Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 37
(1988)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |
De Nederlandse Letterkunde op postzegelWie een thematische postzegelverzameling aanlegt, is vanzelfsprekend afhankelijk van de aard van het aangeboden materiaal: de hoeveelheid, de kwaliteit en de iconografische voorstellingen, die de verantwoordelijke instanties in hun programma's opnemen. Het is de bedoeling met deze bijdrage na te gaan in welke mate en op welke wijze de Nederlandse letterkunde op postzegels kan weerspiegeld worden. Daar Vlaanderen en Nederland tot hetzelfde taalgebied behoren, was het aangewezen hun letterkunde als één geheel te behandelen en dus ‘grensoverschrijdend’ te werken. Vooraf een paar vaststellingen. Postzegels worden uitgegeven ter gelegenheid of naar aanleiding van. Er wordt van overheidswege dus niet direct gestreefd naar volledigheid ter zake. Zo ontbreken zowel in Noord als Zuid alsnog enkele belangrijke namen, hoewel Vlaanderen proportioneel beter vertegenwoordigd is dan Nederland. De uitgiften staan meestal in het teken van herdenkingen - behalve de staatshoofden komen vrijwel geen levende personen voor - van zoveel jaren, decennia of eeuwen geleden, zodat het accent uiteraard veel meer ligt op de vroegere dan op de meer recente letterkunde. De opname van figuren uit de artistieke wereld, in casu de literaire, is in onze landen slechts (of reeds!) sinds een halve eeuw gebruikelijk. In Nederland b.v. werd Desiderius Erasmus als eerste literator ‘vereeuwigd’ in 1936. In België, waar in 1942 een reeks aan humanisten was gewijd, komen Jacob van Maerlant en Jan van Ruusbroec voor in de reeks ‘Beroemde mannen’ van 1944. Toch mogen we zeggen dat de filatelie ons een vrij goed beeld - met al zijn beperkingen! - biedt van de ontwikkeling van onze letterkunde.
Wat de Middeleeuwen betreft, verwijzen enkele voorstellingen naar de ridderroman. Hoewel de Frankische roman niet direct wordt afgebeeld, zijn er zowel in België (B,653)Ga naar eind* als in Nederland (Y,1032) zegels met het Ros Beyaert en de vier Heemskinderen uit Renout van Montalbaen (einde 12de eeuw). In een uitgebreide verzameling kunnen hier ook de Karel de Grote-zegels ondergebracht worden, maar binnen dit bestek zou dat te ver leiden. De hoofse ridderepiek is aanwezig met twee Keltische romans. Ter gelegenheid van de 300ste verjaardag van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden werden in Nederland twee mooie zegels uitgegeven met voorstellingen naar miniaturen uit een Vlaams handschrift van 1350 uit de bibliotheek van de Maatschappij. De eerste (Y,834) stelt een ridder voor die achter het zwevende schaakbord aanrijdt, in de roman van Walewein, de tweede brengt een voorstelling van Ferguut (Y,835). Op het vlak van de geestelijke epiek kan gerefereerd worden aan de twee Affligem-zegels (B, 1334 en 2149). De ene toont de monumentale trap in, de andere de huidige voorgevel van deze abdij. Hier leefde de monnik Willem van Affligem (1210-1294), die Het leven van Sinte Lutgart schreef. Dat abdijen centra van cultureel leven waren, hoeft geen verder betoog. Op dit terrein is er voldoende stof voor een afzonderlijk thema! Onze oudste met name bekende dichter, de minnezanger Henric van Veldeke (2de helft van de 12de eeuw) is als Heinrich von Veldig afgebeeld op een fraaie postzegel uit Liechtenstein (Y,375), naar de miniatuur uit het Manessische handschrift uit de 14de eeuw. Jacob van Maerlant (ca. 1230 - ca. 1292), ‘die vader is der Dietschen dichtren algader’, vond - zoals gezegd - een onderkomen in de reeks ‘Beroemde mannen’ (B,663), evenals de mysticus Jan van Ruusbroec (1293-1381). Deze laatste werd afgebeeld naar het vermoedelijk portret op een schilderij uit de 16de eeuw (B,669). Naar aanleiding van de 600ste verjaardag van zijn overlijden, werd hij nog eens - maar nu minder mooi - naar dat portret getekend (B,2028). Ook het Vatikaan wijdde aan hem twee zegels (Y,713-714): de eerste stelt Ruusbroec voor, schrijvend in zijn kluis, de tweede is getekend naar het reeds vermelde portret. Een ander geestelijk schrijver Thomas Hemerken, genoemd a Kempis (1379/1380-1471) werd met een tekening als Thomas von Kempen herdacht op een Westduitse zegel van 1971 (Y,540), zittend aan zijn schrijftafel. Tegen het einde van de Middeleeuwen waren andere centra van culturele bedrijvigheid de in 1425 gestichte Universiteit van Leuven, waarvan het zegel Sedes Sapientiae is afgebeeld (B, 1783) en de in 1459 opgerichte Librye van Bourgondië, de latere Koninklijke Bibliotheek van België. De grondlegger Filips de Goede vinden we op de Belgische zegels (B,578,1102) en op een Franse zegel (Y, 1587), naar het portret van Rogier van der Weyden. Uit de rijke verzameling handschriften werden eveneens enkele miniaturen, ofschoon niet altijd even geslaagd, als thema gebruikt: Jehan Frossart en zijn kronieken (B,1858), de Dominicaan Brochard schrijft zijn werk (B,1378) en Margaretha van York (B,1432).
Humanisme en Renaissance zijn in onze gewesten goed vertegenwoordigd. België gaf meerdere zegels met humanisten uit en ook de boekdrukkunst werd niet vergeten. Dirk Martens (ca. 1450-1534) werd herdacht met de afbeelding van een drukpers uit zijn tijd (B,1677), Christoffel Plantijn (1514-1589) en Jan Moretus-Plantijn (1543-1610) met beeltenissen (B,601-668). Desiderius Erasmus (1469-1536) werd in Nederland tweemaal geëerd: voor het eerst in 1936 met een tekening naar het portret van Hans Holbein (Y,285) en in 1969 naar het tweede, minder bekende portret van Holbein uit 1523. In 1966 was de Belgische ‘Culturele’ gewijd aan Erasmus en zijn tijd: twee zegels brengen bladzijden uit Laus Stultitiae (met de pentekeningen van Hans Holbein (B, 1427-1428), een andere het portret van Erasmus naar het schilderij van Quinten Metsys (1429); verder een tekening van Holbein met het gezin van Thomas More (B,1430) en het portret van Erasmus' vriend Pieter Gillis naar het schilderij van Quinten Metsys (B, 1431). Ook de Afrikaanse republiek Togo gaf een zegel uit met het geschilderd portret van Erasmus uit 1523 door Hans Holbein (Y,689), dat zich in het Louvre bevindt. | |
[pagina 221]
| |
Filips van Marnix van Sint-Aldegonde (1540-1598) is opgenomen in de reeks ‘Protestanten in België’ (B,1287). In Nederland kreeg hij zijn plaats in een van de reeksen ‘Beroemde personen’, uitgegeven ten bate van sociale werken (Y,304). Daaronder bevinden zich heel wat humanisten en geleerden, die ook proza en/of poëzie schreven, o.a. Joseph Justus Scaliger (1540-1609) (Y,346), Jan van Hout (1542-1609), die toneel schreef (Y,548) en Janus Dousa (1545-1609), staatsman, historicus en dichter (Y,547). De afbeeldingen in deze reeksen werden meestal gegraveerd naar eigentijdse portretten, o.m. naar schilderijen van Sandrart. De alzijdig begaafde jurist Hugo de Groot (1583-1645) werd in Nederland tweemaal herdacht (Y,482 en 1200) en komt ook op een Franse zegel voor (Y, 1386). Ook de échte tenoren van het literaire leven in de Renaissance zijn goed vertegenwoordigd. Pieter C. Hooft (1581-1647) werd afgebeeld met een portret naar Sandrart (Y,479). Joost van den Vondel (1587-1679) prijkt een eerste maal op een zegel van 1937 met het portret naar de kopergravure van Jan Lievensz. (Y,297). In 1979 werd hij herdacht met een zegel die het tympaan en de architraaf van de oude stadsschouwburg te Amsterdam voorstelt, met daarop Vondels vers: ‘De wereld is een speeltooneel, Elk speeld zijn rol en krijgt zijn deel.’ Wie het hoofdstuk Vondel wil aanvullen, kan er nog de zegel bijnemen met een afbeelding van de door hem bezongen, ter dood veroordeelde raadspensionaris Johan van Oldenbarneveldt (Y,1198). Constantijn Huygens (1596-1687) kreeg pas in 1987 een zegel (Y, 1284) met portret en afbeelding van Zee-Straet, de weg van Den Haag naar Scheveningen, die op zijn initiatief werd aangelegd en door hem in een leerdicht werd verwerkt. Twee van zijn kinderen, Philips (Y,647) en de fysicus Constantijn jr. (Y,648) werden reeds vroeger afgebeeld naar het portret van Adriaan Hanneman uit het Mauritshuis in 's Gravenhage. Een andere beroemde telg uit die kringen, die op een postzegel werd vereeuwigd, is de kunstzinnige Maria Tesselschade Visscher (1594-1649), naar de tekening van Hendrik Goltzius (Y,306), dochter van de schrijver Roemer Visscher, wiens huis in die tijd een trefpunt was van Amsterdamse kunstenaars en geleerden. Daartoe behoorde ook Anna Maria van Schurman (1607-1678), ‘de beroemdste Nederlandse vrouw van haar eeuw’, die o.m. gedichten schreef op Constantijn Huygens (en hij op haar!). Zij is afgebeeld met een getekend portret en daarop ook de woorden ‘Soli Deo gloria’ en haar handtekening (Y, 1086). Wat in de marge van de glans der Gouden Eeuw leefde de Friese dichter Gysbert Japickx (1603-1666), herdacht met twee zegels (Y,832-833). De Academia Groningana werd opgericht in 1614 en de Universiteit van Utrecht in 1636. De eerste werd herdacht met twee zegels (Y,796-797) met wapen en monogram, de tweede met een zegel waarop het stichtingscharter staat (Y,1271). Met de filosoof Baruch de Spinoza (1632-1677), afgebeeld naar een schilderij uit de 17de eeuw (Y,1065) zijn we op weg naar een nieuwe tijd. De Achttiende en Negentiende Eeu w tonen ons het vertrouwde beeld van onze literatuur, al is uit de 18de eeuw alleen Aagje Deken (1741-1804) aanwezig (Y,381) en ontbreekt alsnog haar vriendin Betje Wolff, met wie ze samen de eerste briefroman in onze letteren schreef. De 19de eeuw in het Noorden is vertegenwoordigd met Antony C. Staring (1767-1840) (Y,386), Everardus J. Potgieter (1808-1875) (Y, 343) en Nicolaas Beets (1814-1903), vooral bekend door zijn Camera Obscura (Y,321). In het Multatulijaar 1987 mocht Eduard Douwes Dekker (1820-1887) niet ontbreken. Hij werd afgebeeld met een foto tegen de achtergrond van een zicht op Batavia (Y,1283). Vlaanderen in de 19de eeuw levert een behoorlijk aantal postzegels op. Jan Frans Willems (1793-1846), ‘de vader van de Vlaamse Beweging’, deelt zijn plaats met de Waalse dichter en criticus Albert Mockel (B,1177). Kan. Jan Baptist David (1801-1866) is afgebeeld, samen met A. Du Bois (Y, 1180), de volksschrijver Jakob Kats (1804-1886) met Abbé M. Pietkin (B,1176). De Vlaams-Waalse pariteit wordt op die wijze op een aantal ‘culturele uitgiften’ gehandhaafd! Ferdinand A. Snellaert (1809-1872) werd herdacht met een tekening van Luc de Decker naar een eigentijds portret (B, 1786). De meest succesrijke schrijver uit de 19de eeuw, Hendrik Conscience (1812-1883) kreeg een afbeelding naar een foto van 1881 in de reeks ‘Belgische letterkundigen’ van 1952 (B,897). Dezelfde zegel verscheen ook met een andere kleur en vignet, waarop staat: ‘Hij leerde zijn volk lezen’ (B,899). Bij het eeuwfeest van zijn overlijden werd Conscience nogmaals herdacht met een portrettekening naar de houtgravure van Nelly Degouy en een openliggend boek als attribuut (B,2106). Onze grootste dichter Guido Gezelle (1830-1899) werd herdacht vijftig jaar na zijn overlijden met een portret naar het schilderij van Henri de Graer (B,813). Anton (Tony) Bergmann (1835-1874) prijkt met een portrettekening op een zegel boven een zicht op zijn stad Lier (B,1709). Meer omwille van hun sociaal-politieke dan om hun literaire betekenis werden een drietal ‘volkse schrijvers’ afgebeeld. Emile Moyson (1838-1868), schrijver en dichter, werd afgebeeld met een portret getekend door Luc de Decker (B, 1785). Een ander socialistisch voorman, Edward (vader) Anseele (1856-1938), die over Moyson trouwens een geromanceerde succesbiografie schreef, werd herdacht met een getekend portret naar een Gents wandtapijt (B,937). Julius Hoste sr. (1848-1933) ziet zich op een zegel geplaatst naast de Waal P. Pastur. Hoste komt nog tweemaal onrechtstreeks op een zegel voor: de herdenkingszegel van 100 jaar K.V.S. te Brussel in 1978 stelt de schouwburg voor met op de voorgrond een scène uit Hostes stuk De Brusselse Straatzanger (B, 1893). Dit jaar werd de 100ste verjaardag herdacht van het door hem opgerichte dagblad Het Laatste Nieuws (B,-). Vlaanderens literaire ‘wonderknape’ van de 19de eeuw, Albrecht Rodenbach (1856-1880) deelt zijn plaats met de Waalse schrijver Charles Plisnier (B,1013). Honderd jaar na zijn dood verscheen een tweede aan hem gewijde zegel met het standbeeld te Roeselare van Jules Lagae (B,1993). | |
[pagina 222]
| |
Pagina 14:
Dirk Martens (1973) - Jacob van Maerlant (1944) - Jan van Ruusbroec (1944) - Ros Beyaert en de vier Heemskinderen (1944) - Jan van Ruusbroec (1981) - Erasmus (1966) - bladzijde uit Laus Stultitiae van Erasmus (1966) - Erasmus (1969) - Constantijn Huygens (1987) - Multatuli (1987). | |
[pagina 223]
| |
Pagina 15:
August Vermeylen (1952) - Karel Van de Woestijne (1952) - Hendrik Conscience (1952) - Guido Gezelle (1949). Hendrik Conscience (1983) - Albrecht Rodenbach (1957) en (1980) - Ferdinand Snellaert (1975) - Emile Moyson (1975). Felix Timmermans (1986 en 1972) - August Vermeylen (1972) - Stijn Streuvels (1971) - Karel Van de Woestijne (1978). Ernest Claes (1985) - Anton (Tony) Bergmann (1974) - Jan Frans Willems (1961). Anne Frank (1980 en 1979) - Louis Paul Boon (1982). Gebouw Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent (1986). | |
[pagina 224]
| |
In de marge van het literaire leven kunnen nog vermeld worden: de stichting van de Gentse Rijksuniversiteit in 1817 (B, 1434, met afbeelding van het zegel), de oprichting van de cultuurfondsen Willemsfonds in 1851 (B,1796) en Davidsfonds in 1875 (B, 1757), beide met allegorische voorstellingen, en de oprichting van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in 1886 (B,2229), met een gravure die de prachtige renaissance-voorgevel toont. Ook het kasteel te Beauvoorde, waar de Academie haar jaarlijkse zomerzitting houdt, is op een zegel afgebeeld (B,1941).
De literatuur van de Twintigste Eeuw blijft in hoofdzaak - op een paar uitzonderingen na - beperkt tot schrijvers van wie reeds het eeuwfeest van hun geboorte kan herdacht worden. Dat is het geval met de Nederlandse schrijver Herman Heyermans (1864-1924), die met twee zegels werd herdacht: de eerste brengt een foto (Y,999), de tweede een voorstelling van Kniertje, het hoofdpersonage uit zijn meest bekende toneelwerk Op hoop van zegen. Een plaats verdient ook de Nederlandse cultuurfilosoof Johan Huizinga (1872-1945), afgebeeld met een foto (Y, 621). Luc de Decker maakte een portrettekening (B, 1604) van Stijn Streuvels (1871-1969). August Vermeylen (1872-1945) is twee keer aan de beurt: een eerste maal met een foto in de reeks ‘Belgische letterkundigen’ (B,892), een tweede maal in 1972 met een afbeelding naar het schilderij van Isidoor Opsomer. Ook Karel van de Woestijne (1878-1929) is op dezelfde wijze tweemaal aanwezig: een keer in de reeds vermelde reeks (B,893), een tweede maal met het getekend portret van zijn broer Gustave uit 1920 (B,1895). Fernand Toussaint van Boelare (1875-1947) werd herdacht met een portrettekening van P. Deweerdt (B,1829) en de volksschrijver Abraham Hans (1882-1939) met een silhouettetekening van C. van den Eede (B, 2064). Vlaanderens populaire vertellers ontbreken evenmin. Ernest Claes (1885-1968) is met een foto afgedrukt naast een beeltenis van De Witte (B,2191). De Kerstmiszegel 1972 brengt een tekening uit En waar de ster bleef stille staan (B, 1650) van Felix Timmermans (1886-1947). Timmermans zelf werd herdacht in 1986 met een tekening naar het portret van Isidoor Opsomer, een tekening van hem zelf en daaronder zijn handtekening (B,2227). Om uiteenlopende redenen werden drie meer recente schrijvers reeds op een postzegel vereeuwigd. De foto van Martinus Nijhoff (1894-1953) komt reeds voor op een Nederlandse zegel van 1954 (Y,618). Louis-Paul Boon (1912-1979) is opgenomen in de ‘Culturele’ van 1982, zeventig jaar na zijn geboorte, met een portrettekening van G. Gaudaen, tegen de achtergrond van ‘fabrieksstad’ Aalst. Anne Frank (1929-1945) werd herdacht in de Duitse Bondsrepubliek, vijftig jaar na haar geboorte (Y,857) met een foto uit het familie-album. Nederland deed hetzelfde in 1980 (Y,1130). Daarmee werd ook de jeugdige schrijfster van het over heel de wereld bekende Dagboek door de filatelie aan de vergetelheid onttrokken.
Rudolf van de Perre |
|