[nummer 221]
Een bemoedigende terugblik
De volgende bladzijden vertellen over de werkzaamheden, de vreugden en de zorgen van de opeenvolgende redactiesecretarissen van het tijdschrift, uitgegeven door het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond. Tot en met z'n veertiende jaargang heette het West-Vlaanderen, sedert 1966 Vlaanderen, waardoor de toen al lang bestaande ruimere uitstraling van het Verbond duidelijk werd gemaakt. Dat tijdschrift is thans aan z'n 37ste jaargang toe en aan z'n vijfde redactiesecretaris.
Fernand Bonneure verzorgde de eerste 56 nummers (nr. 1, jg. I, 1952 - nr. 56, jg. X/2, maart-april 1961), met in 1956 nog een extra-nummer. Julien van Remoortere ‘begon’ met de 68 volgende afleveringen (nr. 57, jg. X/3, mei-juni 1961 - nr. 123, jg. XX, 1971), met daarenboven eveneens een extranummer in augustus 1968. Dan nam Joost Vanbrussel voor drie jaren de taak over (nr. 124, jg. XXI, 1972 - nr. 143, jg. XXIII, 1974), toen Julien van Remoortere weer 8 nummers verzorgde (nr. 144, jg. XXIV, 1975 - nr. 151, jg. XXV/2, maart-april 1976). Voor de volgende 8 nummers werd hij afgelost door José de Poortere (nr. 152, XXV/3, mei-juni 1976 - nr. 159, XXVI/4, juli-augustus 1977). Na 2 nummers, verzorgd door ‘de redactie’, werd de taak overgenomen door Robert Declerck, die sedert nr. 162 (XXVII, jg. 1978) op een eveneens voortreffelijke wijze het lief en leed van een redactiesecretaris beleeft en draagt; intussen verscheen nr. 220: we zijn tien jaren verder.
Sedert 1952 is het C.V.K.V. z'n doelstellingen trouw gebleven: de veelzijdige bekommernis om de christelijke inbreng in de wereld van de kunst, de aandacht voor het artistieke leven in Vlaanderen. Dat blijkt ook uit de beschouwingen van de opeenvolgende redactiesecretarissen, die een beeld geven van het ontstaan van het C.V.K.V. en de groei en bloei van z'n tijdschrift. De ‘lijn’ van de themanummers, waarin naar afwisseling werd en wordt gestreefd, en de opvatting ervan kregen mettertijd duidelijker omlijning; daarin vindt de redactie een stevig houvast voor de inhoud, waarmee ze elk jaar diverse terreinen van het kunstleven in eigen land en daarbuiten aan bod wil laten komen. De tweede helft van elk nummer wordt voorbehouden aan het leven in en de werking van het C.V.K.V., aan berichten allerhande in verband met het actuele kunstgebeuren, ook aan artistieke en ethische beschouwingen, aan ingezonden werk, waardoor de verscheidenheid van elk nummer een ruimer veld omvat dan alleen het thema. Aan de keuze van de themata wordt de grootste, ernstigste zorg besteed. De onmiddellijke ‘actualiteit’ van elk themanummer is wellicht niet altijd evident. Daarbij mag evenwel niet vergeten worden, dat ‘het verleden’ vaak die onmiddellijke actualiteit kan helpen verklaren en vooral, dat belangstelling voor dat verleden steeds levendig blijft (en moét blijven). Dat tal van nummers niet alleen een informatieve, documentaire, maar ook een actuele waarde behouden, dat bewijzen de vele vragen naar oudere nummers en naar oudere jaargangen. Dat kan de redactieploeg alleen sterken en steunen bij haar zorgvuldige keuze.
Het kunsttijdschrift Vlaanderen mag nog steeds - al zijn de tijden nu eenmaal niet bevorderlijk voor dergelijke publikaties - rekenen op ruim 4.000 abonnees. Het beantwoordt dus wel degelijk aan een behoefte, er is ruimte voor gebleven. Van bij den beginne werd West-Vlaanderen, net als z'n opvolger Vlaanderen, algemeen geprezen als een prachtig en degelijk kunsttijdschrift. Ook boven de eigen grenzen wordt het gewaardeerd als een publikatie ‘zoals je die in het Noorden zelden ziet’; dat de recensent uit datzelfde Noorden meende dat het tijdschrift wordt uitgegeven ‘met financiële steun van al wie en wat Vlaams is’ (Literatuur, jg. V, 1988, blz. 113) doet ons verzuchten: was het maar waar! Wordt onze ‘Vlaamse Gemeenschap’ aldus niet te veel eer aangedaan? Dat het tijdschrift christelijk en Vlaams is en dat ook duidelijk zegt, betekent eerder een hinder voor heel wat officiële ‘steun’. Gelukkig zijn er de vele abonnees en is er in Vlaanderen inderdaad nog bereidwilligheid en inzet.
Dat Vlaanderen een degelijk en prachtig tijdschrift is, dankt het aan de idealistische toewijding en de onbaatzuchtige inzet van zovele medewerkers van vroeger en nu; vele medewerkers van het eerste uur zijn ons ontvallen, maar in de redactieploeg niet vergeten. Het verheugende resultaat werd ook mogelijk dankzij de ‘know-how’ van de uitgeverij Lannoo, drukker vanaf het allereerste nummer tot op heden; dankzij tevens de financiële steun van de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen en van het Provinciebestuur van West-Vlaanderen, die hun engagement vanaf het eerste uur trouw blijven, ook nadat West-Vlaanderen héél Vlaanderen is geworden. Alleen om financiële redenen echter moest het ‘tweemaandelijks’ tijdschrift sedert 1985 (jg. XXXIV) van 6 nrs. per jaar terugvallen op 5, nadat de vorige twee jaargangen al afgesloten waren met telkens een dubbelnummer (5/6). Met heimwee denkt de redactie terug aan de ‘gouden’ jaren, toen zelfs 7 nrs. aan de abonnees konden bezorgd worden (jgn. XVII-XXIII, 1968-1973). Zal het tijdschrift met de bereidwillige steun van gulle sponsors nog eens echt ‘tweemaandelijks’ kunnen verschijnen? Wij hopen en vragen.
Wie over de schouders van de redactiesecretaris kan mee-kijken, beseft dat elk nummer voor hem zijn zorgen meebrengt. Dat ondervinden ook de samenstellers van de thema-nummers. Gelukkig zijn er ook de vreugden, wanneer het ‘slaagt’. Werken met vrijwilligers is een voorrecht, ook een voortdurend hopen en geloven. De rijke geschiedenis van het tijdschrift, na te lezen in de volgende bijdragen van de redactiesecretarissen, is een steun voor het C.V.K.V. en voor de leden van de kernredactie en van de redactieraad. Met volle en vruchtbare inzet blijven zij werken om het verheugend-hoge peil te behouden van hun tijdschrift, waarin ze geloven en waarmee ze blijven beantwoorden aan de verwachtingen van hun lezers. Het werk gebeurt en gedijt in stilte. Schreef de dichter René Verbeeck - zoals zovele van onze grote kunstenaars eens lid van het C.V.K.V. - niet terecht: ‘Vlaanderen, ook de stillen werken aan u’? ...Tot die ‘stillen’ behoren in het bijzonder de redactiesecretarissen van vroeger en nu, die we daarom graag hulde brengen en danken.
Prof. Dr. G. Keersmaekers voorzitter Redactieraad