‘Vlaanderen leeft...’
Toen E.H. José de Poortere, die als redactiesecretaris acht nummers (mei 1976 - juli 1977) verzorgd had, te kennen had gegeven, dat hij die taak wilde neerleggen, suggereerde de heer Johan Ducheyne, toentertijd directeur van de Uitgeverij Lannoo, mijn naam aan de beleidsmensen van het tijdschrift en op een dag in 1977 kreeg ik het bezoek van de heer Jozef Storme, in die dagen voorzitter van het C.V.K.V., en van E.H.A. Smeets, in die tijd ‘geestelijk adviseur’ van het tijdschrift ‘Vlaanderen’. Na voorstelling van de functie van redactiesecretaris en veel vragen van mijn kant heb ik aanvaard. Pas achteraf bleek dat ik me terdege vergist had in het inschatten van het volume werk dat het ‘redactiesecretariaat’ met zich meebrengt!
De eerste vergadering die ik als nieuwbakken redactiesecretaris meemaakte, was de vergadering van de ‘Raad van Bestuur’ van 19 november 1977, waar ik ‘ambtshalve’ verwacht werd. Daar maakte ik kennis met een select gezelschap dat bestond uit Jozef Storme, voorzitter C.V.K.V., mevrouw Goos-Derveaux, verbondssecretaris, Kan. A. Smeets, Prof. Dr. Gust Keersmaekers, Hector Deylgat, Adiel Van Daele, Albert Setola, Jacques 't Kindt, Albert de Longie en Rik Jacobs. Een maand later, op 17 december 1977, verscheen ik voor het eerst in de redactievergadering. Behalve de hierboven vernoemden waren daar ook Hans Melen, Prof. Jules van Ackere en Karel van Deuren aanwezig.
Nog steeds ben ik gelukkig en dankbaar dat ik deze mensen via ‘Vlaanderen’ mocht leren kennen: zij waren en zijn nog altijd een verrijking, gestoeld op een waarachtige vriendschap, met wie het prettig samenwerken is.
Onmiddellijk viel me op dat de vergaderingen vlot verliepen, maar wel eens wat gedomineerd werden door uitvoerige en vaak stekelige tussenkomsten van E.H. Smeets, de kanunnik met de al lang legendarische naam van onvermoeibaar werker voor ‘Vlaanderen’. Hij was werkelijk vergroeid met het tijdschrift. Onder de rubriek ‘Korte Golf’ schreef hij - sinds
hoeveel jaren al? - talloze berichten en berichtjes over allerlei ‘kunstactiviteiten’ van de aangesloten leden; voor de ‘Verbondsberichten’ bracht hij de nodige kopij aan en in de rubriek ‘Kunstenaarsbelangen’ vond hij gelegenheid om zijn mening te zeggen over wat hij ongezonde of discriminerende situaties of gebeurtenissen achtte. Daardoor geraakte de redactie weleens in moeilijkheden, te meer omdat die rubrieken meestal niet ondertekend waren. Soms werd gezette kopij nog veranderd of ‘bijgestuurd’ volgens eigen inzicht, wat uiteraard niet in goede aarde viel bij de medewerkers en bovendien vertraging van het verschijnen van de nummers betekende. Niemand betwijfelde echter dat alles gebeurde in de vaste overtuiging aldus het C.V.K.V. en zijn tijdschrift te dienen. Hoe dan ook, daardoor was er soms fel leven in de redactiebrouwerij, waarin ik me als pas-aanvaard redactiesecretaris moest inwerken en ‘inpassen’. De grote verdiensten van kan. Smeets voor het tijdschrift behoren thans tot de herinnering: hij heeft zich uitgesloofd voor ‘Vlaanderen’, wat bij zijn toch onverwacht overlijden (14 augustus 1985) werd beklemtoond door de voorzitter, de heer Werner Vens (zie
Vlaanderen, jg. 34, 1985, blz. 201-202).
Mijn eerste jaren bij het tijdschrift ‘Vlaanderen’ werden verder gekenmerkt door het heengaan van meerdere ‘steunpilaren’ van wat het C.V.K.V. en zijn tijdschrift ‘Vlaanderen’ toen waren. Herhaaldelijk - veel te vaak - moesten we in ons tijdschrift een In Memoriam-artikel voor eigen medewerkers afdrukken. Albert de Longie, lid van de Raad van Bestuur en Redactielid, die zich vooral inliet met poëzie en in het bijzonder met poëzie van jongeren, ontviel ons op 29 oktober 1979 en enige tijd later, op 12 maart 1981 ‘ging onze eminente voorzitter en goede vriend Jozef Storme, van ons heen’, zoals Hector Deylgat het schreef in het In Memoriam (Vlaanderen, jg. 30, nr. 180, jan.-febr. 1981). In nummer 181 (maart-april 1981) verscheen dan het ‘afscheidsartikel’ voor Albert Setola, stichtend lid van het C.V.K.V. en dé lay-out-man van