| |
| |
| |
wij huldigen / wij gedenken
Historicus Valere Arickx
Laureaat van de Vijfjaarlijkse Prijs voor Geschiedenis van de Provincie West-Vlaanderen
Als er een historicus wel recht had op de vijfjaarlijkse prijs voor geschiedenis van de provincie West-Vlaanderen dan stellig Valère Arickx. Hij ontving die onderscheiding voor zijn tweedelig en volumineus werk ‘De geschiedenis van Egem’ (1.200blz.). Reeds in 1951 publiceerde hij ‘Geschiedenis van Pittem’ die een tweede uitgave kende en als model geloofd werd voor wie soortgelijke studies wil ondernemen. Deze ijverige auteur publiceerde verder n.a.v. de herdenking van Ferdinand Verbiest S.J. (1623-1688) - waarvan hij de motor en de coördinator was en is - het Verbiestboek met diverse bijdragen over Verbiest, missionaris en astronoom, alsook een catalogus voor de Verbiestexpo te Pittem in juni-juli 1988: een viering die met grootse plechtigheden gepaard gaat. Het is geen toeval dat Valere Arickx zich voor Verbiest interesseert, want hij is een dorpsgenoot van de grote missionaris. Valère Arickx werd immers op 9 augustus 1921 aldaar geboren.
Na enige tijd in het onderwijs te hebben gestaan te Pittem en Brugge werd hij bibliothecaris in Belgisch Kongo tot einde 1960. Vanaf 1 oktober 1962 werd hij ‘producer woord’ bij de B.R.T.-West-Vlaanderen. Zijn promotie volgde tot produktieleider bij dezelfde B.R.T.-Omroep tot op zijn pensioenstelling in 1986. Hij ontwikkelde er een grote activiteit. Hij schiep kansen voor talrijke woordkunstenaars en letterkundigen voor o.m. het schrijven van luisterspelen, literaire evocaties, poëtische creaties, verhalen, vraaggesprekken en voorstelling van boeken. Voor de B.R.T. schreef Arickx honderden recensies in de programma's ‘Goud op snee’, ‘De boekenmolen’ en ‘Boekenboetiek’. Vermelden we dat hij tegelijkertijd rijksinspecteur werd van de Openbare Bibliotheken voor het zuiden van Oost- en West-Vlaanderen (1964-1978) en de lectuurvoorziening in die functie sterk heeft aangemoedigd. Daarnaast schreef Valère Arickx tientallen bijdragen in ‘Biekorf’, ‘De Leiegouw’, ‘Ons Erfdeel’ en ‘Annalen Genootschap voor Geschiedenis’. Hij is tevens algemeen voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde en voorzitter van de redactie van ‘Vlaamse Stam’. Voor zijn radiojournalistiek werk werd hij meermaals bekroond. Valère Arickx is lid van het C.V.K.V. vanaf de stichting, is lid van het kernbestuur van het Komité van Frans-Vlaanderen en ondervoorzitter van ‘'t Manneke van de Mane’. Terecht had deze ijverige historicus en onvermoeibaar publicist recht eens in de kijker te worden geplaatst want weinigen hebben als hij in de stilte zo'n schitterend werk gepresteerd.
Fred Germonprez
| |
Felix de Boeck 90 jaar
Felix De Boeck werd op 12 januari 1988 90 jaar en kan terugblikken op een subliem leven van scheppend kunstenaar. Twee jaar verliepen sinds het overlijden van zijn lieve, dappere vrouw Marieke. Meer dan ooit is zij en de kinderen die hen ontvielen, hem nabij. Dood en leven liggen bij Felix in één hand, de handen van de Zelfgave: ‘een sublimatie van een tijdeloos bestaan, dat van zijn vragen en zijn macht is ontdaan’ (Arthur Verthé). ‘En gij denkt ineens aan die witte stip / in de machtige kleuren van uw doeken. / Niet alleen van 't zijn, maar ook van uw zoeken / is zij oorsprong’ (Marcel Coole).
Felix is tenslotte teruggekomen bij de witte stip, het Godspunt waarin begin en einde samenkomen. Hij maakt haast monochrome panelen, met in de diepte één lichtpunt, van waaruit enkele diagonalen uitdeinen in de ruimte. De vitaliteit van de schilder kraakt niet onder de ouderdom, al is de man Felix misschien een tikkeltje weemoedig. Zovele huldigingen doorstond Felix reeds: 75, 80, 85 jaar werden met luister en eerbetoon gevierd. Maar de viering van zijn 90ste verjaardag was wellicht de meest serene, innige bijeenkomst. Het woord was er aan zijn vrienden-dichters en zij waren talrijk op 23 april in Drogenbos. ‘Wie de luister van Uw wereld deelt / weet zich uit alle stof bevrijd / volmaakt ontkomen aan de tijd’, schreef Bert Peleman.
Het gevoel te mogen meedelen in die innerlijke gloed, is de band tussen de leden van de Vrienden van Felix de Boeck. En die band was voelbaar aanwezig in de zaal: ‘Want niets is schoner / dan een beeld dat groeit / en waarin 't wit tot een kleur / in menig harten openbloeit’ (Gerard Vekeman).
Harten die trilden bij het aanhoren van Hemelkinderen, een prangend gedicht van Marcel Pira over Felix' vier overleden kinderen: ‘Vier kinderkruisen op één kerkhof zijn vier wonden / ook als men zich in nieuw geluk verblijdt. / Hun ziel werd met gewaad der hemelen omwonden, / ze hebben ons verdriet tot een gebed gewijd’.
Felix die loutering zocht en vond, maar ook Felix de toeverlaat: ‘Tu m'offris du lait, du pain, / Surtout ta chaude présence. / - Pleurant, j'ai baisé tes mains’ (J. Sartenaer).
Maar vooral, rijzig en sterk, de wijze Felix: ‘Zijt gij een tovenaar, een ingewijde, / die zijn bezwering schilderend spreken moet. / En grenzen trekt, als God, van kwaad en goed? / Ogen, die zien, en handen die bevrijden. / Uit werelden van licht rijst een gelaat, / dat onbereikbaar maar herkenbaar staat / te dromen op een onvermoeide aarde’ (August Vanistendael).
| |
| |
Acht dichters lazen voor uit eigen werk, acht maal Felix de Boeck, teder, zinderend, krachtig. Wie zich wil laven aan het wijze zijn van Felix De Boeck, kan de bundel ‘F. De Boeck 90 jaar’ (met gedichten van Marcel Coole, Gerard Vekeman, Raoul M. de Puydt, Marcel Pira, August Vanistendael, J. Sartenaer, Arthur Verthé, Bert Peleman) bestellen bij J. De Kelver, secretaris ‘Vrienden van Felix De Boeck’, Oude Brusselbaan 42, 1600 St.-Pieters-Leeuw - tel. (02) 376 74 26.
Lutgart Dusar
| |
Adiel van Daele 60
Men zou hem geen 60 jaar geven! Toch is het een feit dat de kalender onverbiddelijk aantoont dat de kaap van 60 bereikt werd. Monter, is hij nog steeds de bezige en nauwgezette administrator-penningmeester van ons Verbond. Deze verjaardag is voor het CVKV-bestuur een uitstekende gelegenheid om deze stille werker van harte dank te zeggen en geluk te wensen! Adiel Van Daele kwam bij het tijdschrift ‘Vlaanderen’ als verantwoordelijke voor de administratie in het jaar 1974 in opvolging van de heer Raf De Cock. Na korte tijd werd hij de rechterhand van onze betreurde penningmeester, de heer Hector Deylgat, in de intussen fel uitgebreide financiële beslommeringen die met het beleid van een tijdschrift als ‘Vlaanderen’ samengaan. Adiel nam ook een deel van de boeken, zoals het in de wandelgangen heet, voor zijn rekening. Vandaar dat het voor de hand lag dat het CVKV-Bestuur aan hem dacht om het volledig financiële en administratieve werk op zich te nemen, toen we de inzet en de zorg van wijlen Hector Deylgat moesten missen. En met fierheid kunnen we getuigen: Adiel Van Daele doet als waardevolle opvolger in het penningmeesterschap zijn voorganger alle eer aan. In dezelfde geest van stiptheid, verantwoordelijkheidszin en vooruitziendheid bekommert hij zich om alles wat ‘Vlaanderen’ en het CVKV aan administratief en financieel beleid met zich meebrengen, een werk dat grotendeels in stilte - achter de coulissen - en buiten het weten van velen dag in dag uit gepresteerd wordt en daarbij gaat hij altijd te werk met het liefdevolle enthousiasme van een man die ‘Vlaanderen’ hoog in zijn hart draagt. Voor die zorg en die inzet, reeds zovele jaren, zeggen we graag dank. Onbaatzuchtig staat hij - vaak samen met zijn lieve echtgenote - ten dienste van de leden-kunstenaars van de grote CVKV-familie en de duizenden abonnees van het tijdschrift ‘Vlaanderen’. Hij was en is tevens nog steeds de vlotte
verbindingspersoon met de Drukkerij-Uitgeverij Lannoo, waar ons tijdschrift sinds zijn ontstaan gedrukt wordt. Vanuit een actief beleefde gevoeligheid voor het sociaal-culturele kiest hij bewust voor een verdere inzet voor het CVKV en ‘Vlaanderen’. In de lopende jaargang verschijnt trouwens van zijn hand een uitvoerige bibliografie van ons tijdschrift. Dit ‘register op Vlaanderen 1952-1987’ zal een degelijke handleiding zijn, voor de vele lezers die in hun collectie ‘Vlaanderen’ op zoek wensen te gaan naar een of ander artikel. Met preciesheid en heel veel geduld heeft Adiel dit ‘monnikenwerk’ tot een goed einde gebracht, zodat we in staat zijn geweest de artikels uit 36 jaargangen ‘Vlaanderen’ in een heus boekwerk te bundelen, waarmee we Adiel dan ook van harte feliciteren. Samen met onze herhaalde dank wensen wij Adiel verder een goede gezondheid en nog veel actieve jaren, mede ten bate van het C.V.K.V. (Lindenlaan 18, 8880 Tielt).
Werner Vens
| |
Dre Vandaele
Directeur bij Antigone
Een gesprek voeren met Dré Vandaele, de nieuwe directeur van het Westvlaams Theater Antigone Kortrijk, is verhelderend. Dré werd tot deze functie geroepen door de raad van bestuur op 11 februari 1988. De promotie stijgt hem allerminst naar het hoofd; gemoedelijk spreekt hij over zijn toneelcarrière en hoe hij toneel en acteren ziet. Dré, die al jaren lid is van de raad van bestuur van ons Verbond, tevens kernredactielid van ons tijdschrift ‘Vlaanderen’ werd geboren in Etterbeek op 15 juni 1927. Een jonge zestiger, dus. Na zijn klassieke humaniora aan het Sint-Jozefs Jezuïetencollege van Aalst, en een baccalaureaat Indische Talen aan het Institut Notre-Dame de Namur, kwam hij in het bedrijfsleven terecht: een rijke ervaring die hem in zijn nieuwe functie uiteraard dienstig is. In 1963 al had hij samen met o.m. Walter Boni (BRT-producer) het semi-professionele ‘Kern '63’ opgericht in Aalst, waar hij in nogal wat fel opgemerkte produkties stond in de regie van wijlen Frans Roggen. Tussendoor was hij ook nog recensent beroepstoneel en plastische kunsten bij de ‘Gazet van Antwerpen’ en bedrijfsleider bij de drukkerij-uitgeverij De Beiaard. In 1971 debuteert hij bij Antigone met ‘Viermaal Tsjechov’ in de regie van Albert Hanssens, met Tine Ruysschaert en Cyriel Van Gent. Hij denkt met genoegen terug aan produkties als ‘Van de brug af gezien’ (Miller), ‘Suiker’ en ‘Thuis’ (Hugo Claus), ‘Con Amore’ (Hans Keuls), ‘De leraarskamer’ (Liliane Wauters), ‘Het respectabel trouwfeest’ (Brecht), ‘Leven en dood van Victalis van Gille’ (Ernest
| |
| |
Claes) e.a. Trad ook op in diverse TV-produkties zoals ‘De eerste sleutel’ (P. Plateau), ‘Lente’ (Cyriel Buysse), ‘Cello en Contrabas’ (R. Geldhof), ‘Het koperen schip’ (Libera Carlier), ‘Suite Flamande’ (H. Claus), ‘Suiker’ (Hugo Claus), ‘Het Pleintje’, ‘Paradijsvogels’ (Wies, de barbier), ‘Merlina’ etc. Ook in bioscoopfilms, waaronder ‘Vrijdag’ (Hugo Claus), ‘Menuet’ (L.P. Boon), ‘The old man's mad story’ (Lily Rademakers), ‘L'Oeuvre au noir’ (M. Yourcenar), ‘Bizzness’ (F. Coppens). Dré is ook een uitstekend vertaler, van o.m. ‘Les Parents terribles’ (Cocteau), ‘Monsieur Amilcar’ (Yves Jamiaque), ‘La Locomotive’ en ‘Nina’ (André Roussin), ‘Duos sur canapé’ (Camoletti), ‘Burning Bright’ (Steinbeck), ‘Happy birthday’ (Camoletti). Voor Dré Vandaele betekent theater spanning. Een onderhuids, liefst delicaat rivaliseren tussen het verkalkte naturalisme en de frisse fantasie. Elk stuk kan op de affiche staan, mits er wat zinnigs mee aangevangen wordt. Hij behoort tot die mensen die voor het theater leven omdat zij ervan leven en mogen leven: een voorrecht, misschien zelfs een genade. Al ambieerde hij het directeurschap niet - hij blijft in de eerste plaats acteur - wil hij opgelegde verantwoordelijkheden niet uit de weg gaan. Hij neemt zich voor de artistieke impact van Antigone nieuwe impulsen te geven, de rendabiliteit - ook cijfermatig - aanmerkelijk op te drijven, de externe betrekkingen met de sociale en culturele organisaties persoonlijk te verbeteren. We twijfelen er niet aan dat met de nieuwe directeur het Westvlaams Theater Antigone in vakbekwame handen ligt. We wensen hem goede vaart! (Minister Tacklaan 15/1, 8500 Kortrijk).
Fred Germonprez
| |
Kunstschilder Gas van Denhoeck
Eerste Prijs van de ‘Société des Pastellistes de France’
Er zijn momenteel in Vlaanderen slechts een handvol kunstenaars die het pastelschilderen exclusief bedrijven. Gas Van denhoeck is er één van. Grondig heeft hij zich de pasteltechniek eigen gemaakt, en hij wist ze ook continueel bij te slijpen. Zijn pastellen worden gekenmerkt door een penetrante en vitaal-gedirigeerde atmosfeer. In landschap, zeestuk, reisherinnering, portret en figuurcompositie introduceert hij de stuwing van de agitatie en de sensibiliteit (pastel is inderdaad een expressie van pure gevoeligheid) op gekanaliseerde wijze. Gas kent de euforie van de volle, heldere kleur en zijn vloeiende vlakken blijken nooit zonder karakter. Zijn royale vlakken bewijzen dat hij de zaken niet klein of krenterig bekijkt. Graag laat hij ook de aard en de tint van het papier mee gewicht in de schaal leggen. Zijn kleuren mengt hij niet. Gas kan één kleur doen prevaleren. De transpositie van het coloriet lijkt nooit onnatuurlijk. Hij introduceert soms vrij gedurfde kleurcontrasten, hoewel dat aspect volkomen gespeend blijft van tegenstrijdigheden. Veel oog heeft hij tevens voor de spelingen en de capriolen van het licht. Aan het licht bedeelt hij inderdaad een participerende en zelfs een creatieve rol toe. Zijn ‘force de frappe’ is het, dat hij de materie tegelijkertijd weet te doen sprankelen en te vergeestelijken.
Als kerstekind is Gas Van denhoeck in 1930 te Hoboken geboren. Hij volgde lessen aan de Academie te Antwerpen, Berchem en Merksem. Van gewicht is zijn passage langs Franck Mortelmans, pastelschilder van eerste rang. Gas' werk is zijn biografie; zijn leven is zijn inzet voor de kunst. In alle genres beheerst hij het pastel bezielend. Hij blijft gevoelig voor de herbronnende natuur, maar beweegt zich ook graag tussen mens en masker. Als pastellist huldigt hij een breed en verduurzaamd impressionisme, met even bedachtzame als sensibele abstraheringen. Zijn sonore pastellen gaan naar het gesublimeerde op. Dat werd ook in het internationaal pastelsalon te Rijsel opgemerkt. Zijn notoriteit als pastelschilder staat buiten kijf (Borkelstraat 144 te 2120 Schoten).
René Turkry
| |
Rudolf van de Perre
Prijs van de Vlaamse Poëziedagen - 1987
Lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
De waardering die Rudolf van de Perre de laatste jaren - overigens zéér terecht - te beurt viel als essayist (o.a. voor zijn talloze publikaties in verband met lyriek en voor zijn volprezen Demedtsboek), deed haast vergeten dat hij ook - en niet minder - dichter is. Na de beide bundels uit de jaren zestig en zeventig (‘Verten en Grenzen’ en ‘Herder en Koning’), volgde schijnbaar zo'n lange periode van zwijgen... Enkel wie goed lezen kon, herkende zelfs in het essayistisch werk de echte geaardheid van de lyricus. Uitdrukkelijk bood Van de Perre zich weer aan als dichter met het nu bekroonde ‘Boergondische Suite’. Bij het verschijnen noemde Professor G. Keersmaekers de bundel ‘de verwoording van de voortdurende ervaring van het menselijk tekort, de heerlijke droom en de toch ontnuchterende werkelijkheid, de onvermijdelijke tegenstelling, de strijd tussen schijn en
| |
| |
wezen’. Van haar kant prees A. Dierick de hoge vormperfectie van deze klassieke gedichten en noemde ze ‘Boergondische Suite’, ‘het verhaal van een bewustwording, een psychische niveau-verhoging. Naar inhoud en naar vorm een aangrijpende bundel’. Die mening werd door de jury van de ‘Prijs voor Vlaamse Poëziedagen’ duidelijk gedeeld. Het tijdschrift ‘Vlaanderen’ is daar dankbaar voor en wenst vriend Rudolf van ganser harte proficiat. We feliciteren hem tevens voor zijn opname in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (Gent), wat een duidelijke erkenning en waardering inhoudt voor zijn werk als dichter en essayist (Blackmeers 81, 1790 Hekelgem).
Luc Daems
| |
In memoriam Frank van Doorne (hans melen)
De verdienstelijke Deinzenaar, classicus Frank Van Doorne, die als dichter, essayist en musicus bekend is onder het pseudoniem Hans Melen, is op 19 maart jl. op 74-jarige leeftijd overleden. Frank Van Doorne kreeg zijn Latijn-Griekse humanioraopleiding in Gent aan het Koninklijk Atheneum en in 1936 behaalde hij aan de Rijksuniversiteit aldaar het licentiaatsdiploma in de klassieke filologie. Reeds van in zijn prille jeugdjaren was hij in Deinze als leerling aan de muziekschool geïnitieerd geworden in de notenleer alsmede in piano- en vioolspel. Aan het Gentse Conservatorium werd hem in 1930 als pianist een eerste prijs toegekend. Er dient te worden op gewezen dat hij het succes van zijn theoretische en van zijn instrumentale muzikale studiën in ruime mate te danken heeft aan privaatlessen die hem werden gegeven door mevrouw Solange Malfait-Degrijze, echtgenote van wijlen kunstschilder Hubert Malfait. In 1947 trad hij in het huwelijk met Odette Fréchier en werd leraar klassieke talen aan het Koninklijk Atheneum te Kortrijk. Kort daarop werd hij in die stad ook met leeropdrachten belast aan het ‘Hoger Rijksinstituut voor Maatschappelijk Dienstbetoon’. Zijn drukke ambtsbezigheden hebben niet verhinderd prijzenswaardige naschoolse - meer speciaal culturele en artistieke activiteiten - aan de dag te leggen: hij gaf talrijke klavierrecitals en voordrachten, hij werkte mee aan een twintigtal periodieken, vooral in eigen provincie fungeerde hij vaak als jurylid voor het toekennen van poëzieprijzen en, in zijn hoedanigheid van redactielid van het tijdschrift Vlaanderen, zelfs als jurylid bij een door genoemd tijdschrift uitgeschreven prijskamp voor muzikale compositie, hij was ere-voorzitter van de Bestuurscommissie van de muziekacademie en van de academie voor Schone Kunsten te Deinze, hij was lid van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, van de Scriptores Catholici en ondervoorzitter van de Vereniging van de Katholieke
Oostvlaamse Schrijvers. Zijn eerste twee dichtbundels - ‘Schemerlichten’ (1952) en ‘Stille Tocht’ (1953) - publiceerde hij samen met Amédée Suenaert. Daarop volgden ‘Ruisende Wilgen’ (1954), ‘Mijn drang naar U’ (1956), ‘Uw weelde op elk Gelaat’ (1960), ‘Het Licht der Stilte’ (1964), ‘Stervende Stenen’ (1974), ‘Melos’ (1979) en ‘Tijd in Eeuwigheid’ (1979). Tot op heden werden van hem gedichten in het Frans en in het Portugees vertaald. Volledigheidshalve moet ten slotte nog gewezen worden op het feit, dat Frank Van Doorne als classicus vertalingen uit het Grieks van Sophocles en Plato verwezenlijkt heeft. Hans Melen was een scherpzinnige, fijn- en bovenal teergevoelige opmerker, iemand die wars van luidruchtigheid en aanstellerij, dankbaar naar de stilte kon luisteren en in die stilte emotioneel het weemoedige vermocht op te vangen. Alleen reeds op grond van de titels van zijn dichtbundels kan dit worden vermoed. Hij was ontegensprekelijk romantisch en intimistisch ingesteld. Qua vorm valt de distinctie op van zijn taal, de voornaamheid van zijn overwegend klassiek afgestemde prosodie en de vaak melodische geladenheid. Het is daarom niet verbazend dat tal van componisten gedichten van hem op muziek hebben gezet, laten we hierbij denken aan Lieven Duvosel, Omer Van Puyvelde, Jan Douliez, Frans Van Lancker, Michiel De Croos en pater J. Debrabandere. Wij kunnen met een warm hart aan hem denken als een goed man met talent, met een grote werkkracht, met beginselvast geloof en een diepe Vlaamse overtuiging.
Fr. De Vleeschouwer
| |
In memoriam Maurits Deroo
Toen op 28 november jl. het Westvlaams Orkest op initiatief van de Vriendenkring van het Stedelijk Muziekconservatorium Brugge Maurits Deroo (o4.11.1902) naar aanleiding van zijn 85 jaar een waardig huldeconcert bracht, kon hij er wegens ziekte helaas niet meer bij zijn. Hij stierf op 4 maart 1988. Aan deze zeer verdienstelijke creatieve en interpretatieve kunstenaar, trouw lid van het C.V.K.V., werd in het tijdschrift Vlaanderen meer dan eens een hommage gebracht (1967, 1972, 1983). Overigens behaalde Maurits Deroo in 1968 ter gelegenheid van de ‘Wedstrijd nummer 100’ met zijn vocale inzending zowel de eerste als de tweede prijs. Het past dan ook bij zijn muzikale loopbaan even stil te staan. Na zijn opleiding te Brugge studeerde hij aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel en verwierf er eerste prijzen in theoretische harmonie (1923), kamermuziek (1926), viool én fuga (1927).
| |
| |
Kenschetsend voor zijn werkkracht en talent, voerde hij op het vioolexamen zijn eigen Poëma uit. Zonder twijfel heeft naast zijn vioolleraar Mathieu Crickboom zijn directeur én leraar fuga Joseph Jongen een diepgaande invloed op hem uitgeoefend. Met deze bagage gewapend werd Maurits Deroo in 1926 leraar viool te Brugge en maakte hij tevens deel uit van het Groot Symfonisch Orkest van het Kursaal te Oostende. Dit alles bleek een ideale voedingsbodem voor een fertiele compositorische produktie, zodanig dat in 1946 zijn naam en imago aan de basis lagen van zijn benoeming tot directeur van het conservatorium van zijn geboortestad. Hij nam er ten volle zijn verantwoordelijkheid op: streven naar aangepaste criteria en uniformiteit in de leerprogramma's, organiseren van concerten, uitbreiden en actualiseren van cursussen en herinrichten van de bibliotheek. Alles ondernam hij met een aangeboren autoriteit, een ongehoorde assiduïteit maar vooral met liefde voor het kind, de kunst en de muziek. Daar zijn uiterst gevarieerde opuslijst aangroeide tot het nummer 122 is het binnen dit bestek onmogelijk ook maar de voornaamste werken te citeren of summier te bespreken. In elk geval was hij een met grote regelmaat gelauwerd componist: bekroningen door het N.I.R. en de Académie d'Alsace, evenals premies en prijzen voor compositie van de provincie West-Vlaanderen (1928, 1933, 1938, 1948).
Zoals hij in 1972 zelf verklaarde, zijn een klare vloeiende lijn, een stevige constructie en een kleurrijk palet de pijlers van zijn kunst. Hoewel internationaal eclectisch geëvolueerd leunt zijn lyrische stijl aan bij de laat-romantiek en het impressionisme. De redactieraad van het tijdschrift ‘Vlaanderen’ hoopt op een verdere verspreiding van het oeuvre van Maurits Deroo, eert in hem tevens de nagedachtenis van een Vlaming uit één stuk en biedt zijn kinderen en kleinkinderen zijn christelijk medeleven aan.
Jaak Maertens
| |
In memoriam Rik Huys
Op 10 april 1988 overleed mijn vader. Een gewoon sterfgeval onder de zovele gewone sterfgevallen. Vaders sterven en blijven enkel in de herinnering van de weinigen die van hen hielden, leven: eerst intens, dan vager, tot we zelf sterven en tot herinnering worden. Mijn vader was een dichter. Een scheppend kunstenaar. Een vrij onbekend dichter. Niemand zal een biografie aan hem besteden. De herinneringen van familieleden, vrienden en kennissen zouden nochtans vele boekdelen met interessante gebeurtenissen kunnen vullen. Maar van wie niet eigenlijk? Hij was de oudste zoon van Modest Huys, de Leieschilder, de luminist, de schilder van volkse taferelen. Zijn jeugd moet wel boeiend geweest zijn, doordrongen van het artistieke klimaat van die tijd. Ooit vertelde hij mij dat hij pianist en dirigent zou worden. Zijn vader - de kunstschilder - verbood dat. Kunstenaar worden? Wat een idee: te weinig bestaanszekerheid. Hij werd dan maar regent Germaanse talen. Leraar dus. De droom muzikant te worden heb ik dan maar overgenomen en dank zij zijn steun kunnen realiseren. Hij studeerde aan de Gentse normaalschool. Daar kwam hij o.m. in contact met Achilles Mussche. Zo begon zijn dichterscarrière. Twee bundels: ‘Preludium’ en ‘Geboorte’ werden gepubliceerd. De invloed van Mussche en vooral Rilke - samen met Goethe en Shakespeare, mijn vaders idool - is onmiskenbaar. Helaas, ook de dichterscarrière bleek vooralsnog een droom. De banale realiteit van het dagelijkse leven, de vele tegenslagen, oorlog, ziektes, financiële moeilijkheden, familiale miseries... het klinkt allemaal weinig origineel; eerder stof voor een stuiversroman voor hen die dit alles niet beleefden. Arme vader, tot ruim in de zestig moest hij geduldig alle leed verbijten om eindelijk geluk en troost te vinden. Liefde en poëzie kwamen na een lange onderbreking hem uiteindelijk nog een tiental jaren gelukkig maken. De moed en het doorzettingsvermogen waarmee hij
nog een zevental dichtbundels publiceerde, alsof hij de verloren tijd wou inhalen, dwingen bewondering af. De vrees als ouderwets te worden versleten deed hem soms gewild modern (of is het postmodern?) doen. Hij bestudeerde grondig de jonge generaties en imiteerde ze nu en dan. Soms ook kon hij niet ontsnappen aan de erfenis van zijn idolen. Eigenlijk is het vooral de doodsgedachte geweest die hem tot zijn meest persoonlijke en meest intense poëzie inspireerde. Ook de eenvoudigste die - ik althans - gewoon de mooiste vind. Mijn vader aanvaardde de dood. Hij stierf rustig. Mooi zelfs. Wat hij naliet kan ik niet beschrijven. Het is in ieder geval onuitwisbaar. Dit korte ‘in memoriam’, geschreven door een niet-schrijver, betekent wellicht weinig. Hopelijk moge het hem, nu geworden tot een vleugje onidentificeerbaar niets - om Kurt Vonnegut te citeren - nog even doen oplichten. Moge dit lichtje de vrienden lezers even verwarmen.
Johan Huys
| |
Oproep van de redactie
C.V.K.V.-Ieden die menen in aanmerking te komen voor een artikel in deze rubriek (n.a.v. een bekroning of een verjaardag van 60, 70, 80,...), richten eerst een aanvraag aan het redactiesecretariaat (adres vooraan in het nummer). Gelieve hierbij echter rekening te houden met de voorschriften van onze Raad van Bestuur, afgedrukt in ons nr. 204, blz. 49. Beste dank bij voorbaat.
|
|