In het capteren van wat in de maatschappij leefde en zulks op een vrij provocerende manier op het scherm brengen, bleken Collet en Drouot trouwens meesters. Denk maar aan produkties als L'Etreinte, Louiza, een woord van liefde en Dood van een non. Met de non stierf ook het duo en Paul Collet kon het alleen niet redden. Drouot ging na de split meer en meer de produktietoer op.
Tussendoor was er ook nog het geval Monsieur Hawarden, Harry Kümels esthetiserende verfilming van de novelle van Filip De Pillecijn. Waarom geval? Ondanks alle waardering vanwege de critici kwam Hawarden maar niet in de bioscopen. Tot hij ten slotte via een Leuvense omweg in Kümels vaderstad Antwerpen, belandde.
Weinig Vlaamse cineasten kregen op internationaal vlak zoveel kansen als Kümel. (Hij schiep ze bovendien zelf door zijn griezelprent Daughters Of Darkness.) Niemand minder dan de produktiemaatschappij United Artists zag wat in Kümels talent en hielp mee aan het tot stand komen van Malpertuis. Zelfs Orson Welles daalde van zijn Olympus om in Brugge uit Kümels hand regieaanwijzingen te slikken (en te geven).
Het bleef evenwel bij die ene samenwerking en Kümel ontmoette Joachim Stiller en deemsterde daarna weg in verloren paradijzen en Secrets Of Love. Delvaux, Verhavert, Collet en Drouot, Kümel, - ze hebben allen hun eigen stempel.
Waren ze achteraf gezien en schematiserend eigenlijk niet de wegbereiders voor de Mira van Fons Rademakers?
En was de verfilming van Streuvels' roman,
De teleurgang van de Waterhoek, niet een synthese van het beste uit de Vlaamse films uit de jaren zestig? Hoe dan ook,
Mira sloeg in als de klassieke bom en leek op weg om als locomotief te dienen
1984
1985
1986
voor heel wat filmwagonnetjes. Want de massa kwam
Mira (en ook een beetje Willeke Van Ammelrooy) bewonderen. Er leek geld te verdienen, zelfs met Vlaamse film.
Mira werd Cannes waardig bevonden en er was internationale belangstelling om de film voor het buitenland aan te kopen. Enkele toplui van
Columbia Pictures kwamen via de Bondsrepubliek naar Brussel om informatie over de film in te winnen vooraleer naar Cannes af te reizen. Maar naar verluidt, was de vraagprijs buitenissig.
Met Mira zijn we reeds in de jaren 70 en er is links en rechts kritiek te horen op De Vlaamse Kastelenfilms. Vooral de Antwerpse Fugitive Cinema schopt, onder leiding van Robbe De Hert, keet. Robbe doet zijn reputatie van enfant terrible alle eer aan. Zijn projecten raken moeilijk afgewerkt. Wat her en der irritatie veroorzaakt en de noodzaak duidelijk maakt om naast het oer-talent dat Robbe is, een producent te zetten die de touwtjes stevig in handen houdt. Om te weten of deze politiek vruchten droeg, hoeft men alleen maar Robbes De Witte van Sichem te bekijken. Een vlotte en boeiend gemaakte film, zonder haperingen verteld, waarin goed wordt geacteerd. Een voorbeeld.
Robbes vrienden Patrick Le Bon en Guido Henderickx knokten op hun manier om hun projecten verfilmd te krijgen.
Beiden hebben een sociale belangstelling gemeenschappelijk en brachten zo nieuwe accenten in de Vlaamse film. Le Bon debuteert opmerkelijk met Salut en de kost en scoort in 80 goed met zijn gedegen Hellegat. Drie jaar later draait hij met Zaman een originele in het Antwerpse politiemilieu verankerde film.
Maar zijn Paniekzaaiers zijn dan weer andere maar zeker