roman interessante gegevens. Hij bevat niet alleen de zoektocht van een jonge vrouw naar de eigen identiteit, maar hij biedt ook iets van de poëtica van M. de Clercq, van haar eigen opvatting over het schrijverschap. Het boek dat tal van literaire reminiscenties oproept, verraadt een verfijnde cultuur en laat de mogelijkheden aanvoelen die M. de Clercq, zelf docente in de Europese letterkunde aan de Ufsal, als potentiële romanschrijfster bezit. Daarom is het des te spijtiger dat haar debuut in dergelijke omstandigheden op de markt moest komen. (rvdp) | ||||||||||||||||
• Hugo ClausSporen. Gedichten, uitg. Den Gulden Engel/Wommelgem, 1987, geïll. met een tekening van de auteur, 290 × 220 mm, blz. z.p., gen. 975 fr. - Titel en gedichten doen denken aan resten, overblijfsels, sintels, indrukken en tekens van liefde. De tien gedichten zijn sierlijk in taal gezette herinneringen aan of vluchtwegen naar de geliefde en de liefdeservaring: ‘Wie te gretig in het verleden graait / krijgt het bloed niet van onder zijn nagels. / In dat labyrint verliest hij zich / door wat zijn herinnering verzint... / De dag van vandaag is minder bitter / want gapend zei zij: ‘Ik wil niet slapen / want dan ben je niet meer in mij.’ Voor, na of tijdens elk hevig moment van beminnen dreigen leegte, eenzaamheid en dood: ‘Het lied zegt, ik kan het nog net verstaan, / dat het staat te sterven van de dromen’. Alleen de liefde leeft en doet leven. jvm | ||||||||||||||||
• Jo GisekinQuatre-Mains, uitg. Den Gulden Engel/Wommelgem, 1987, geïllustr. met tekeningen van Karel Roelants, 51 blz., 495 fr. - Deze gedichten stralen zinnelijk geluk uit. In alle seizoenen doen ze dat. In de lente: ‘(Nu) het licht aan splinters slaat / en maart de tinten van verlangen / braak voor me openlegt // sier ik mijn hart / met twintig appelbomen.’ In de zomer: ‘Ik sper de wimpers open / en jaag de zon / haar bruidsnacht in.’ In de herfst: ‘Mijn zomers zijn nog lang niet uitgedoofd / hoe herfstig ook de lijsterbes / de asters en het vlammensnoer van dahlia's...’. En in de winter: ‘Laat de minnaars juichen / en wintervogels kraken in / hun kleren: / zij wachten op het licht // december, steekt de toortsen uit.’ Allicht vertalen ze de positieve levenservaring van de dichteres zelf. Ook voor de lezer is het een verademing in die kommerloze, sensuele natuureuforie te mogen vertoeven. Het sluit de mogelijkheid niet uit dat Gisekins verzen er staan als een paradijselijk getooide vluchtheuvel, een uitwijkplaats waar dichter en lezer de dwaze gruwel van de wereld vergeten. Zolang ze dat nog kunnen! In elk geval bevat deze bundel mooie poëzie gewoon naar de ‘wentelgang der seizoenen’ gerangschikt volgens een oeroude familietraditie. Gisekins gedichten klinken fris en de beelden dartelen synesthetisch over de bladen. Er zijn de schalkse allusies op lectuurherinneringen, er zijn de tedere lofgezangen op verjongend echtelijk geluk waarvan kinderen het levenselixir brouwen. Elk gedicht afzonderlijk is de speelse ontwikkeling van enkele woordakkoorden waarvan de klank andere associaties opwekt. Elk uitgesponnen tekstgeheel verrast door kersverse betekenisrelaties die tintelen van zangerigheid. Misschien wat gekunsteld soms, als vingeroefeningen op het klavier, maar met het effect van argeloos, zorgeloos genieten bij wie dit leest. jvm | ||||||||||||||||
• Rose GrononAnne-Marie De Wuestenraadt, vertaling uit het Frans en begeleid door het essay ‘Silhouetten van de Schimmenspeler’ van Luc Daems, uitg. Den Gulden Engel/Wommelgem, 1987. - In dit prachtig uitgegeven boekje vertaalt Luc Daems een in 1939 verschenen en in het Frans geschreven novelle van Marthe Bellefroid, de echte naam van Rose Gronon. Het is typische Grononkunst: een tragische en wrede geschiedenis weet ze zo te vertellen dat atmosfeer en verbeelding de dramatiek ervan ontladen. De vertaling heeft die schrijf- en verteltrant niet verraden en verdient dus alle lof. Merkwaardig is het bovendien te mogen vaststellen dat Luc Daems de autobiografische context van dit verhaal in zijn toelichtend essay meeslepend weet te ontraadselen. De neerslag van die zoektocht verwekt bij de lezer die spanning en die ontroering, die hij al bij de lezing van de novelle zelf heeft mogen ervaren. jvm
• Vlaams Archief 87. Jaarboek van de Vlaamse Beweging, uitg. Grammens, Martelaarsplein 21, 1000 Brussel, 1987, 260 blz., gewone editie 925 fr., luxe-gebonden boekhandelseditie 1.435 fr. - Bevat drie rubrieken: Vlaamse Beweging, Voeren, Feiten en Meningen. Mark Grammens schrijft (overdreven?) optimistisch over de ‘Krisis van de Vlaamse Beweging’, Manu Ruys (voorzichtig) over Vlaanderen en de Vlamingen in de Belgische staat (‘Met de kracht van de gedachte’), Clem De Ridder kijkt tien jaar later met terechte trots op het mislukte Egmontpakt terug. Dan is er Voeren met o.a. een uitstekend, moedig overzichtsartikel van H. Todts. In de laatste rubriek heeft Durnez het over ‘Flanders Avonturen in Letterland’ en de rol van het boekwezen daarin. En eindelijk zijn er Desaeyers cijfers van ‘De geldstroom van Vlaanderen naar Wallonië’, een realiteit die alleen nog hardleerse flaminganten frustreert. Anderen zijn eraan gewend geraakt. Of vinden het normaal! jvm | ||||||||||||||||
• André Stoop, Bart MoenssensLexicon van het Muziekleven in het Land van Waas, Deel 1, Biografieën, uitg. Stadsbestuur van St.-Niklaas i.s.m. Bibliotheca Wasina, 1987, zw.-w. foto's, 210 × 300 mm, 264 blz., gen. 1.000 fr. - Het eerste deel van dit lexicon van het muziekleven in het Land van Waas is opgevat als een biografisch woordenboek. Het bevat gegevens over zowat iedereen die bij het muziekleven in de streek betrokken is: van componist tot muziekpedagoog, van klassiek beoefenaar tot amusementszanger(es). De biografische realia zijn accuraat en worden, zo mogelijk, aangevuld met bibliografische gegevens. Van de componisten is er een lijst van hun werken. Al bij al kan het Waasland bogen op een aantal vooraanstaande componisten, o.a. Peter Aerts, Ignace de Sutter, Cesar Hinderdaele, Jaak Opsomer, Edgar Tinel, Jef Van Durme, Camil Van Hulse, om er slechts enkelen te noemen. Bij het doorbladeren van dergelijk lexicon valt het trouwens op hoeveel mensen actief aan het muziekleven deelnemen en hoe in de wereld van de muziek, meer nog dan in andere kunstdisciplines, het talent zich vaak binnen dezelfde familie ontwikkelt. Om de bruikbaarheid van dit populaire naslagwerk te verhogen, werden tevens de adressen van de nog levende betrokkenen opgenomen. De foto's tonen sommigen nog erg jong, maar dat doet geen afbreuk aan de waarde die dit boek als bron van documentatie bezit. Een tweede deel zal het muziekverenigingsleven behandelen. (rvdp) | ||||||||||||||||
• Luc Van Den BrieleVan Edmond van Offel tot Jan Meeus. Een overzicht van de hedendaagse ex-libriskunst in Vlaanderen, uitg. Graphia vzw, p/a L. Van Den Briele, Bleekstraat 613, 2800 Mechelen, 1987, geïllustreerd, 190 × 255 mm, 32 blz. - Op een zestal pagina's tekst, verspreid tussen de 24 bladzijden met afbeeldingen, biedt de auteur een geografisch en chronologisch overzicht van bijna honderd jaar ex-libriskunst in Vlaanderen. Het begint bij Edmond Van Offel (1871) en eindigt met Jan Meeus (1961). Het werkje wil vooral een hulpmiddel zijn voor wie op zoek is naar een eigen ex-libris en naar een kunstenaar om het te ontwerpen. Voor dat laatste werd tevens een adreslijst van hedendaagse ex-libriskunstenaars opgenomen. Vermelden wij tenslotte dat van deze auteur in 1986 al Boek en Exlibris verscheen (cf. Vlaanderen, nr. 218, p. 355). T.C. | ||||||||||||||||
• Roger GeertsDe dans der metaforen, uitg. Berghmans Uitgevers, Frankrijklei 49, 2000 Antwerpen, Bergmannetjespocket nr. 6, 1988, geïll. met linosneden van Denijs De Backer, 108 × 190 mm, 60blz., genaaid. - Roger Geerts is als vertaler niet aan zijn proefstuk. In 1979 gaf hij de bundel Carmina Neerlandica uit, een keuze Nederlandse gedichten, vertaald in het Latijn. In De dans der metaforen heeft hij een gelijkaardige keuze van twintig gedichten samengebracht, die hij vertaalde in het Oudgrieks. Op een vers van Gezelle na (‘k Hore tuitend’ hoornen) richt de keuze zich op de 20ste eeuw, met bekende en minder bekende gedichten. Het moet een hele krachttoer zijn om het levende Nederlands in het klassieke Grieks over te brengen. R. Geerts heeft vooral gestreefd naar een ritmische vertaling en hij is daar, meen ik, voortreffelijk in geslaagd. Het boekje werd verzorgd uitgegeven met een ten geleide van Irène Vander Cruyssen, dat evenals het nawoord van B. Simantirakis, Consul-Generaal van Griekenland, in het Nieuwgrieks werd vertaald. Verder zijn er nog bio-bibliografische gegevens over de opgenomen dichters, twee linosneden van Denijs De Backer en een advertentietekst over Griekenland van Touring Club België. Zonder sponsoring zijn uitgaven als deze niet (meer) mogelijk. De dans der metaforen betekent echter niet alleen een eerbetoon aan het klassieke Grieks, maar ook een promotie voor onze poëzie. (rvdp) | ||||||||||||||||
• Jean-Paul van der PoortenFuga. Aalsterse kunstenaars over liefde en dood, uitg. Dialoog (Vereniging voor kunst, letteren en geschiedenis), Lindenstraat 68, 9300 Aalst, 1988, geïllustr. met reprodukties van schilderijen, 255 × 345 mm, 67 blz., geb. 750 fr. - Aan zeven te Aalst geboren of woonachtige schilders werd gevraagd één van de thema's van liefde en dood, waarover zeven recente gedichten van Firmin van der Poorten handelen, te illustreren of op een persoonlijke, autonome wijze te interpreteren. De zeven zijn: Etienne Bauwens, René Bekaert, Karel Heeremans, Fons Macharis, Wilhelm | ||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||
Mechnig, Walter Schelfhout en Herwig van Holsbeeck. Ze worden bovendien voorgesteld met een profielschets en een zelfportret. De gedichten van Van der Poorten hebben, zoals in zijn jongste werk meer voorkomt, een anekdotisch karakter, dat betrokken is op de realiteit van het leven en door de daarbij passende parlando-stijl direct aanspreken. De schilderijen getuigen inderdaad van een vrije interpretatie en variëren b.v. van de zuiver lineaire kunst van K. Heeremans over een marine van F. Macharis tot de geometrische constructies van W. Schelfhout. Alles samen is Fuga een bijzonder verzorgde en artistiek hoogstaande luxe-uitgave, die zoals de samensteller zegt ‘een staalkaart van het bloeiende hedendaagse kunstleven in Aalst’ biedt. (rvdp) | ||||||||||||||||
• Rudolf van de PerreAnton van Wilderode. Een monografie door Rudolf van de Perre, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1988, geïllustr. 160 × 246 mm, 289 blz., geb. 795 fr. - Deze monografie bestaat uit drie delen: eerst A. van Wilderodes levensverhaal, dan de ontleding van zijn geschriften en tenslotte de kenschetsing van zijn dichterschap. In het eerste deel situeert Van de Perre de literaire produktie in de biografische context van de Waaslandse priester, leraar en schrijver. Het tweede deel van dit boek dwingt respect af. Van de Perre schetst A. van Wilderodes dicht en ondicht inderdaad in hun veelzijdige, veelsoortige groei naar verdieping en versobering. Maar de auteur van dit essay leidt die evolutie over de grondstroom van enkele algemeen geldende constanten. Precies die ‘krachtlijnen’ vat hij in het derde deel van zijn boek samen. Vooreerst wordt A. van Wilderode voorgesteld als een dichter die dat dichterschap als een roeping opvat en als zodanig in zijn leven integreert. Als geroepene heeft zo'n dichter het evenwel niet zo makkelijk, want de winst van een gewaardeerd en bevrijdend dichterschap wordt de hele tijd door op de rekening van heel wat levensverlies geboekt. Dan is er ook nog de Vergiliuslijn in het werk van de meester: de Latijnse dichter is het grote voorbeeld in wie A. van Wilderode een zusterziel herkent. Van die Mantuaan heeft hij daarenboven geleidelijk aan de knepen van het (ver)taalvak geleerd. Ten vierde draagt A. van Wilderode zonder enig menselijk opzicht een christelijk-flamingantische boodschap uit en, last but not least, is er zijn religieuze bewogenheid. Ofschoon hij van bij het begin van zijn loopbaan weet heeft van de vreselijkheid van een verscheurde wereld, toch slaagt hij er telkens weer in hem te herscheppen in zijn oorspronkelijke gaafheid, zodat hij de lezer even terugbrengt naar een land dat laatstgenoemde (her)kent, een land dat aan zijn uiterste grenzen tot het Beloofde Land aan de overoever reikt. In deze prachtige monografie worden alle eer en glorie aan Anton van Wilderode gelaten. Terecht, want we mogen hem een klassiek dichter noemen. Om drie redenen. Als geen andere moderne schrijver uit ons taalgebied heeft hij de klassieke oudheid weer tot leven geroepen. Niet enkel de schoonmenselijkheid en de zin voor maat van de antieken, maar ook en vooral de troostende liefdesboodschap van een uit dezelfde oudheid stammende joods-christelijke cultuur. Dat is de eerste reden om hem een klassiek dichter te noemen. Bovendien past hij volkomen in de klassiek-retorische en -poëtische tradities van onze Westerse letterkunde. Hij weet oude dichtsoorten, rijmen en metra weer nieuw leven in te blazen door een naar het experimentele zwemende schrijftrant in de vaste bedding van de traditioneel-klassieke poëtica te laten lopen. Ten derde is Anton van Wilderode een voorbeeld van een dichter. Ieder lezer wordt door hem geraakt in zijn aangeboren, algemeen gevoel voor (positieve) waarden en voor schoonheid. Want meestal schrijft die dichter nog verstaanbare taal, die de dingen zegt alsof ze niet anders kunnen verwoord worden. Mensen stellen zo'n kunst erg op prijs. Daarenboven vertolken A. van Wilderodes geschriften dingen die van alle tijden en alle mensen zijn: de vervlogen (en gelukkige) kinderjaren, de pastorale geboortegrond, de bevochten vaderlandsliefde, de onvergetelijke reiservaringen, de esthetische beroezing, de romantische evasiedrang, de wellust van de weemoed en de hang naar eeuwige verten van geluk. jvm | ||||||||||||||||
• Jan Theuwissen e.a.Vlaams Romantisch Koorboek, uitg. ANZ, Vrijheidstraat 30-32 bus 14, 2000 Antwerpen, 1987, geïll. met zw.-w.-foto's, 210 × 285 mm, 167 blz., gen. 400 fr. (met reductie bij afname van min. 10 ex.). - Een keurig uitgegeven boek ligt voor mij op tafel... het Vlaams romantisch koorboek. Het is inderdaad, dr. Theuwissen, een unicum. Uw ‘woord vooraf’ stimuleert een muzikale liefhebber om deze uitgave te bekijken, eruit te zingen of eventjes op de piano de melodie of de begeleiding te volgen. Er is immers keuze te over. Vooreerst is er het gezonde evenwicht tussen religieuze en profane koorwerken. Veel minder bekende toondichters worden van onder het stof gehaald. Er zijn mogelijkheden voor drie,- vier,- vijf- tot zelfs zesstemmig koor. Af en toe wordt gezorgd voor een lied met orgel-, piano- of harmoniumbegeleiding. De oorspronkelijke spelling van het Nederlands wordt bewaard. Alsook worden tijdsaanduidingen en schakeringen overgenomen in de taal en de wijze waarop ze bij de componist voorkomen. Wie met deze verantwoording nog geen genoegen neemt, kan bij het ANZ nog altijd de oorspronkelijke bron consulteren. Iedere bladzijde is zeer overzichtelijk: de tekst is in voldoende groot lettertype afgedrukt, zodat zangers met een visuele handicap toch nog hun stem kunnen volgen. Het notenschrift en de muzikale tekens zijn duidelijk aangebracht zodat verwarring uitgesloten is. Praktisch zijn ook de biografieën met klare zwart-wit foto's van de componisten. Ze helpen de dirigent en de zangers om het lied en de toondichter beter te verstaan om zo het koorwerk optimaal uit te voeren. Dank dus aan de Heren van de Muzikale Adviescommissie van het ANZ: Jan Theuwissen, Kamiel Cooremans, Antoon Defoort, Hugo Heughebaert, Roger Leens, Vic Nees, Michael Scheck, Paul Schollaert, Paul Valgaeren, Juliaan Wilmots. Hopelijk wordt uit dit boek nu gezongen. Dit zou de beste stimulans zijn voor de redactie om nog meer zulke uitgaven aan te bieden. L.G. | ||||||||||||||||
• Provincie West-Vlaanderen. Jaarboek 1988Uitgegeven in opdracht van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad van West-Vlaanderen, 1988, geïll. met foto's (in kleuren en zw.-w.), kaarten, grafieken en tekeningen, 300 × 210 mm, 147 blz., genaaid, te verkrijgen bij de Dienst Pers en Publiek, Provinciebestuur, Burg 4, 8000 Brugge. - De Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen mag terecht gefeliciteerd worden met de eerste uitgave van het Jaarboek van de Provincie West-Vlaanderen en dit boek kan er inderdaad - indien het op ruime schaal verspreid wordt - naar de wens van de heer Olivier Vanneste, gouverneur (in het Woord Vooraf) toe bijdragen dat de burger zich meer betrokken gaat voelen ‘bij alles wat reilt en zeilt’ in de provincie. Een redactiecomité o.l.v. de heer Hendrik Olivier, gedeputeerde, heeft in 12 hoofdstukken de provinciale activiteiten van 1987 beschreven aan de hand van tekst, foto's, tekeningen en grafieken. Die twaalf hoofdstukken zijn: 1. De Provincieraadsverkiezingen van 13 december 1987 met o.m. de uitslagen van die verkiezing en de naamen adressenlijst van alle provincieraadsleden. - 2. Financies en administratie van het provinciebestuur met o.a. de provinciebegroting 1987 en het nieuw provinciaal belastingsstelsel. - 3. Aspekten (sic) van samenwerking, waarin uitgeweid wordt over de samenwerking tussen provincie en gemeenten. - 4. De ramp met de Herald of Free Enterprise. - 5. Openbare werken en infrastruktuur met een overzicht van de zorg voor de provinciale gebouwen, wegen, waterlopen en de twee Westvlaamse vliegvelden (Oostende en Wevelgem). - 6. Land- en tuinbouw, zeevisserij (o.m. het centrum Beitem, het Instituut voor zeewetenschappelijk onderzoek te Bredene en de mestoverschotten). - 7. Groenbeleid. Openluchtrekreatie. Provinciale Domeinen. Vrijetijdsbesteding (kruidentuin in prov. domein Lippensgoed-Bulskampveld in Beernem, volkstuintjes in Tillegembos, kweekcentrum voor bedreigde neerhofdieren). - 8. Toerisme (o.m. de vestiging van Westtoerisme in het kasteel van Tillegem). 9. Welzijnszorg (o.a. medische hulpverlening, sport, gehandicaptenzorg, ontwikkelingssamenwerking). 10. Onderwijs en naschoolse vorming met de cijfers van de schoolbevolking, over het P.T.I. Kortrijk, info i.v.m. studietoelagen, de Westvlaamse politieschool e.d. - 11. Kultuur en patrimonium (o.m. Palmares Provinciale Prijzen 1987, PMMK in Oostende, Bibliotheekwezen, Sint Salvatorkatedraal (sic), de Keizer Karel-schouw). - 12. West-Vlaanderen ekonomisch over de Intercommunales voor streekontwikkeling). Na deze twaalf hoofdstukken volgen nog een lijst met nuttige adressen en een zeer handzaam trefwoordenregister. De meeste teksten zijn vlot leesbaar en geven samen met de ‘beeldige’ illustratie een duidelijk beeld van wat het provinciaal beleid in het leven van de burgers te betekenen heeft. Terecht noemt de redactievoorzitter dit boek ‘een dokument (...) dat rijk is aan inhoud en mooi van beeld’. R.D. | ||||||||||||||||
• Marcel VerhelstIk wil wel geloven, maar wat?, uitg. Patmos, verspreid door DNB/Uitg. Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2080 Kapellen, 19882, zw.-w. illustr. 240 × 170 mm, 121 blz., gen. 395 fr. (met reductie vanaf 10 ex.) - De nieuwe taal van het geloof blijft nog teveel opgesloten binnen een kring van ‘specialisten’. Volwassenen en vooral jongeren, die slechts een fragmentarische kijk hebben op de religieuze beleving, voelen de noodzaak aan van een ‘totaalvisie’ op het christendom. Vanuit de uitdagingen van een a-religieuze cultuur waarin de jeugd zich vandaag beweegt, heeft Marcel Verhelst daartoe een geslaagde poging ondernomen. De drie polen die hij voortdurend voor ogen houdt, zijn: wereld, mens en God. Vanuit een eigentijds beeld dat de auteur van deze drie componenten schetst, zoekt hij naar het wezenlijke van de christelijke visie en beleving. Dat essentiële weet hij helder na te trekken in thema's als bijbel, kerk, Jezus, eucharistie, liefde, solidariteit, gebed, ethische problemen, symbolen en rituelen. Geschreven vanuit een rijke ervaring werkt het boek nergens vervreemdend maar plaatst het alle vragen omtrent geloof in het leven zelf. Dat | ||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||
is een niet geringe verdienste. Achter de vijftien bevattelijke hoofdstukjes, die telkens in een uitgebreide ondertitel met een synthesegedachte op de inhoud vooruitlopen, is de didacticus voelbaar, die evenwel nooit belerend wil zijn. Bedoeld voor jongeren, is dit werk voor volwassenen evenzeer aan te bevelen, zowel voor hun eigen geloofsduiding als voor hun omgaan met jongeren als ouder, opvoeder of catecheet. Jongeren met een weinig leescultuur zullen het boek zelfstandig aankunnen. Ideaal zou het zijn als jongeren en ouderen door een gezamenlijke lectuur van het boek de kloof tussen de generaties een beetje kleiner zouden kunnen maken. ‘Een echte nieuwe evangelisatie zal m.i. ook maar geslaagd kunnen worden genoemd wanneer er een nieuwe verbondenheid groeit tussen jonge en volwassen christenen’(13). Met dit boek reikt Marcel Verhelst veel kansen aan. p.l. | ||||||||||||||||
• Aloïs GerloDagboek van een scholier. Koninklijk Atheneum Gent 1929-1932, uitg. DNB/Uitg. Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2080 Kapellen, 1988, zw.-w. illustr., 210 × 125 mm, 62 blz., gen. 395 fr (met reductie vanaf 10 ex.). - Dit pretentieloos en leuk boekje bevat de aantekeningen die een leerling in de hogere cyclus van de oude humaniora in een drietal notitieboekjes maakte tussen 1929 en 1932. Het geeft een sfeerbeeld van de wereld van een scholier die dagelijks pendelde tussen het landelijke Baasrode en de stad Gent. In anecdoten en flitsen brengt het ons terug in het schoolleven van zestig jaar geleden: de verhouding leraar-leerlingen, lijsten van (degelijke) handboeken en aanbevolen lectuur uit die tijd, parascolaire activiteiten en weekend-bezigheden, examenkoorts, de verrijkende wijsheid van verzamelde citaten, enz. De aanvullende commentaar die Gerlo bij zijn vroegere notities schreef, is niet onbelangrijk in het licht van de standpunten die hij inneemt n.a.v. de huidige onderwijsvernieuwing. Bovendien zijn de notities van de jonge Gerlo betekenisvol voor de latere Vlaming en humanist (ook in de klassieke betekenis van het woord). Deze bijdrage tot de micro-geschiedenis is doorspekt met grappige toestanden en taalkronkels. We geven er eentje vrij, uit De bello Gallico van Caesar: ‘Omnibus partitis, Caesar velociter Roman contendit - Daar de omnibus vertrokken was, trok Caesar per velo naar Rome’ (54). Dit open dagboek met een vrijmoedige commentaar is een verfrissend tussendoortje. p.l. | ||||||||||||||||
• Agon GidsenUitg. Agon B.V., Amsterdam, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 1988. - Georgina Masson, Agon Gids voor Rome, geïll. met zw.-w. foto's en plattegronden, 220 × 150 mm, 511 blz., paperback 875 fr. - Tot het beste wat over Rome geschreven werd, behoort The Companion Guide to Rome van Georgina Masson uit 1965. Van de herwerkte tweede druk van 1980 verscheen nu ook een Nederlandse, lichtjes bewerkte, vertaling. In 26 hoofdstukken beschrijft de auteur evenveel haalbare ochtend- en middagwandelingen door de stad van keizers en pausen. Wie met Masson door Rome wandelt, krijgt veel informatie, maar niet van het soort dat blijft steken in cijfers en gegevens. De auteur combineert zakelijkheid en gevoeligheid op een heel persoonlijke wijze. Doorheen de beschrijvingen van de stad die haast niet te beschrijven valt, weet zij een echte geschiedenis van Rome te evoceren: een geschiedenis van mensen die doorheen de eeuwen Rome hebben gemaakt tot wat het is, een relaas van gebeurtenissen die bepalend geweest zijn voor de betekenis van de stad, een evocatie van de wondere schoonheid van de ‘urbs aeterna’. Steeds laat Masson de wereld achter gebouwen en kunstwerken oplichten, nu eens door ze in een breder verband te plaatsen, dan weer door een prettige anecdotiek. Deze gids voor Rome is ook praktisch. Doorheen de diverse hoofdstukken en in een appendix vindt men concrete suggesties en inlichtingen voor het organiseren van een verblijf in Rome. Een dubbel register van persoonsnamen en bezienswaardigheden verhoogt de bruikbaarheid van deze gids. Minder geslaagd is de kwaliteit van de foto's in deze uitgave. We betreuren ook het feit dat de Nederlandse bewerker, die op meerdere plaatsen de aanwezigheid van Nederlanders in Rome en hun uitspraken over de stad vermeldt, lezers in Vlaanderen totaal negeert. Over Vlamingen in Rome is er nochtans een afzonderlijk hoofdstuk te schrijven. Misschien een suggestie voor een eventuele tweede druk. Deze opmerkingen mogen evenwel het werk van Masson niet doen vergeten: een schitterende gids waarmee men ook (en misschien vooral) thuis na de reis in gedachten door Rome kan wandelen. - Eve Borsook, Agon Gids voor Florence, geïll. met zw.-w. foto's en plattegronden, 220 × 150 mm, 383 blz., paperback 875 fr. - Even boeiend maar anders van opzet, is The Companion Guide to Florence van Eve Borsook. Middeleeuwen en renaissance van het ‘nieuwe Athene aan de Arno’ herleven er in acht hoofdstukken die telkens een stadsdeel behandelen. Een negende hoofdstuk beschrijft de omgeving van Firenze. Elk kapittel geeft een overzicht van de voornaamste bezienswaardigheden met een gedetailleerde opsomming van kunstwerken in kerken en musea. Na deze inventaris, die men kan hanteren bij een rondgang in de stad, volgt een uitgebreide (cultuur)historische toelichting bij de monumenten uit het betreffend stadsdeel. Vaak thematisch qua opzet, evoceren deze goed gedocumenteerde bladzijden het denken en handelen van de Florentijnen tussen de 13de en de 16de eeuw. Uitvoerige aandacht gaat daarbij naar de grote families, standen, kloosterorden, kunstenaars, denkers en wetenschappers die in Florence leefden en de stad groot maakten. Speciale vermelding verdient het hoofdstuk over ‘De Medici en de wereld der ideeën’ (p. 233-265). Wie ooit zijn verblijf in Firenze voorbereidde aan de hand van een reeks diepgaande studies, zal beseffen welk een fundamentele synthese hier zomaar voor het lezen ligt. Het laatste hoofdstuk behandelt uiteraard minder gedetailleerd (behalve Fiesole) de omgeving van Firenze, en geeft een mooi beeld van de betekenis van het platteland voor de oude Florentijnen. Ook in deze Agon gids zijn de foto's van minder goede kwaliteit maar we vinden hier evenzeer overzichtelijke plattegronden, een uitgebreide bibliografie en een praktisch register. Wie een nederlandstalige gids voor Firenze zoekt, krijgt hier meer dan hij vraagt: praktisch én fundamenteel. - Hugh Honour, Agon Gids voor Venetië, zw.-w. foto's en plattegronden, 220 × 150 mm, 268 blz., paperback 775 fr. - Deze gids voor Venetië van Honour volgt hetzelfde schema als de Romegids van Masson. In zestien wandelingen, eerder thematisch van opzet en doenbaar in een halve dag, worden evenveel wijken van de lagunestad beschreven. De laatste twee hoofdstukken behandelen (vluchtige) daguitstappen in de lagune of op het vasteland rond Venetië. Wandelend langs de monumenten kan de lezer zich verdiepen in de geschiedenis van Venetië en de Venetiaanse staatsinstellingen, de ontwikkeling van beeldende kunsten en muziek volgen en ook aspecten van het moderne Venetië leren kennen. In de eeuwenlange geschiedenis van de stad legt de auteur de nadruk op de tweede helft van de 15de eeuw en in tegenstelling tot andere reisgidsen heeft dit werk veel aandacht voor bouw- en beeldhouwkunst. De stad van dogen en scuole, de grote maecenassen van de Venetiaanse kunstenaars, laat zich in deze wandelingen op een boeiende wijze ontdekken. Dat de vertaler bij momenten het Venetië van Honour door een exclusief Nederlandse bril bewerkt, moeten wij er maar bij nemen, maar voor een beperkt taalgebied als het onze waren een paar Vlaamse inkleuringen ook hier welkom geweest. Wat de praktische bruikbaarheid betreft, noteren wij hier dezelfde kwaliteiten als de werken over Rome en Florence. Met de vertalingen van deze gidsen voor de drie grote Italiaanse kunststeden heeft de uitgeverij Agon een uitstekende dienst bewezen aan wie ten onzent niet kan weerstaan aan de lokroep van over de Alpen. Vermelden wij nog dat in dezelfde serie de gids voor Parijs van Anthony Glyn werd vertaald. p.l. | ||||||||||||||||
• Albert van WiemeerschInternationaal Lexicon van de moderne beeldende kunst, uitg. Kunstforum, Keizer Karelstraat 199, 9000 Gent, 1988, 220 × 150 mm, 286 blz., geb. 590 fr. - Albert van Wiemeersch, de actieve leider van de galerie Kunstforum in Schelderode en uitgever van het informatieblad ‘Kunstecho's’, stelde dit Lexicon samen. De bijdragen en berichten uit de jaargangen van zijn tijdschrift, dienden trouwens als uitgangspunt. Het boek bevat onder 800 trefwoorden korte informatie over kunststromingen, stijlen, tendensen, scholen, groepen, bewegingen, uitleg over begrippen, termen, technieken, werkwijzen, materialen, projecten en een overzicht van allerlei belangrijke feiten, evenementen, relevante tentoonstellingen. Zo'n boek samenstellen is bijzonder moeilijk en delicaat; het veronderstelt een voortdurend bezig zijn en op de hoogte blijven van een bij uitstek evoluerende materie. De auteur is behoorlijk in zijn werk geslaagd. Volledig is zijn boek natuurlijk niet. Er komen trouwens voortdurend nieuwe lemma's bij, zoals bijv. ‘Transavantguardia’ en ‘Vereniging voor Kunstenaressen uit Vlaanderen’. Sommige beschrijvingen zijn te kort en te weinig zeggend. ‘Religieuze kunst’ wordt omschreven als ‘kunstwerken ontstaan rond godsdienstelijke (sic) en kerkelijke thema's’. Het onderscheid tussen religieuze of gewijde kunst en kerkelijke kunst ontsnapt de samensteller kennelijk. In dit verband had hij de relevante tentoonstelling ‘Ars Sacra’ in Leuven in 1958 wel mogen vermelden, net zoals hij, naast het Parijse tijdschrift ‘L'Art Sacré’ ook het Belgische ‘Art d'Eglise’ (Sint-Andriesabdij) had kunnen citeren. Het ‘Visueel Opzoekingscentrum’, dat onder leiding van Octave Landuyt in het begin van de jaren zestig in het Gentse Posthotel actief was, had eveneens een beschrijving mogen krijgen. Het lag aan de basis van het fameuze Belgische paviljoen op de Biënnale der Jongeren in Parijs in 1963. Jammer ook dat het CVKV, dat al meer dan 35 jaar een Vlaams kunstperiodiek publiceert en ook enkele opgemerkte tentoonstellingen organiseerde, nergens vermeld wordt. Overzichtelijkheid en objectiviteit zouden hiermee gediend geweest zijn. Waarom werden overigens de kunsttijdschriften niet opgenomen, waar toch heel wat veldwerk wordt verricht, noch de Vlaamse en Nederlandse musea van hedendaagse kunst en een aantal pi- | ||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||
lootgaleries. Dit zijn maar enkele niet eens pietluttige of sikkeneurige opmerkingen bij het doorbladeren en lezen. Dit Lexicon kan dus wel verbeterd worden, maar de basis is goed gelegd. Als aanvulling, herneming, actualisering, soms verduidelijking bij Amarants ‘Vademecum Beeldende Kunst’ of bij Albert Smeets' ‘Klein Lexicon van de hedendaagse plastiek’ e.a. dergelijke publikaties zal dit Lexicon ongetwijfeld in bibliotheken, onderwijs en bij talrijke kunstminnaars goede diensten kunnen bewijzen. Mocht het ooit herdrukt worden, dan zou een inhoudsopgave het vlugge naslaan goed helpen. fb | ||||||||||||||||
• Ria VerlooyOmtrent een koning en heer Gekte. Gedichten, uitg. Dilbeekse Cahiers, Spanjeberg 9, 1710 Dilbeek, 1987, 145 × 205 mm, 42 blz., genaaid. - Deze bundel is tegelijk een credo, een gil om gehoor, een verdedigingsreflex en een therapeutische schrijfdaad. Hij manifesteert zich als een slopend, innerlijk gevecht van een jonge vrouw die zich al schrijvend wil bevrijden van de beklemmende herinnering aan een letterlijk en figuurlijk verloren liefde, een verlies waarvoor ze zich voor een groot stuk verantwoordelijk acht. ‘Heer Gekte maakte me het hof en grinnikte tevreden / als ik met de liefde van mijn koning speelde / of achteloos op zijn hart ging staan’. In ieder gedicht opnieuw blijkt hoezeer ze door het verleden is aangetast. ‘Ik kan de tijd niet uit mijn kleren krijgen’, zegt ze letterlijk. Het beeld van haar koning blijft haar hele bestaan biologeren. In haar gevecht duwt ze het van zich af en trekt het tegelijkertijd vrijwillig naar zich toe. ‘Ik dreig hem de nek om te draaien / bij de zoveelste poging / deel uit te maken van mijn nieuw bestaan... blijf haken in zijn kroon en stampvoet van woede / ik tracht niet te denken aan zijn ogen / hoe ze kijken kunnen... wil vooral niet stilstaan bij zijn lippen / hoe ze strelen kunnen... stokstijf blijf ik staan / roep blind van liefde / zijn schitterende naam’. De situatie lijkt uitzichtloos, de vrouw wordt door knagende wroeging verziekt. Dan komt er een kentering. Als ze van de dokters te horen krijgt dat ze kanker heeft, stokt plotseling de vloedgolf van losgelaten, botsende emoties, het geweeklaag houdt op, het wegduwen blijft uit. In het gedicht ‘koning’ spreekt ze volmondig en toomloos haar liefde uit. Ze heeft zichzelf hervonden, bevrijd, wijzer en sterker komt ze uit het gevecht. ‘Mijn leed is gekend / verdriet niet langer onoverkomelijk / en eenzaamheid de kwaal van zwakkelingen / Vastberaden stap ik door het leven / stap ik naar mijn graf’. Hoewel Omtrent een koning en heer Gekte een sterk ik-betrokken bundel is waarbij de lezer zich, als buitenstaander, nooit echt gegrepen voelt, is het geheel toch best genietbaar. Mijns inziens had de bundel wel wat gebalder uitgewerkt kunnen worden. Wat doordacht gesnoei had hem sterker kunnen maken. Enkele rijmen komen potsierlijk over en ontsieren jammerlijk. Het gedicht als No shooting bijvoorbeeld, begint adembenemend sterk met: ‘terwijl hij de slaap der rechtvaardigen slaapt’, maar gaat dan verder als volgt: ‘lig ik in zijn keurig bed de uren te tellen / mezelf verhalen over toen te vertellen / en mijn hart met vroeger te kwellen...’ Geef toe! Daar tegenover zet ik enkele andere verzen om te eindigen in schoonheid: ‘de warme liefde die ik langgeleden kende / hangt er zwartgeblakerd aan de muren / de scharlaken uren zijn verbleekt / en jouw prachtig leeuwenhoofd / vloeit als besmet water door mijn handen.’ Of nog... het prachtige beginvers: ‘ik leef ineengedoken als huiverende vogels / die langs hun laatste zomer scheren...’ J.V.M. | ||||||||||||||||
• Vic De DonderEn we zijn er van de klas. Soldatenleven in het Belgisch leger na '45, Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 1988, reeks: Waar is de tijd?, geïllustr. 215 × 150 mm, 269 blz., paperback 550 fr. - Enkele maanden geleden verscheen bij de Standaard Uitgeverij een nieuw werk in de reeks Waar is de tijd? Na de twee vorige uitgaven over een halve eeuw collegeleven in Vlaanderen (van Vic De Donder) en over het landelijk leven in Vlaanderen een halve eeuw geleden (van Cas Goossens) krijgen we nu een blik op het soldatenleven in het Belgisch leger na '45. Beide boeken kenden een enorm succes. De auteur van dit nieuwe werk is opnieuw Vic De Donder. Als journalist bij de krant De Standaard kent hij zijn vak. Op een boeiende manier weet hij ons te onderhouden over een stukje mannengeschiedenis. In een twintigtal hoofdstukken laat hij ons kennis maken met de verschillende facetten van het Belgisch leger. Vooral de miliciens komen aan bod. Het is duidelijk dat hier en daar een mopje de sleur van het soldatenleven onderbreekt. Je leest het boek met een stukje heimwee en onwillekeurig komen allerlei herinneringen bij je op. Blijven echter zulke boeken, die nu als bestsellers worden verkocht, de tijd trotseren? JLM | ||||||||||||||||
Periodieken• Monumenten en LandschappenTweemaandelijks tijdschrift van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, redactie: Belliardstraat 14-18, 1040 Brussel; Jaarabonnement 840 fr. en los nummer 150 fr. (rek. nr. 000-2001776-84 t.n.v. Fonds voor M. & Landschappen. - 6e jrg., nr. 6, 1987: Dit nummer bevat bijdragen over de kwetsbaarheid van het recente bouwkunstpatrimonium en over twee gebouwen van architect Jean de Ligne; er zijn besprekingen van het Sanatorium van Overijse, Henry Van de Veldes Technische School van Leuven en de pier van Blankenberge en ten slotte een prachtig stuk over Jean Canneel-Claes, ‘bezieler van de functionele tuin’. - 7e jrg., nr. 1, 1988: Weer een schat aan kunsttechnisch en -historisch opgebouwde bijdragen over o.a. het Boegbergpark in Deurne, de conservering van een 15de-eeuwse Kruisdraging in de Antwerpse kathedraal (een blootgelegde muurschildering), de invloed van luchtverontreiniging op b.v. de Sint-Romboutskathedraal, de restauratie van het Capucijnenkloostercomplex van Sint-Truiden. En daar dan bovenop een mooi geïllustreerde, geleide wandeling door een gerestaureerde woning van de architecten Guiette en Le Corbusier. - 7e jrg., nr. 2, 1988: Dit hele nummer is gewijd aan de restauratie van de Egyptische tempel uit de Antwerpse Zoo. De lezer maakt kennis met moderne restauratietechnieken, met het kunsthistorisch belang van de tempel en met de ‘nieuw-Egyptische’ hiërogliefen van ‘Farao Leopold I van Opper- en Neder-België’. jvm | ||||||||||||||||
• Openbaar Kunstbezit in VlaanderenDriem. periodiek voor inwijding in de beeldende kunsten door reprodukties, teksten en radiouitzendingen onder auspiciën van de Vlaamse Provincies en i.s.m. de BRT; jaarabonnementen (4 nrs.) 600 fr. (inclusief opbergband: 850 fr.), rek. nr. 220-0722400-70 t.n.v. O.K.V., 2100 Deurne. - 26e jrg., nr. 1: Het thema van dit nummer behandelt het ‘Meesterschap en Mecenaat: Vlaamse schilders van Habsburg’. Aldus bestrijkt dit nummer een kunstperiode die loopt van Margaretha van Oostenrijk (1480-1530) tot Aartshertog Leopold-Wilhelm (1614-1662). Een educatieve, verrijkende kennismaking met het werk (in zijn vele betekenissen) van Nederlandse schilderscholen van Bruegel tot Rubens. - 26e jrg., nr. 2: In dit nummer wordt gehandeld over ‘Het Provinciaal Museum voor Fotografie, Antwerpen’ en bevat bijdragen over de geschiedenis van de verzameling zelf, de ‘fotografie vroeger en nu’ en over de manier waarop het museum is opgevat en ingericht. De illustraties tonen duidelijk hoe fotografie en fototechniek doorheen de tijd zijn geëvolueerd. jvm | ||||||||||||||||
• ScharnierPeriodiek informatieblad over de opgravingen en de restauratiewerken in de kathedraal van Antwerpen. - Dit informatieblad wordt uitgegeven door het Antwerpse Provinciebestuur, dat verantwoordelijk is voor de restauratie van de kathedraal. Het bespreekt o.a. opgegraven voorwerpen, schetst de vorderingen van het archeologisch onderzoek en interpreteert de bouwgeschiedenis van de kathedraal volgens de nieuwe archeologische gegevens. Het blad is te bekomen in de kathedraal, waar men op werkdagen (12-17 uur), zon- en feestdagen (13-16 uur) en op zaterdagen (12-15 uur) via een speciaal platform de opgravingen kan bezoeken. T.C. | ||||||||||||||||
• HandenAlgemeen cultureel tijdschrift; red. Sint-Jansplein 14/26, 8500 Kortrijk; abonn. (4 nrs.) 600 fr., los nr. 160 fr. (rek. 000-0113143-41 van Oranje/De Eenhoorn 8781 Sint-Baafs-Vijve). - 4de jaargang, nr. 4, 4de kwartaal 1987: Geleid door een vrouwelijke redactie biedt het ts. behalve gedichten en verhalen ook essays over vooral literaire onderwerpen. Opvallend is wel dat de auteurs van bespiegelend en kritisch proza alleszins in dit nummer meestal van mannelijke kunne zijn (o.a. Frans Berkelmans, Phil Cailliau, Jooris van Hulle, Dries Janssen, Hugo Brems). Een verzorgd tijdschrift met een gevarieerde inhoud. M.i. zou de layout met wat minder vet nog fraaier ogen, wat de dames zeker waarderen. T.C. | ||||||||||||||||
• LiteratuurTweemaandelijks tijdschrift over Nederlandse letterkunde. Redactiesecretariaat: H. Muus, postbus 129, 3500 AC Utrecht. - Jrg. 5, nr. 2, maart-april 1988: Het nummer opent met een stuk van Jef Bogman over Van Ostaijens ‘Bezette stad’. De auteur is van oordeel dat het lange gedicht nu in vele opzichten toegankelijker is dan bij het verschijnen in 1920, omdat het gesteld is ‘in een taal, die niet alleen haar publiek nog moest vinden, maar eigenlijk ook nog moest vormen’. In ‘Meer dan vrije expressie’ gaat Anneke Fleurkens in op de doelstellingen en de verschijningsvormen van het schooltoneel in de Renaissance, dat in die periode een belangrijke rol speelde in de opleiding van de intellectuele elite. Maarten Klein belicht de positieve kanten van de nieuwe biografie van Louis Couperus door Frédéric Bastet. Dirk Delabastita schrijft over de normatieve moeilijkheden die met de toekenning van de Martinus Nijhoffprijs voor vertalingen in haar dertigjarige geschiedenis gepaard gingen. E. Blomme heeft een boeiend gesprek met de op dit ogenblik in Nederland leidinggevende criticus Carel Peeters. Genootschapsleven belicht de Si- | ||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||
mon Vestdijkkring. Verder weer veel Literatuur Nieuws en recensies waarin recent werk over en nieuwe uitgaven van Constantijn Huygens centraal staan. Veel aandacht wordt ook besteed aan een verzameling essays ‘De komma bij Krol en andere essays’ van T. van Deel. - Jrg. 5, nr. 3, mei-juni 1988: In ‘In de schaduw van Burckhardt en Huizinga’ schetst Nico Laan in grote lijnen de standpunten van de belangrijkste cultuurhistorici vanaf de 19de eeuw. Hij stelt zich kritisch op tegenover hun neiging tijdperken als samenhangende gehelen te beschrijven. Agnes Seller ontwerpt een ‘Utopia of een Vrouwenuniversiteit omstreeks 1700’, op basis van een imaginair reisverhaal uit 1708 en ongepubliceerd materiaal. Frank van Meurs zoekt naar inhoudelijke overeenkomsten tussen de op het eerste gezicht toch wel erg van elkaar verschillende middelnederlandse abele spelen en sotternieën. In het Van Hulthem-handschrift staan ze bij elkaar en ze werden ook in combinatie opgevoerd. De thematische overeenkomsten werden uiteraard op een geheel andere wijze uitgewerkt. J. Reijmerink vergelijkt het ‘Zonnelied’ van Franciscus van Assisi en het gedicht ‘Franciscus’ van Gerrit Achterberg. Er zijn zowel stilistische als inhoudelijke parallellen, maar bij Achterberg verschuift de aandacht naar het ‘hiernamaals’, wat volgens de auteur een opmerkelijk staaltje van ‘creatieve imitatie’ oplevert. Genootschapsleven 9 is eveneens aan Achterberg gewijd. E. Blomme tekent in dit nummer een portret van criticus Arnold Heumakers, van huis uit historicus, die sedert anderhalf jaar opmerkelijke literaire recensies schrijft in De Volkskrant. In Literatuur Nieuws en Recensies valt nogmaals op dat er in feite weinig aandacht aan Vlaanderen wordt besteed. (rvdp) | ||||||||||||||||
• Dietsche Warande & BelfortTijdschrift voor letterkunde en geestesleven. Red.: Postbus 137, 3000 Leuven 3. Abon. 1.200 fr. op rek.nr. 406-0067671-72 van Den Gulden Engel, 2220 Wommelgem. - Jg. 133, nr. 3, april 1988: Gedichten van Hubert van Herreweghen en Jef van Kempen. Proza en poëzie van Leo Vroman. L. Renders brengt een essay over de geëngageerde romans van A.P. Brink. W. Kusters opent het gedicht ‘Zondagnamiddag’ van Pierre Kemp. Kronieken handelen over de verzamelbundel ‘Twist met ons’ (D. de Geest), nieuw proza van Willy Spillebeen (H. Bousset), Dirk van Babylon (K. Vermeiren) en Marc Mijlemans (P. Ghijselinck). Het nummer staat verder in het teken van ‘Drie keer Gezelle’: Christine D'haen licht haar eigen-zinnige dichtersbiografie ‘De wonde in 't hert’ over Guido Gezelle toe, P. Couttenier benadert ze op kritische wijze en J. van Iseghem bespreekt recente Gezellepublikaties: ‘Guido Gezelle in 15.000 woorden’ en de door Piet Couttenier samengestelde bloemlezing ‘En stoort de stilte niet’. Boekbesprekingen, De laatste ronde, Tijdschriftenrevue. - Jg. 133, nr. 4, mei 1988: Gedichten van Christine D'haen, Koenraad Goudeseune, Guido van Hercke en Willie Verhegghe. Er is een stuk nieuw proza van Ivo Michiels en over deze 65 jaar geworden auteur een uitgebreid essay van C. Offermans. L. Simons handelt over een nagelaten dagboek van C.J. Hansen. P. Venmans betreurt dat Octavio Paz (nog) geen Nobelprijs ontving. H. Brems opent het gedicht ‘Tuinpad’ van Ad Zuiderent. De kronieken belichten essayistisch werk van T. Verschaffel (J. Tollebeek), Jeroen Brouwers (J. de Maere), Kees Fens (M. Janssens) en Harry Mulisch (D. Delabastita). Verder nieuw proza van Lucienne Stassaert (E. Spinoy) en Axel Bouts (J. van Hulle). Boekbesprekingen, De laatste ronde. - Jg. 133, nr. 5, juni 1988: Dit nummer staat ten dele in het teken van ‘Anton van Wilderode 70’. R. van de Perre schrijft een essay over de vierde, vermeerderde druk van zijn ‘Verzamelde gedichten’. C. de Ridder belicht de gelegenheidsgedichten van Van Wilderode en M. Janssens wijdt in zijn ‘Verleesmijnietjes’ een stukje over Van Wilderodes dienstbaarheid met het woord. A. Welkenhuysen draagt een nieuwe vertaling (met inleiding) van Vergilius' vierde Herderslied op aan de jarige dichter. Van Anton van Wilderode zelf zijn er enkele onuitgegeven gedichten, Herinneringen aan Joos Florquin (De laatste ronde). Hij opent ook het gedicht ‘Grensgebied I’ van Ida Gerhardt. Verder in dit gevarieerde nummer: een gedicht van Edna St. Vincent Millay, vertaald door Paul Claes; proza van Astère Michel Dhondt en Chris Vermoortel. In een lezing onderzoekt uitgever Lieven Sercu de verhouding tussen boek en televisie in het huidige medialandschap. Kronieken handelen over proza van Hanny Alders (B. Peene) en Frans van Isacker (H. Bousset). Tot slot nog (veel) boekbesprekingen, De laatste ronde en Tijdschriftenrevue. Red. | ||||||||||||||||
• OostlandLiterair-cultureel tijdschrift van de Kon. Vereniging van Limburgse Schrijvers, Rakerstraat 36, 3510 Hasselt, abonn. 400 Bfr. (22 fl.). Jaargang 39, nr. 96, maart 1988: proza van Rip Terschaats, Maydi, Patsy Claes en C.J.B. Verbeet; gedichten van Lily Vranken, Erik Pattyn, Jessie Wauben-Jaeger, Dan J.C.G. Lumey, Jantje Marsepijn, Willy Balyon, Edith Oeyen, Mach Vanvoorden, Lia Barbiers, Philippe H. Rotsaert en Paul Haeven; een voorstelling van kunstschilder en beeldhouwer Robert Vandereycken en een kort in memoriam gevolgd door een verhaal van wijlen prof. dr. em. Mathieu Rutten. Dit nr. bevat een dubbele katern met de tijdschriftenrubriek (Paul Reynders) en de inhoudstafel 1987. - Jaargang 39. nr. 97, juni 1988: gedichten van Maurice Trippas en Bert Willems, van Lia Barbiers, Dan Lumey, Irène Joffroy, Marcel Winters, Richard Jaenen, Walter Moonen, Mach Vanvoorden en Edith Oeyen, naast proza van Luc Vanvoorden en Jos Crott omkransen de bijdrage van Mathieu Rutten (†), ‘De literaire kritiek en literaire historie in het licht van de historische kritiek’. Paul Reynders redigeerde de rubriek ‘verschenen-gelezen’. J.v.B. | ||||||||||||||||
• SeptentrionDriemaandelijks tijdschrift, Revue de culture néerlandaise, editée par la fondation flamando-néerlandaise ‘Stichting Ons Erfdeel vzw’; red. Murissonstraat 260, 8530 Rekkem; abonn. 900 fr., los nummer 250 fr. - 17e année, numéro 1, 1988: Een zeer belangrijk nummer over de Vlaamse poëzie sinds 1950. Op de keus van Hugo Brems valt weinig af te dingen. Helderenberg en Demedts ontbreken: misschien omdat ze tot een vroegere periode gerekend worden. En Veulemans ontbreekt eveneens. jvm | ||||||||||||||||
Zoekertjes
De recensies werden geschreven door:
|
|