Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 37
(1988)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Rome, hoofdstad der fonteinenRome kan op zichzelf een synthese bieden van ons thema zó dat ‘Fonteinen van Rome’ een begrip is geworden dat ook in de beeldende kunsten, de muziek, de film is binnengehaald. Met enige overdrijving zegt Cesare d'Onofrio in zijn studie Fontane di Roma (Staderini, 1962) dat de fonteinen het meest karakteristieke element van de stad vormen, méér dan de kerken, de paleizen, de villa's, de ruïnes. Wel is geen stad zo rijk aan fonteinen. De archeoloog Rodolfo Lanciani berekende dat het oude Rome 212 fonteinen had, gevoed door elf aquaducten. Het puin van de machtige aquaducten die men tegen de einders van de Romeinse campagna ontwaart en de overblijfselen van de thermen die tot in de verste provincies van het Romeinse rijk worden gevonden, tonen hoe, bij dit volk, het gebruik van lopend water in de vormen van de bouw- en beeldhouwkunst tot een volmaakte techniek en de hoogste verfijning was geraakt. Hadden de praktische Romeinen in de eerste plaats oog voor zijn nuttige functie, zij kenden ook reeds het water als decoratief en vreugdescheppend fantasie-element zoals de sierbekkens uit keizerlijke en andere villa's getuigen. De Italiaanse musea bewaren uit de rijke huizen van Pompei en Herculaneum talrijke bekkens en waterputten, op hun omtrek met rijk beeldhouwwerk, in 't bijzonder bacchanale motieven, in reliëf gezet. Een van de pronkstukken van Palermo's Nationaal Museum is de Hercules die, een knie op de flank van een hert gedrukt, de horens van het dier breekt. Het brons is met een verrassende techniek gemodelleerd: de haren van het hert zijn met fijne inkervingen uitgebeeld, de ogen van Hercules en zijn slachtoffer zijn deels met zilver, deels met koper uitgewerkt; uit koper zijn ook de lippen van de held. Dit prachtwerk versierde de fontein van een huis te Pompei. Het water gutste uit de muil van het hert in een marmeren bekken dat voor de groep stond. Hoevele Venussen, Diana's, Narcissussen buigen zich thans in de musea in hun gracieuze maar nutteloze houding over fictieve waterspiegels, verzwonden met de andere heerlijkheden in de ruïnes van de paleizen en de villa's waarin ze eenmaal prijkten! Sinds de tijd van de Romeinen hebben fonteinen overal Rome's groen en steen leven en zang gegeven. Vooral tijdens de Renaissance hebben de kerkvoogden hierin een grote rol gespeeld. Toen vond men fonteinen zelf in vele privé-villa's van prelaten en vorsten. Zo nauw waren ze in het sociale leven van de stad ingeschakeld, dat men lezen kan, hoe, o.m. tijdens de feestelijke ontvangst van Borso, hertog van Ferrara, in Rome, de fonteinen voor één dag wijn in plaats van water spoten. Tijdens de Renaissance werden verschillende aquaducten weer dienstbaar gemaakt en als aanloop genomen tot monumentale fonteinen. In 19 vóór Christus liet Agrippa ten gerieve van zijn thermen een twintig kilometer lang kanaal bouwen dat de Acqua Vergine naar Rome leidde, zogeheten omdat een meisje (maagdeke?) dorstige Romeinse soldaten de bron ervan aanwees. Julius III, de laatste paus van de Renaissance, liet door Vignola en Ammannati de Fontana dell' acqua Vergine (1550) aanleggen, een van de meest poëtische opvattingen en vernieuwingen van het antieke nympheum: het water komt aanspoelen te midden van het tuinengroen en tussen vier marmeren kariatiden die het ovaalbogige balkon stutten. Paus Sixtus V (1585-90) laat langs de aquaduct van Alexander Severus (222-235) de Acqua Marcia uit Palestrina, bij de Monti Albani, aanvoeren. Hij zal het water nu naar zijn voornaam noemen: Acqua Felice (Peretti). Architect Domenico Fontana (met de voorbestemde naam) zal dit water in een monumentale fontein opvangen. Kregen de door zuilen geritmeerde nissen grote bewondering, dan verwekte het kolossale middenbeeld, de Mozes van Prospero da Brescia, algemene afschuw. Na Sixtus V voert Paulus V de Acqua Paola aan die uit de Fontana Paola (1612) tussen de granietzuilen dicht bij de Janiculus-heuvel neerplast. Met haar triomfboog, door G. Fontana en C. Maderna opgericht, is dit het meest imponerende fonteingebouw van Rome. Achter de nissen was een kleine ‘giardino segreto’ geborgen waar vermoedelijk niet enkel over waterproblemen werd gediscussieerd. Helemaal niets meer met pausen te maken heeft de Fontana delle Tartarughe (1585), de fontein der schildpadden. Het is een luchtig geschenk aan Rome van de Florentijn Taddeo Landini, vermoedelijk naar een tekening van Giacomo della Porta. Het is een der vreugdevolste varianten op ons thema. Vier naakte jongelingen, uit brons, houden de schildpadden boven de rand van het bekken om ze te laten drinken en trachten in evenwicht te blijven op een dolfijn. Dit is een type van vrijstaande fontein die, los van elke architectuur, haar eigen functie en kunstwaarde bevestigt. Is in het geheel nog de ordelijke
Rome. Villa Giulia. Het nympheum (foto Anderson).
| |
[pagina 20]
| |
Rome. Fontein der schildpadden (1585).
harmonie van de Renaissance aan te wijzen, toch zijn er elementen zoals de wankele, bijna dansende houding van de knapen die reeds op de contorsies en bewegingsgrillen van de verbeeldingsrijke barokfonteinen vooruitlopen. De schildpadden zijn volgens A. Venturi een latere toevoeging. | |
BerniniMaar het Rome der fonteinen is vooral met één tijdperk en hoofdzakelijk met één naam verbonden. De zeventiende-eeuwse architectuur zal nog eenmaal een wonderlijk talent zien oplaaien, dat een halve eeuw lang, als verpersoonlijking van de Barok, de smaak zal bepalen: Lorenzo Bernini, lieveling van een hele reeks pausen. Van hem rijzen voor het Palazzo Barberini, heergoed van de pauselijke familie, als een vervollediging van zijn uitwendig decor, twee eigenaardige fonteinen. Het bekken van de eerste, de Fontein der bijen, is een open schelpdier op een rotsmassa gelegen: uit de bovenwaaier verschijnen drie barberinische bijen. De bijen geven geen honing, maar water. In deze fantasieën is de barok zeer ver gegaan. In het midden van de piazza Barberini staat de Fontana del Tritone (1633-40). Voor het eerst wordt hier, in plaats van marmer, travertijn aangewend. Het is het type van de huldebrengende emblematische fontein, een monument ter verheerlijking van paus Urbanus VIII en men vindt hier zijn blazoen weer, de drie bijen. Vier dolfijnen torsen twee grote schelpen, waarboven een triton geboetseerd met een kracht die aan Michelangelo herinnert, uit een kinkhoorn niet muziek, maar water blaast. Hij spoot ook de dichters inspiratie in (vgl. G. d'Annunzio, Il vespro). Wie wel muziek en niet water uit de triton hoorde was Respighi in het tweede deel van zijn Fontane di Roma. Maar de Romein heeft nog nauwelijks tijd om naar de Triton te kijken of te luisteren. Het grootste nut van deze fontein in het midden van de drukke piazza is dat ze het verkeer in een boog omleidt en het in twee stromen uit elkaar houdt. Paus Innocentius X die in praal niet wilde onderdoen voor zijn voorganger Urbanus VIII uit de vijandige familie Barberini, aan wie hij heel wat kwaad trachtte te berokkenen, wenste ook een fontein voor zijn paleis. Maar zelfs de voorstellen van zijn beschermeling Borromini voldeden hem niet. Dank zij de beruchte nicht van de Paus, de gevreesde en invloedrijke Olimpia, door haar bespotters de ‘Olim pia’ gedoopt (ooit godvruchtig!), kon Bernini, beeldhouwer van de Barberini's, het zijne aanbieden. Innocentius X die, in tegenstelling met zijn voorganger, Borromini boven zijn rivaal Bernini
Rome. Fontein van de triton door Bernini.
| |
[pagina 21]
| |
had verkozen, raakte in zulke geestdrift dat hij laatstgenoemde in pauselijke dienst hernam en hem met gunsten overlaadde. Hij beweerde dat ze zijn leven zou verlengen. De paus stak heel wat geld in de verwezenlijking van Bernini's plannen tot ergernis van het volk, dat geen fonteinen maar brood vroeg. En zo rees te midden van de Piazza Navona tussen twee kleinere fonteinen de monumentale Fontana dei Fiumi (1647-52), vleiende hulde aan de Pamphily-familie, waartoe Innocentius X behoorde, en kenmerkend voor de beeldhouwkunst van die eeuw: gemaakt en grillig, excentriek en niet wetend waar men naartoe wil. Uit een rots gutsen de vier grootste stromen, symbolen van de vier toen bekende werelddelen. Het zijn vier reuzen op een bed van stenen in een wankele, onrustige houding uitgestrekt, zinnebeeld van hun grillige beweeglijkheid: de Rio della Plata, de Nijl, geblinddoekt omdat, toen althans, zijn bronnen niet bekend waren, de Ganges en ten slotte de Donau. Daartussen is in de travertijnsteen een hele, deels exotische, wereld van dieren en planten uitgehouwen: dolfijnen en zeepaarden, palmbomen en mos. Erboven staat de ‘valse’ obelisk, Romeinse nabootsing uit het circus van Maxentius. Alles is beweging, spel van licht en weerkaatsing waarin water en steen schilderachtig vermengd zijnGa naar eind(12). Elk beeld toont eigen symbolen. De Ganges met een roeiriem om zijn lange bevaarbaarheid aan te duiden, de Donau draagt in de armen de pauselijke emblemen, vooral die van Innocentius X (drie lelies en een duif!); bij de Rio ligt een hoop munten om de rijkdom van de nieuw ontdekte wereld te suggereren. De beelden zijn wel niet door Bernini zelf gehouwen,
Rome. Fontein van de Moor op de Piazza Navona.
Rome. Vierstromenfontein. De Ganges.
maar het is zijn conceptie, meer dan de uitvoering die telt. Wat ook, met de stijlkenmerkende versiering, over de barokke fonteinen woekert, het is het verhaal, de legende. Men vindt voor elk gebaar een interpretatie. De Nijl heeft het gelaat bedekt om de fouten niet te zien van de kerk S. Agnese die er rechtover staat en door de rivaal Borromini is gebouwd; de Plata-stroom heft de hand werend op om de val tegen te houden van de eigenaardig, uitgeholde gevel of van de campanile die, eerst vierkant, dan rond, ten slotte achthoekig, tot een echt gelegenheidstorentje voor barokke feesten is gegroeid. Wegens deze fontein werd op Bernini ook nogal wat kritiek gespuid. Vooreerst om de manier waarop hij Borromini de bestelling van het bouwwerk afhandig had gemaakt. Maar ook op de fontein zelf werd kritiek uitgebracht. De obelisk heeft geen steun en ook de beelden liggen maar in een beden- | |
[pagina 22]
| |
kelijk evenwicht. Bovendien kan men deze bejaarde mannen moeilijk fraaie figuren noemen, behalve misschien Europa, toegeschreven aan A. Raggio. Wordt aan deze Fontana dei Fiumi niet een te exclusieve aandacht verleend? Telkens ik naar de Piazza Navona trek om er in de Tre scalini een heerlijke ‘Tartufo’ te snoepen, moet ik de neiging onderdrukken om de voorkeur te geven aan de andere twee fonteinen, minder imponerend maar fijner van afwerking. Voor de gevel van Borromini's Sant' Agnese kerk staat de Fontana del Moro, zogenaamd wegens de bruine huidskleur van het centrale personage. Bernini had er een slak voor getekend maar Donna Olimpia die ze vanuit haar venster zag deed ze elders plaatsen. Aan de overkant van het plein vecht, te midden van twee bekkens uit verschillend marmer, Neptunus tegen een poliep (netelvis) omgeven door sirenenbeelden, van een latere datum (19de eeuw). Men moet dit harmonieus ensemble 's morgens omwandelen, als het nog niet door te veel toeristen en kinderen omstoeid wordt of, indien het kan, vanuit een venster op een verdieping van een der noordelijke gebouwen van de Piazza.
Rome. Fontein der najaden.
Een onder Rome's eigenaardigste fonteinen bevindt zich in het Vatikaan: de Fontana della Galera: een fontein in vorm van galei (of omgekeerd). De kanonmonden die uit de kajuitraampjes steken of op de boeg staan schieten enkel water. Jammer dat niet alle kanonnen het daarbij laten. De mooist gelegen fontein van Rome is wellicht de Fontana Medici, een van de eenvoudigste en meest bescheidene ook: op een heuvelrand omgeven door groen, met een heerlijk uitzicht op de stad en de St.-Pieterskoepel. Midden in een bekken van rood graniet gutst het water uit een doorboorde kogelbal waaraan een onwaarschijnlijke geschiedenis vastzit. De fontein gaf Respighi het fijnste deel van zijn Fontane di Roma in, het laatste, getiteld La Fontana di Villa Medici al tramonto, De fontein van de Villa Medici bij avondschemering. Niet zo ver van hier geraakt men langs de beroemde trappen op de Piazza di Spagna, waar zich het fonteintje La Barcaccia bevindt, het ‘slechte sloepje’ dat bij het zinken water spuit langs voor- en achtersteven. Het is een werk van Pietro Bernini, vader van Lorenzo. In de hoekkamer die uitgeeft op de piazza lag de stervenszieke jonge dichter Keats. Hij moet het
Fontein der najaden. Detail.
| |
[pagina 23]
| |
Rome. Trevi-fontein.
gekabbel van die fontein gehoord hebben, bij dag en ook bij slapeloze nachten. Wie door Rome kuiert zal wel meer dan eens een fontein van bescheiden ‘kaliber’ voorbijgaan. Aldus de Fontana del Facchino, letterlijk de fontein van de kruier, misschien door niemand minder dan Michelangelo getekend. Die facchino, hier met de betekenis van sjouwer, laat uit een wijnton water plassen. En wellicht op volkomen verantwoorde wijze, want hij verbeeldt vermoedelijk een van die ‘acquaruolo's’ die het water verkochten dat ze eenvoudig uit de Tiber of uit de Tiber-fontein betrokken, want het was toen nog zuiver en drinkbaar. Het blijkt dat in Michelangelo's povere nalatenschap ook enkele kruiken zuiver water overgebleven waren, wellicht afgekocht van een onder die ‘acquaruoli’Ga naar eind(13). De intellectueel zal geboeid zijn zo hij, langs een van de muren van de oude universiteit, het Palazzo della Sapienza (nu staatsarchief), het ‘boekfonteintje’ merkt: het water vloeit uit een boek, symbool van de wetenschapGa naar eind(14). Wie de moeite doet om de Aventinus op te wandelen om de heerlijke Santa Sabina-kerk op te zoeken - waar Vlaamse paters u vroeger in het belendende klooster als gast ontvingen - ziet, in het zicht van de kerk, op het Pietro d'Illiriaplein, een fontein waaraan hij tegelijk zijn handen en zijn studieherinneringen kan verfrissen. Het water wordt door het grimmig gezicht van een zestiende-eeuwse mascherone, een ‘waterspuwer’, in een antieke sarcofaag gespuwd: sprekend symbolisch samenhuizen van leven en dood. Er zijn meerdere sarcofagen tot waterbezorger omgebruikt. In haar autobiografisch verhaal Das Schweisztuch der Veronika dat later de titel Der römische Brunnen kreeg, vertelt Gertrud von le Fort: ‘Das Lied meiner Jugend war das Lied eines kleinen Brunnen in Rom’, ‘Het lied van mijn jeugd was het lied van een kleine Romeinse fontein wier zachte straal neerviel in het verweerde bekken van een sarcofaag’... De fontein stond in de hof van een oud paleis, in een van de nauwe straatjes van het Campo Marzo, niet ver van het pleintje voor de kerk Santa Maria sopra Minerva. Veronika bekent dat deze Brunnen het ‘Allerverwandteste sei, was ich überhaupt auf der Welt hätte’. Even erg kan men van een fontein houden als van een hond, trouwens ook de fontein is een levend iets. Wij hebben die fontein niet kunnen vinden maar durven ze daarom nog niet verwijzen naar het hoofdstuk der ‘fictieven’. Soms moet men ook, om fonteinen te ontdekken, de straat verlaten en de binnenhoven van de paleizen betreden. Het Palazzo Borghese - niet de Villa in het Pincio-park - maar het grote paleis op de Via Ripetta dat wegens een van zijn gevels het ‘clavecimbel’ wordt genoemd heeft een prachtige binnenhof. Gaat men onder de zuilenarcade rechtover de ingang verder door, dan komt men in een tuin waar niet minder dan drie wandfonteinen te zien zijn in een stijl die in Rome zeldzaam is: het rococo (vgl. het Palazza Doria en de kerk S. Maddalena). Zo is er een Fontein der drie Gratiën, een Lentefontein en een fontein voor Diana in haar bad omringd door haar dienstmeisjes. Deze fraaie, zeer decoratieve wandfonteinen werden door verschillende jongere beeldhouwers ontworpen of uitgevoerd o.l.v. Carlo Rainaldi.
Op een avond gaan wij op de Piazza dell' Esedra onder of voor de kolonnade verpozing zoeken om het schouwspel van de verlichte Fontein der Najaden te zien. De architectuur (1888) is van Guerrieri; de bronzen beelden van de Siciliaan Mario Rutelli kregen pas in 1901 hun plaats. Eerst was in het midden een groep vissen op een rots aangebracht, wat de Romeinen met hun bijtende humor deed spreken van een ‘fritto misto’. Nu staat er de zeegod Glaucus druk bezig met het bedwingen van de dolfijn waaruit de waterstraal gutst. Hij keert de rug naar Oceanida, de mooiste van de vier najaden die hem omringen en die een zeepaard ment. Elk van die waternimfen heeft een waterdier en vertegenwoordigt een aspect van de macht der wateren: een zwaan voor de meren, een draak voor de ondergrondse wateren, een soort slang voor de rivieren. Het prachtig ensemble had met heel wat tegenstand af te rekenen, hoofdzakelijk vanuit de katholieke hoek, wegens de wulpsheid van de naakte nimfen. De Osservatore Romano vond deze fontein ‘moralmente un orrore’. De zinnelijke nimfen hebben inderdaad een nogal uitdagende houding of, juister, ligging, maar men kan ze toch geen slipje aantrekken zoals destijds Daniele da Volterra, ‘il brachettone’, met de jongelingen van Michelangelo wilde doen! Trouwens, op enkele passen van de fontein, in het Museo delle Terme, slaat geen bezoeker, hoe streng van zeden ook, de ogen neer voor de blanke naaktheid van de (onthoofde) Venus van Cyrene, een van de mooiste onder alle Venussen.
Even nog rond de verlichte fontein wandelen die, volgens de gril van de wind, de bewonderaar duchtig kan besproeien, en ook een verschil laat vaststellen. Van een architectonisch waardevol gebouw kan men meestal enkel de gevel(s) verlichten. De fontein integendeel kan aan alle kanten met perspec- | |
[pagina 24]
| |
tief en in ‘reliëf’ door een belichting op haar waarde geschat worden. De grote halfcirkelvormige zuilengang die de piazza omsnoert en waaronder allerlei erotische en commerciële transacties gebeuren, of, eenvoudig, van de avond genoten wordt, is als het ware de buitenwand van deze fontein waarvan ze de omtrek herhaalt. Na deze verkenning kriskras - hoe kan het ook anders - langs enkele van de driehonderd fonteinen van Rome gaan we rusten op de rand van een fontein die op verre na niet de schoonste, wel de meest bekende en meest ‘bezochte’ van de eeuwig borrelende stad is. Het apotheotisch slotakkoord van Rome's fonteinenmuziek is de Fontana di Trevi, die meteen in haar lange geschiedenis de betekenis van het motief samenvat. Op een reliëfwerk rechts op het monument ziet men de bron én van de fontein én van haar ontstaan: het meisje dat aan dorstige Romeinse soldaten de weg aanwijst. Op het andere reliëf ziet keizer Agrippa toe op de waterwerken voor zijn thermen. Urbanus VIII liet de fontein, naar een tekening van Bernini, herstellen met de opbrengst van de wijntaks, wat als ‘pasquinade’ uitlokte: ‘Na duizend taksen op de wijn, verfrist Urbanus de Romeinen nu met zuiver water’. Salvi verleende
Rome. Fontana Paola (1612).
Rome. Fontein der amfora's.
de fontein haar huidig uitzicht in 1762. Het water, dat o.m. ook de fonteinen van de Piazza Navona voedt, vloeit uit talrijke bronnen in het grote bekken. De reusachtige Oceaanfiguur op het gevleugelde schelpgespan wordt door twee zeepaarden getrokken en door twee tritons geleid. De fontana is ingebouwd in de gevel van een paleis: als decoratieve achtergrond is er een grote Romeinse triomfboog met nissen op de plaats der stutbogen en met symbolische beelden als de Abbondanza (de overvloed) en de Salubrità (de gezondheid) getooid. Bravourestuk waarin rots en water werkelijk één geworden zijn.
Het Rome van onze tijd wil haar oude faam van ‘stad der fonteinen’ niet te kort doen en voegt nog steeds strofen bij aan zijn hymne op de fontein. Op de Piazza dell' Emporio staat de Fontein der amforen, een van de stenen moderne fonteinen die symbolisch de kenmerken van de verschillende ‘rioni’ uitbeelden. Het antieke motief, de amfoor, waarin de Romeinen hun olie en wijn vervoerden of bewaarden, is hier opgenomen en verveelvuldigd tot een abstract modern monument dat een band tussen heden en verleden heeft gelegd. |