Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 36
(1987)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Enkele aspecten in verband met de Sint-ArnoldusdevotieGa naar eind1Vorig jaar mochten we ons verheugen over het jaar van het bier. Een brede waaier van activiteiten stond in het teken van dit heerlijke vocht. Tentoonstellingen en optochten, bierfeesten en dito proeverijen en de aanmaak van enkele nieuwe brouwsels wisselden elkaar constant af. De aandacht voor de patroonheilige van de brouwers, de H. Arnoldus, bleef echter tot een minimum beperkt. Een bedevaart naar Tiegem of Oudenburg - twee Westvlaamse oorden die een speciale herinnering aan de Sint bewaren - zat er bijvoorbeeld niet in. Nochtans trokken de Brugse brouwers zeker vanaf 1457 jaarlijks op bedevaart naar zijn graf in Oudenburg. Ze droegen er in de processie de ‘rijve’. E. Feys en D. Van de Casteele vermelden in hun standaardwerk Histoire d'Oudenbourg dat de stadsmagistraat toen, eigenaardig genoeg, wijn aanbood en geen bierGa naar eind2. Zowel de Vlaamse als Waalse brouwers vereren de H. Arnoldus als hun schutspatroon. Alleen dienen we ons af te vragen over welke Arnoldus het gaat: die van Soissons of die van Metz. Het uiten van deze twijfel is niet nieuw. Al in 1887 vraagt Jules Ferrant, die ter gelegenheid van de achthonderdste verjaardag van het overlijden van Arnoldus van Soissons een tweedelig boek schreef, zich af aan welke Arnoldus het patroonschap mag worden toegewezenGa naar eind3. In het grotendeels legendarische levensverhaal van beide heiligen duiken elementen op die in verband te brengen zijn met bier of aanverwante produkten. Geen enkel element klinkt echter overtuigend. Het verhaal dat Arnoldus van Soissons het brouwsel redde, na de brand en instorting van de in opbouw zijnde Oudenburgse Sint-Pietersabdij, lijkt meer op een sprookje. Een ander vertelsel, verhaalt ons over de heilige die in Vlaanderen tijdens een pestepidemie met zijn staf in een brouwketel roerde. Alle pestlijders, die van dit bier dronken werden terstond genezen. Daarin schuilt misschien een kiem van waarheid. Door het drinken van gekookt vocht, waaruit de microben waren verdwenen, kon de ziekte eventueel genezen. Nog mooier is het verhaal van de H. Arnoldus van Metz. De dragers die na zijn dood zijn lichaam overbrachten, kregen in de buurt van het Franse dorpje Champigneulles hevige dorst. In de herberg was er geen bier voorradig. Geen nood: een onzichtbare hand schoof hen elk een kruik van dit heerlijke brouwsel toe. Die miraculeuze geschiedenis werd o.a. neergeschreven door G. Clanché in La belle légende de Saint Arnou, évêque de Metz au VIIe siècle patron des brasseursGa naar eind4. Belangrijk is dat dit boekje werd uitgegeven door de ‘Société europénne (sic) de brasseriers’. De auteur kon ook een aantal afbeeldingen van Arnoldus van Metz als brouwerspatroon aanwijzen. In 1985 ontdekte Paul Eeckhout een schilderij met de translatie van de relikwieën van deze H. ArnoldusGa naar eind5. Het monumentale doek hangt momenteel in een privé-verzameling in Genève. Philippe de Champaigne voerde het vermoedelijk in het derde kwart van de zeventiende eeuw uit. Het lijkt belangrijk, hier even te wijzen op de pedigree van dit kunstwerk. Het schilderij sierde namelijk, samen met vijf andere taferelen uit het leven van Arnoldus, de kapel van de nering van de Gentse brouwers. Hadden de brouwers van de Arteveldestad zich in de iconografische opgave aan De Champaigne vergist? Of vereerden ze werkelijk als patroonheilige Arnoldus van Metz? Een vijftiende-eeuwse miniatuur met de voorstelling van de H. Arnoldus uit het Gentse brouwersboek brengt geen oplossing: het kan zowel die van Metz als die van Soissons zijn. De meeste andere bewaarde voorwerpen van deze nering laten de twijfel bestaan. Een uitzondering hierop vormt wel hun collecteschaal uit de achttiende eeuw, nu in het Bijlokemuseum aldaar. Hier prijkt de H. Arnoldus niet alleen als bisschop, maar houdt ook een valk in de hand. Dit attribuut verwijst wel degelijk naar die van Soissons. De Brugse brouwers bezorgen ons minder problemen. Hun zilveren schild in het Gruuthusemuseum en de originele ontwerptekening ervan in het Brugse Steinmetzkabinet laten ons genieten van een aantal episodes uit het leven van de H. Arnoldus van Soissons. Noël Geirnaert ontdekte recentelijk dat deze nering haar religieuze diensten verrichtte in een kapel in de kloosterkerk van de karmelieten in de CarmersstraatGa naar eind6. De overeenkomst sloten de paters en de brouwers af op 6 januari 1395. Interessant is zeker dat de kleine bidplaats wordt toegewijd aan de H. Arnoldus. Ook een document uit 1461 bewijst het bestaan van een altaar en de verering voor de Tiegemse heilige door de Brugse brouwers. In de achttiende eeuw laat deze nering echter haar diensten vervullen in de nabijgelegen Sint-Annakerk. De vieringen gaan door op Arnoldus' feestdag en het kerkpersoneel wordt telkens betaald voor bewezen dienstenGa naar eind7.
Het negentiende-eeuwse Sint-Arnoldusschrijn in de O.-L.-Vrouwekerk van Oudenburg. (Foto: J. Breyne, Oostkamp).
| |
[pagina 152]
| |
Negentiende-eeuws bidprentje i.v.m. de H. Arnoldus. (Foto: J. Breyne, Oostkamp).
Bidprentje met de voorstelling van de H. Arnoldus als patroon van de brouwers. Het dateert uit de zeventiende eeuw.
(Foto: J. Breyne, Oostkamp). In de negentiende eeuw kwamen ze samen in de H. Bloedbasiliek. De uitnodigingen voor deze eucharistieviering werden gerealiseerd door de bekende steendrukkerij K. Van de Vijvere-Petyt. De voorstelling ademt een duidelijke neogotische sfeer uit. Niet alleen in Gent en Brugge werd Arnoldus als schutsheilige van de brouwers vereerd. In heel wat bidplaatsen staan altaren die aan hem werden toegewijd. Bij een geografische situering ervan blijkt dat die devotieplaatsen vooral in Henegouwen en Vlaanderen - in de huidige betekenis van het woord - te vinden zijn. Unieke voorbeelden van altaren bewonderen we in Diest (Sint-Sulpitiuskerk) en Leuven (Sint-Pieterskerk). Dit laatste was eigenlijk toegewijd aan de H. Job en de H. Arnoldus. Beide liturgische meubels staan in een kapel opgesteld. De afsluitingen daarvan zijn rijkelijk met brouwersattributen versierd: roervorken, hoppe, stuikmanden... We vermelden verder een achttiende-eeuws altaar in de Sint-Petrus en -Pauluskerk in Chimay. Het grote altaardoek stelt in het midden O.-L.-Vrouw voor op een zuil. Bovenaan de H. Geest in de gedaante van een witte duif en enkele dartelende engeltjes. De H. Maagd wordt vereerd door de H. Jacobusde-Meerdere en de H. Arnoldus. De door ons te bespreken figuur draagt het bisschoppelijk ornaat en heeft aan zijn voeten de stuikmand en twee gekruiste roerstokken. Op zijn
Zeventiende-eeuws devotieprentje met voorstelling van de H. Arnoldus. Het is uitgevoerd door F. Huberti. Brugge, Sint-Pietersabdij.
(Foto: J. Breyne, Oostkamp). koorkap zijn voorstellingen van heiligen geborduurd. Jacobus wordt afgebeeld als pelgrim met schoudermanteltje en de pelgrimsstaf met kalebas of drinkkruik. De versiering blijft beperkt tot het motief van de schelp - het fundamenteel embleem van de compostelapelgrim - en van de gekruiste miniatuurpelgrimsstaafjes. Op de achtergrond prijkt de weergave van een stad. Het beeld, bovenaan dit liturgisch meubel, stelt de H. Jacob als Morendoder voor. Dit iconografische type gaat terug op de vermeende verschijning van de heilige in de legendarische slag van Clavijo in 844. Gezeten op een schimmel leidde hij toen de christelijke legers tot de zegepraal op de MorenGa naar eind8. Het is niet uitzonderlijk dat beide heiligen op een zelfde kunstwerk voorkomen. Ze staan bijvoorbeeld naast elkaar op een laatgotisch reliëf, nu ingemetseld in de gevel van de voormalige abtswoning van de Oudenburgse Sint-Pietersabdij. Arnoldus SmitsGa naar eind9 publiceerde volgende verklaring voor het samengaan van beiden: ‘Sint Arnoldus en Sint Jacobus waren de patroonheiligen van de Sint-Aernoutsbroeders’. Zijn theorie over Arnoldus, patroon van de brouwers, en het al vermelde gezelschap is interessant, maar bediscussieerbaar. Nog andere Sint-Arnolduskapellen met altaren duiken geregeld in archief documenten op. Op 9 juni 1665 consacreerde mgr. R. de Haynin, bisschop van Brugge, het hoofdaltaar | |
[pagina 153]
| |
van de parochiekerk in Zandvoorde. Hij wijdde het toe aan de H. Arnoldus. Vergeten we hier niet dat een monnik van de Sint-Pietersabdij in Oudenburg er als pastoor fungeerdeGa naar eind10. De hoger vermelde abdij bezat eveneens een Sint-ArnoldusaltaarGa naar eind11. Ook de Beheerders van de Brusselse Sint-Jacobskapel - de huidige kerk van O.-L.-Vrouw-van-Goede-Bijstand - verleenden aan de deken van het brouwersgilde toelating tot oprichting van een altaar ter ere van hun patroonheilige. Nog ieder jaar trekt het gilde van Sint-Arnoldus naar dit heiligdom om er een dienst te laten celebreren. De bidplaats bewaart een recente houten sculptuur van hun schutspatroon. Vroeger spoot op die dag ‘Manneke-Pis’ dan ook Lambiek en droeg hij de toga van de Ridders van de Roerstok. In Mechelen bezaten de brouwers al in 1453 hun eigen altaar in de ommegang. In de Sint-Romboutskathedraal was er trouwens een Sint-Arnolduskapel met altaar. Bij Michiel Coxie bestelde de nering in 1589 een drieluik op paneel met de voorstelling van De Verrijzenis, de Verlossing van de Vaderen, de Hemelvaart van Christus, Sint-Rombout en Sint-ArnulfusGa naar eind12. Ook in de Sint-Bavokerk in Haarlem is er een brouwerskapel. Nog andere gelijkaardige neringen vereerden de heilige en bezaten afbeeldingen of lieten hem op hun zegels voorstellen: Hasselt, Turnhout, Namen, Nijvel, Bergen, Doornik... In de meeste brouwerijen prijken nog steeds Arnoldusbeelden en/of glasramen. Bij de vraag tot ontlening van één van die sculpturen uit een Vlaamse brouwerij voor de in 1984 georganiseerde tentoonstelling Sint-Arnoldus en de Sint-Pietersabdij te Oudenburg 1084-1984 liet die firma het kunstwerk niet exposeren want het brouwsel zou mislukken! Daarmee losten we de zaak van de juiste patroon niet op. De verwisseling van beide heiligen dateert trouwens al uit de middeleeuwen. Zelfs de monniken van de door de H. Arnoldus van Soissons gestichte Sint-Pietersabdij verwarden ze. Op een vijftiende-eeuwse verluchting, dat als een los blad aan een katern in de Codex Aldenburgensis werd vastgehecht, prijkten de HH. Arnoldus en Godelieve. Dit handschrift behoorde tot de bibliotheek van het Oudenburgse convent en kunnen we nu in het Grootseminarie (hs. 127/5) te Brugge bewonderen. De praktisch volledig in grisaille uitgevoerde miniatuur stelt de H. Arnoldus als ridder met koorkap, mijter en staf voor. In zijn rechterhand houdt hij een ring. Dit laatste attribuut kan zowel op die van Metz als op die van Soissons wijzen. In beider legendarische levensbiografieën duikt een dergelijk kleinood op. Merkwaardiger is evenwel dat onder de voorstelling van Arnoldus de tekst ‘... de que Mentensi...’ werd genoteerd! Op een paneel van ca. 1600, dat eertijds de Sint-Arnolduskapel in Tiegem sierde, waren verschillende episodes uit zijn leven gepenseeld. Enkele van deze voorstellingen greep de anonieme kunstenaar echter uit de geschiedenis van die van Metz. Het schilderij blijkt momenteel spoorloos. Ook Michiel English vecht met het probleem in één van zijn sappige dagklappers, maar moet de oplossing schuldig blijvenGa naar eind13. De verering tot de H. Arnoldus-van-Soissons of van -Tiegem kende naast zijn vermeend patroonschap van de brouwers nog op andere gebieden een merkwaardige bloei. In heel wat bidplaatsen lieten geestelijken en milde schenkers zijn voorstelling in glas branden. Naast de parochiekerken van Tiegem en Oudenburg kan gewezen worden op exemplaren in de Sint-Salvatorskathedraal, de Jeruzalemkerk, het voormalige Sint-Lodewijkscollege en de Sint-Pietersabdij in Brugge, in de Sint-Niklaaskerk in Edingen, in de Sint-Godelieveabdij in Gistel, in de Sint-Maartenskerk in Ardooie, in de Sint-Medarduskerk in Eernegem en in de Sint-Servatiuskerk in Dergneau, zonder volledigheid na te streven. In de abdijkerk in Oudenburg was naast zijn graf en een aan hem toegewijd altaar ook een glasraam met zijn beeltenisGa naar eind14.
Een in Jugendstill uitgevoerde affiche i.v.m. de verering van de H. Arnoldus in Tiegem. (Foto: J. Breyne, Oostkamp).
| |
[pagina 154]
| |
Ook in verband met de volksgeneeskunde mag zijn naam niet verzwegen worden. Devote gelovigen aanroepen de vredesapostel voor heel wat kwalen: keel- en oogziekten, koortsen, lamheid, reuma, kanker en ‘tegen alle verouderde ziekten en andere bezwarende gesteltenissen’. Jonggehuwden smeekten bij hem de zegen voor een goed huwelijk af en vrouwen vroegen een voorspoedige bevalling. Er gebeurden logischerwijze ettelijke mirakelen die de devotie tot de H. Arnoldus aanwakkerden. Voorname devotieplaatsen, ter ere van de H. Arnoldus-van-Soissons zijn wel Tiegem en Oudenburg, hoewel heel wat bidplaatsen relikwieën van hem bewaren. In laatst genoemde stad trok tot voor kort nog een processie ter ere van de H. Arnoldus door de straten. De verering bereikte er, net zoals in de andere Westvlaamse gemeente, een nieuw hoogtepunt in de negentiende eeuw. Het christelijke reveil na de Franse overheersing op het einde van de achttiende en het begin negentiende eeuw was hier niet vreemd aan. Er blijken verschillende redenen voor die godsdienstige heropleving te bestaan. Een stuk nostalgie mag niet worden vergeten. De interesse voor de laat middeleeuwse architectuur - de gotiek - kent zo eveneens een verklaring. Oudenburg gaf architect Pierre François Buyck omstreeks 1870 de opdracht de nieuwe parochiale O.-L.-Vrouwekerk te construeren. Als stijl verkoos de bouwmeester neogotiekGa naar eind15. De opdrachtgevers vergaten Arnoldus niet. In het koor stellen glasramen taferelen uit zijn leven voor en een neogotisch zijaltaar draagt zijn naam. Ook daarop beeldde de kunstenaar delen van zijn legendarisch levensverhaal uit. In dit zijkoor staat het relikwieschrijn. Het dateert uit de negentiende eeuw en is versierd met afbeeldingen
Bedevaartvaantje uit 1984. Het werd getekend door Luc De Jaegher uit Brugge.
van de H. Arnoldus en andere heiligen. De houten sokkel waarop het kapelvormig schrijn rust, was een geschenk van de parochianen van Tiegem. Het opschrift, achteraan, bewijst dit overduidelijk. De voorstelling, vooraan, stelt het tafereel i.v.m. de naamgeving van de Sint voor. Het verhaal vertelt ons dat de geboorte van Arnoldus was aangekondigd door een engel aan Meinsinde, zijn moeder. Het zou een zoon worden die voorbeschikt was grote dingen te doen en die de naam Christo forus moest dragen. Dat de voorstelling van de engel geen droom was, maar aardse realiteit, zou bewezen worden door de vondst van een steen in de kerk onder de stoel waar zijn moeder steeds zat. En werkelijk de volgende dag werd die steen, met de naam Christoforus erin gekerfd, gevonden. Bovenaan op wolken zweeft de kerk van Tiegem. Het kader van dit tafereel wordt gevormd door een driepas met maaswerk en met in de zwikken motieven uit de natuur. Uit het reliekschrijn haalden de opeenvolgende bisschoppen geregeld relikwieën om ze in Vlaanderen te verspreiden. Tiegem kreeg ruimschoots zijn deel. Tot voor kort bleef Oudenburg het centrum van een plechtig octaaf. De gelovigen vierden er de traditionele liturgische diensten. Het hoogtepunt bestond uit de al vermelde processie. Toon den Mindere schreef in 1935 het Arnoldusspel voor 83 spelers. Jef Tinel componeerde de muziek. Recentelijk voerden de Oudenburgenaars o.l.v. de plaatselijke toneelgroep het stuk in gewijzigde vorm op. In 1946 liet de toenmalige pastoor rond de kerk drie statiekapelletjes met reliëfs uit het leven van Sint-Arnoldus aanbrengen. Broeder Firmin De Smidt leverde de ontwerpen. In Tiegem herinnert het Sint-Arnolduspark met gelijknamige kapel aan een bloeiende devotieGa naar eind16. Ook die kwam vooral tot stand in de negentiende eeuw. De rol van de Brugse bisschop Malou, en later van mgr. Faict, dient hier onderstreept. Nog enkele andere personen speelden een belangrijke rol: de plaatselijke pastoor Guilielmus-Franciscus Van Calbergh, Vital Moreels en mgr. Antoine Wemaer, medewerker van de bisschop. De heropbloei aan de Arnoldusbron - de plaats waar het kasteel zou gestaan hebben waar de heilige werd geboren en waar hij zich zou hebben gelaafd - is te danken aan | |
[pagina 155]
| |
Sint-Arnolduskapel in het bos van Tiegem. (Copyright: K.I.K., Brussel).
een aantal miraculeuze genezingen. Zo genas Francisca d'Hulst in 1816 en nog andere wonderen volgden. Spoedig kenden die voorvallen een ruime naklank. Burgemeester Vandeputte liet er een kapelletje bouwen. Het zonk echter langzaam in de grond en is nu nog amper een meter hoog. Iets na het midden van de negentiende eeuw werd het domein verworven en ontwierp de Kortrijkse architect Croquison een neogotische bidplaats. Het opgericht comité van kapelmeesters legde een koortsachtige ijver aan de dag om geld in te zamelen voor de bouw. Het hele domein werd uitgebouwd. Een mengeling tussen religie en ontspanning ontstond, of een begin van religieus toerisme in West-Vlaanderen. Op 20 augustus 1866 komt bisschop Faict de kapel zegenen. De mogelijkheid dat de belangstelling tot de H. Arnoldus geïnspireerd was op de bloei van de Mariale cultus in Dadizele mag niet worden vergeten. Voortaan zouden de bedevaarders er jaarlijks een aantal plechtigheden kunnen vieren. Affiches, bidprentjes, bedevaartvaantjes en andere devotionalia herinneren ons daaraan. We kunnen hier nog even wijzen op een merkwaardig gebruik. Nadat de pelgrims er hun ogen hadden gewassen aan de bron met een zakdoek of een ander stuk linnen, gingen ze de kapel binnen om te bidden. Ze hingen de zakdoek of het stuk linnen aan de muur van de kapel. Zo verzamelden de paters redemptoristen, die het Sint-Arnolduspark beheren, vele lapjes stof en stuurden ze op naar de missie. Regelmatig trekt in Tiegem nog een Sint-Arnoldusprocessie door de straten. Zijn biografie wordt er in uitgebeeld. In de Sint-Pietersabdij in Brugge, die recentelijk een relikwie van de H. Arnoldus kreeg, wordt de Vlaamse Sint als vredespatroon vereerd. Ook dit dienen we in een hele context in te kaderen. Deze gegevens over de devotie tot de H. Arnoldus pogen slechts een summier overzicht in dit verband te brengen. Een uitgebreide studie zou vervallen in een grotere detaillering. Onze tekst duidt in elk geval aan dat ook zijn verering vooral verbonden is aan het wel en wee van een ambacht én gekoppeld is aan de heropbloei van het volksgeloof in de negentiende eeuw. J.L. Meulemeester |
|