Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 36
(1987)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||
Enkele beschouwingen rond de vredestaak van Sint-Arnoldus en rond de beginfase van het monastieke leven te OudenburgHet leven van Arnoldus, in aanzet door bisschop Lisiardus en in definitieve vorm door Hariulf van Sint-Rikiers geschreven, begint zeer beloftevol.Ga naar eind1 De jeugdige Arnold doet reeds aan vredeswerk nog vóór hij intrad bij de Benedictijnen te Soissons. De hagiograaf vertelt dat Arnold in Brabant en Vlaanderen de vetes doet ophouden door zijn wijs woord en door ontzag voor zijn reusachtige gestalte. Dit is ongewoon en zeer merkwaardig voor de elfde eeuw. Wanneer de leken ijveren voor vrede dan zijn het koningen, hertogen of graven die vanuit hun machtspositie hun goede wil opdringen aan vriend en vijand. Daarin zijn ze bijna altijd voorafgegaan door de kerkelijke hiërarchie: paus, bisschoppen en abten. Maar het zijn vooral de bisschoppen die de meeste initiatieven namen tot vredestichten. Slechts later, op het einde van de elfde eeuw zullen de pausen meer uitdrukkelijk het vredeswerk aanmoedigen. | |||||||||||||||||||
1. Vrede bewerken: originaliteit en toposHet is op zijn minst zeer bevreemdend dat een jonge ridder zonder enige binding met graaf of bisschop, het initiatief neemt om vrede te stichten. Wellicht zag Hariulf dit als een profetisch optreden, een duiding naar het toekomstige vredeswerk van de heilige Arnoldus. Jong geleerd blijkt ook hier oud gedaan.Ga naar eind2 Nu ontwierp Hariulf meer dan één literaire vondst. Hij schreef ooit een leven van de heilige Mauguille, van wie hem niets bekend was, tenzij de naam en het feit dat zijn relieken aanwezig waren in de abdij van Sint-Rikiers.Ga naar eind3 Middeleeuwse hagiografen schrijven graag met andermans woorden; ze gebruiken citaten van beroemde meesters waarmee het eigen verhaal gekleurd en verdiept wordt. In hun levensbeschrijvingen zit dikwijls een klassieke topos verweven. Zo wordt het abtsbeeld van Antonius, beschreven door Athanasius, eeuwen lang geaccepteerd als hét beeld van de ideale abt. En wat Sint-Benedictus schreef over het deugdenleven van de monnik wordt zeshonderd jaar later door Hariulf gretig overgenomen om de deugden van Arnoldus in het licht te stellen. Niet alleen van Arnoldus. In zijn lijvige kroniek van Sint-Rikiers beschrijft hij de abten van deze abdij op identieke manier.Ga naar eind4 Zij gaan allen hun gemeenschap voor met een zacht woord en een gaaf voorbeeld (dulci verbo, praeeunte exemplo Vita Arnulfi I, 10; Chronicon Centulense I, 26; IV, 3; IV, 18). Als vaders zorgen zij ook voor het tijdelijke, maar de geestelijke groei van de monniken gaat hen nog meer ter harte (Vita Arnulfi I, 5; Chronicon IV, 10). Zelf beseffen zij dat ze geestelijk nog nergens staan, dat zij elke dag opnieuw moeten beginnen. Deze houding roept één van de Apophtegmata op van Antonius: ‘Elke dag begin ik opnieuw. Het vorige wat ik deed was ontoereikend’. Zo verwerft Arnoldus elke dag als 't ware een nieuwe deugd en hield voor niets wat hij reeds was (Vita Arnulfi I, 8'... et quod hactenus fuerat pro nihilo ducens). Maar Hariulf liet zich niet rigoureus binden door het decorum en ornamentale uit oudere heiligenlevens. Hij verhaalt ook minder stichtende voorbeelden van abten en bisschoppen, die een goede illustratie geven van het dagdagelijkse leven in de elfde eeuw. Zo laat hij abt Gerwinus I van Sint-Rikiers aan de paus te Rome verhalen hoe de bisschop van Amiens leeft: ‘hij jaagt op vogels en wilde dieren, en verwaarloost het zieleheil van de hem toevertrouwde kudde’. Zo heeft Hariulf ook geen goed woord voor abt Gerwinus II van Sint-Rikiers. Dit is een slechte abt. Hij toont zich rijk in welluidende woorden, maar is zo arm in goed gedrag. Gerwinus II wou absoluut bisschop worden. Dat was zijn groot verlangen. Het was ook zijn énige. Arnold wordt wél bisschop, maar tegen zijn verlangen in. Als bisschop van Soissons werd hij door Paus Gregorius VII naar Vlaanderen gestuurd om er met Robrecht de Fries te onderhandelen over vrede. Paus Gregorius VII hield in 1083 een synode te Rome over de Godsvrede (Pax Dei). Eigenlijk ging het over het Godsbestand (Treuga Dei) dat de privé-oorlogen beperkte in tijd: op bepaalde dagen van de week en in bepaalde
Eén van de drie kapelletjes rond de Oudenburgse parochiekerk. Het half-reliëf stelt de vredesopdracht van de H. Arnoldus in Vlaanderen voor. (Foto: J. Breyne, Oostkamp).
| |||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||
Een zicht op de zeventiende-eeuwse abdijhoeve van de voormalige Sint-Pietersabdij in Oudenburg. (Copyright: K.I.K., Brussel).
perioden van het Kerkelijk Jaar mocht niet gevochten worden. De Godsvrede (oorspronkelijk was er alleen van vrede spraak) onttrok bepaalde personen (geestelijken, boeren, kooplui) en bepaalde plaatsen (kerkgebouwen) voor altijd aan de privé-oorlog. Beide benamingen liepen in de elfde eeuw dikwijls door mekaar.Ga naar eind5 Bisschop Arnoldus komt dus naar Vlaanderen om er vrede te bewerken. Hij vindt daarvoor een ideaal terrein. Dagelijks - zo schrijft Hariulf - wordt er een manslag begaan, en er was een onverzadelijke lust om menselijk bloed te vergieten. Sint-Arnold komt eerst naar Brugge (ad Brugense oppidum), later naar Oudenburg (ad Aldeburgensem vicum). Hij doet ook nog Veurne, Torhout en Gistel aan. De terminologie die Hariulf gebruikt komt zo uit het woordenboek van roofridders en sluipmoordenaars. De volgende citaten komen alle uit de Vita Arnulfi II, 14:
Vooral de duivel (antiquus hostis of inimicus) speelt een grote rol. Hij verblindt de geest en het hart van de mens, ook van de zoon van een priester te Torhout, die de vredesvoorstellen van bisschop Arnoldus hevig bespot. Ook te Gistel is er een zekere Folcardus die Arnoldus' woorden van vrede belachelijk vindt, bezeten als hij was door de boze geest. Hariulf beschrijft de Vlamingen als indociles (onbeschaafd) en cruentes (bloeddorstig). Uit andere literaire bronnen van de elfde eeuw weten we dat Hariulf hier niet overdrijft. In een document van 1042 worden de inwoners van Brugge en omstreken ruwe avonturiers genoemd, die berucht zijn om hun tuchteloosheid en brutaliteit. Ridders en krijgsvolk vormen een voortdurende bedreiging voor de weerloze plattelandsbevolking. Guibertus van Nogent (1053-1124), Benedictijnerabt en bekend historicus, wijdt in zijn autobiografie een verrassend groot aantal pagina's aan geweld en revoltes. Zo verhaalt hij een moord op een kastelein, op een bisschop en op een abdis uit de Sint-Jansabdij bij Soissons.Ga naar eind6 In de Levens van de heiligen uit die tijd komen heel wat verwijzingen voor naar vetes en geweld. Kort vóór 1084 werd de Benedictijnermonnik Drogo, uit de abdij Sint-Winoksbergen, gevraagd het leven te schrijven van Godelieve van Gistel. De jonge vrouw was gewurgd door twee booswichten. Haar echtgenoot, Bertulf, had de twee doders zelfs gehuurd. Door verdachtmaking en verachting, door duivels spel (de duivel verspert de wegen naar het hart van de geliefden), moest Godelieve een harde en bittere werkelijkheid ingaan.Ga naar eind7 Parallellen met bovenstaande gegevens van Hariulf vindt men ook in het boeiend relaas van een reliekentocht, in 1060 georganiseerd door de Benedictijnermonniken van Lobbes. Vanuit Henegouwen komen ze naar Vlaanderen en de lange stoet gaat voorbij Veurne, Lissewege, Brugge, Oostburg en Gent. Nu en dan houdt men halt en wordt er in een geïmproviseerde gebedsstonde verzoening gepredikt. De onbekende scriptor, die het pittoreske verslag van de reliekentocht optekende, verhaalt naar aanleiding van zo een verzoeningsmoment: ‘Niet één ridder hield zich afzijdig van de verzoening; niet één liet na de ander te omhelzen. Zo kwam de vrede tot stand en met onze machtige patroon trokken wij verder’. Te Oostburg treffen de reliekdragers een garnizoen aan met ongeveer 400 soldaten. Het zijn haatdragende mensen en belust op moord en plundering. Het reliekschrijn van Sint-Ursmarus bewerkt een wonder van vrede: ‘Ze verloochenden alle eden die ze tegen elkaar hadden gezworen, en alle wraakplannen lieten zij varen. Zij zwoeren vrede op het lichaam van de | |||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||
heilige; zij haastten zich tot de vredeskus en wierpen hun wapens weg’. Te Lissewege geeft een zekere Robertus vergiffenis aan de moordenaar van zijn twee broers: ‘Met het heilig teken van een kus wordt de vrede bevestigd’ (sacramento et osculo confirmata pace).Ga naar eind8 In deze historische context is ook het vredeswerk van Arnoldus te verklaren. Hij zal ijveren voor een rechtvaardige rechtspraak om de veiligheid van de weerlozen te waarborgen. De marktbezoekers te Torhout en de lijfeigenen te Gistel worden door hem in bescherming genomen. Bij de ridders en de graaf pleit hij voor dit verpauperd volk. Door wondere genezingen, vooral te Oudenburg en te Gistel wordt het moreel gezag van bisschop Arnoldus immens verhoogd. De gezant van de Paus
Een pentekening met waterverf van Dom Bruno Groenendaal. Het kunstwerk stelt de H. Arnoldus tussen de H. Godelieve en de zalige Gerwinus voor. Brugge, Sint-Pietersabdij.
(Foto: J. Breyne, Oostkamp).
Glasraam uit de twintigste eeuw van de H. Arnoldus.
Brugge, Sint-Pietersabdij. (Foto: J. Breyne, Oostkamp). wordt hier gezant van God. In een uitermate angstige tijd, waarvan de reflecties te zien zijn in de Romaanse elfde-eeuwse kapitelen en in de God van de Apocalyps die de voorkeur heeft op de God van de Evangelies, brengt Arnoldus rust, vrede en gerechtigheid. Niet dat de privé-oorlogen direct ophouden te bestaan. Maar zijn woord en zijn daad van vrede hadden de betekenis van het kleine zaad dat grote vruchten voortbrengt. De originaliteit van Arnoldus' vredeswerk ligt in de interioriteitscultus van deze man. Als kluizenaar had hij leren luisteren naar God, en ook naar de mensen die hem kwamen bevragen vóór het kleine raam van zijn kluis. Arnoldus had in psalmen en lezingen dikwijls het heimwee gehoord van de Kerk naar de uiteindelijke vrede van het hemels Jerusalem. Hij had elke dag het lied met Zacharias meegezongen over ‘het richten van onze voeten op de weg van de vrede’. Als abt te Soissons had hij de bedenkingen van Sint-Benedictus hoe monniken de vrede moeten najagen, van commentaar moeten voorzien in de kapittelzaal. De vredesbeweging, die in Frankrijk vanuit Aquitanië naar het Noorden was doorgedrongen, had Arnoldus met vreugde verwelkomd. Als kluizenaar en monnik stond hij sinds lang in een vredesbeweging. Mensen vrede aanreiken doet men niet uit zichzelf. Het is de God van alle vrede, door de eerste christenen als ‘uiteindelijke vrede’ aanbeden, die Zijn goddelijke vrede in het broze bestaan van mensen laat afdalen. Omdat dit de vrede is die alle begrip te boven gaat, trok Sint-Arnoldus zich na zijn vredestaak in Vlaanderen voor de tweede maal terug in zijn kluis te Soissons. Hij zou slechts naar Oudenburg terugkomen om er te sterven. | |||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||
2. De beginfase van het monastieke leven te OudenburgDe aandacht van Hariulf ging niet uit naar het prille begin van de monnikengemeenschap waarvan hij nochtans de derde abt was. In de Vita Arnulfi komen geen verwijzingen naar de ontluikende kern van de toekomstige abdij. Hariulf wil zijn genegenheid en eerbied voor Arnoldus meedelen in een groots opgezet boek over de wonderen die Arnoldus verrichtte tijdens zijn leven en na zijn glorievol afsterven. Over het allereerste begin te Oudenburg bestaat er geen eigentijdse bron. Dit noodzaakte de geleerden tot veronderstellingen. D. Nikolaas Huyghebaert vermoedde dat er eerst kanunniken woonden bij de Sint-Pieterskerk.Ga naar eind9 Men beleefde immers in de elfde eeuw een ware expansieperiode voor de kanunniken.Ga naar eind10 Dit is voor Oudenburg nog moeilijk na te gaan. De vroegste (en autentieke) oorkonde die spreekt van een monnikengemeenschap te Oudenburg is gedateerd 1 juli 1090. Wat daaraan juist voorafging is niet meer met zekerheid te bepalen. Het zou logisch zijn dat de eerste monniken uit Soissons afkomstig waren. Arnoldus zelf kwam uit Soissons en had vandaar ook metgezellen meegebracht. Trouwens, tot 1141 zou de Sint-Medardusabdij van Soissons de rechten opeisen over Oudenburg. Dit groeide uit tot een proces dat te Rome zelf afgehandeld werd door Hariulf, derde abt van Oudenburg en
Foto genomen vanuit de kerktoren van Oudenburg met een zicht op een gedeelte van het abdijdomein. (Privé-verzameling, Oostende).
Paus Innocentius II.Ga naar eind11 De eerste abten te Oudenburg waren afkomstig uit Soissons, Sint-Winoksbergen, Sint-Rikiers, Sint-Bertijns. Dit geeft overduidelijk de grote invloed aan van deze machtige abdijen ten overstaan van het beginnende Benedictijnerleven in de elfde eeuw. Ook Affligem krijgt hulp aangeboden uit Anchin.Ga naar eind12 Dit feit wijst er ook op dat de gemeenschap te Oudenburg lange tijd te gering en bescheiden was om een abt te kiezen ex gremio. We moeten aan de verleiding weerstaan om de beginfase van het monastieke leven te Oudenburg groots te zien. Een kleine groep monniken, uit Soissons afkomstig, hebben de beginjaren meegemaakt. Enkelen waren priester, enkelen lekebroeder. De vader van hun gemeenschap lieten ze van elders komen, uit noodzaak. De verering van Sint-Arnoldus was jarenlang hun geestelijk en ook hun materieel leven.
Anselm Hoste | |||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||
Lied ter ere van Sint Arnold | |||||||||||||||||||
Auteurs van dit nummer:
|
|