Robbe de Hert talent, levensgevoel, engagement
Robbe De Hert (1942) is als cineast een autodidact die zoals o.a. Harry Kümel uit de Filmgroep 58 komt. Hij was korte tijd assistent-cameraman bij de BRT, werkte mee aan produkties van andere cineasten en is, voor alles, de man van het cineastencollectief Fugitive Cinema vzw. (1966). Hij is de realisator van S.O.S. Fonske (1968), De bom (1969), Dood van een sandwichman (1971), Camera Sutra (1973), Gejaagd door de winst (1978), De Witte van Sichem (1980), Le filet américain (1981), Maria Danneels of het leven dat we droomden (1982), Zware jongens (1984), De droomproducenten (1984), Henri Storck (1986), - om alleen de meest bekende titels te noemen. Robbe De Hert schreef een polemisch en ontwapenend boek, Het drinkend hert bij zonsondergang / Het jungleboek van de Vlaamse film, een autobiografie, waaruit we citeren; hij verwees ernaar, toen we constateerden dat ons (te kort) gesprek bijna uitsluitend over geld gegaan was. Overigens een thema dat, pratend met mensen uit de film, voortdurend aan de orde is. Een goed voorbeeld is volgens Robbe De Hert De Witte van Sichem, een film die door een half miljoen bioscooptickets gehonoreerd is en juist quitte gespeeld heeft. Hoe kun je investeren als je geen winst maakt? Robbe De Hert is gefascineerd door film en de verklaring daarvoor is talent, - dat geëlektrificeerd wordt door politiek engagement. Meer dan tien jaar probeert Robbe De Hert een project te financieren zonder het van de grond te krijgen: Priester Daens, naar Louis-Paul Boon.
(kvd)
1966. Het is het leven dat in je zit, dat je niet voor jezelf kan houden, dat je wil delen. Het is krankzinnig en toch simpel. Doen begrijpen, misschien... Ik ben erg triestig als iemand de dingen, alles, niet spontaan of helemaal niet ondergaat zoals ze zijn. Talent is voor mij weten, verstaan, ondergaan, smaken... Vonken, uitbarstingen en zacht lachen, - bier, rebelleren... Ik film omdat het me de meeste mogelijkheden geeft om iets te introduceren.
(Gecit. in NoDVF)
1970. In Camera Sutra gaat het concreet om de situatie in ons land. Dagelijks ondervind je bepaalde dingen: de onmenselijkheid van bepaalde produktiesystemen, het feit dat je gewoon belet wordt om een inzicht in vele dingen te krijgen, het uitdenken van lapmiddelen om uitwassen op te lossen, het in stand houden van tradities. Kortom, de mensen een goed geweten bezorgen. Ik vind het veel belangrijker als de mensen blijven zitten met vraagtekens, dan dat je die oplost met middelen die er uiteindelijk helemaal geen zijn.
(Gecit. in NoDVF)
1980. Wat me onmiddellijk in het onderwerp (De Witte) aantrok, (vertelt Robbe De Hert aan Fernand Auwers, kvd.) was de verwantschap die ik voelde met iemand als de Witte. Het kan vreemd lijken, maar ik herkende er duidelijk mijn eigen kinderjaren in. Ik heb ook mijn deel rammel gekregen, op mijn knieën gebeden en in straf moeten zitten, ik voelde me in die tijd ook overal de kop van Jut, ben gaan lopen thuis, ik voelde me vertrouwd met de ellende van de Witte, - en met het feit dat ze hem toch niet klein hebben gekregen.
(Gecit. in NoDVF)
1981. Vergis je niet: als wezen van Marx en Coca-Cola houden we van het Westen, Billy Wilder, het Beaubourg-Centrum, onze droomfabrieken. Maar zolang deze dromen betaald worden met het onderdrukken van andere mensen, zullen we verder gaan met het realiseren van linkse, vervelende films in plaats van cowboy-film of liedesdrama waarvan we al jaren dromen.
(Gecit. in NoDVF)
1983. Maar zeggen dat de
producenten aan de basis liggen van de Belgische cinema, dat is wat te veel gevraagd. Na elk (relatief) succes staat iedere gerenommeerde cineast - of het nu een Kümel is, een Chantal Akerman, een Delvaux, Lamy, ikzelf of noem maar op - opnieuw voor een muur van financiële problemen. Telkens weer is het de
cineast(e) die geld zoekt om een project op te starten, die alle voorbereidende risico's neemt. Pas als de minister getekend heeft, komen de producenten met centen over de brug, en dan nog. O, je mag gerust stellen dat het slecht gaat met de Belgische cinema omdat het een
regisseurscinema is, waarom niet? Maar waar blijven de producenten dan? Cinema is een mengeling van kunst en industrie, een
samengaan van artistieke en financiële belangen. Maar waar zitten die financiers dan?
Normaal is het de producent die de grootste risico's neemt, maar op enkele uitzonderingen na, is dat in België de persoon die de minste risico's neemt. De producenten mogen gerust op hun beurt de bal doorspelen naar de financiers, het distributiekanaal en de publieke instellingen (de ene kan alleen naar onderen rekenen, de andere kan zelfs
niet rekenen), maar neen, als enige oplossing zit men te knagen aan de budgetten, zodat het bijna onmogelijk wordt om nog ernstig verder te werken. En dan willen we allemaal wel te gepasten tijde
het ministerie bezetten, teksten opstellen en acties ondernemen om het financiële klimaat te verbeteren (voor wie eigenlijk?), maar niet om nadien nog meer concessies te doen, nog meer op onze kop te laten zitten en uitgeperst te worden, allemaal ten nadele van het produkt!
(Robbe De Hert in zijn boek, Het drinkend hert bij zonsondergang.)
1986. Luc Pien: Robbe De Hert zelf is een gelauwerd documentarist met een eigen visie en een eigen stijl. En hoewel hem al dikwijls zijn onverholen opstelling en zijn soms eigenzinnige werkwijze werden verweten, toch kan men niet naast de parallellen met het werk van Henri Storck kijken. Veelzijdigheid en vakmanschap zijn van beider werk het kenmerk... Het resultaat is een geduldig en intelligent opgebouwde synthese van het rijke oeuvre en leven van Henri Storck geworden met de anekdotische kijk die Robbe De Hert erop heeft... Henri Storck is zowel het onderwerp als de begeleider van deze film: zijn oeuvre is de vorm, zijn leven de inhoud.
(Gecit. in NoDVF)