Gezelle en de H. Arnoldus
Sint Aernout is van 't brouwambacht / veel eeuwen al Patroon geacht / Zo luiden de eerste verzen van een gelegenheidsgedicht dat Gezelle schreef bij het huwelijk van Louis Eeuwaert en Sidonie Tack te Marke in mei 1897. Geen aanhef van een plechtig Arnoldusgedicht, maar de stem van het volk is erin te vinden. Meteen ook de dienende functie van dit soort poëzie die hij zo dikwijls - in opdracht - hanteerde en die wortelde in een volkse traditie en waarin men, zij het minder verfijnd, een beeldspraak en een taalscheppend vermogen ontdekt. In een dergelijk perspectief dienen zijn Arnoldusgedichten geïnterpreteerd, als onderdeel van dit omvangrijke gelegenheidsrijmwerk dat ons toelaat biografische details uit het leven van de dichter nader te bestuderen, over het sociale leven, over zijn verhouding tot anderen, over zijn innerlijke geaardheid.
Het in 1865 door Gezelle gestichte tijdschrift Rond den Heerd leverde een niet onbelangrijke bijdrage tot de volkse bestudering van de Vlaamse heiligen. In de tiende jaargang (1874-75) bevindt zich een paginavolle Sint-Arnoldusafbeelding zoals deze in de negentiende eeuw door de Brugse drukker K. Van de Vyvere-Petyt verspreid werd. Sint-Arnoldus houdt er in zijn linkerhand een vis met een ring in zijn bek. Dit attribuut is evenwel verkeerd en blijkt toe te behoren aan Arnoldus van Metz. In hetzelfde maandblad wordt dan herhaaldelijk de vraag gesteld wie nu uiteindelijk de patroon der brouwers is: Arnoldus van Soissons of Arnoldus van Metz? In 1887 wordt Sint-Arnoldus' stamboom er gepubliceerd t.g.v. de 800ste verjaardag van zijn overlijden. Deze bijdragen, die overigens anoniem verschenen, zijn allicht niet van Gezelle daar hij er sinds 1871, wegens ziekte, opgevolgd werd door Adolf Duclos. Medewerking aan het tijdschrift gebeurde dan nog slechts sporadisch.
Zijn bijdrage tot de Arnoldusliteratuur kan men reconstrueren o.m. via publikaties van tijdgenoten of personen uit de kennissenkring.
In Gezelles persoonlijke bibliotheek bevond zich het boekje van priester Ed. Devos, Het wonderbare leven van Sinte Arnoldus, patroon van Tieghem. De inhoud van dit in 1885 verschenen werkje dient zoals zovele achttiende- en negentiende-eeuwse heiligenlevens met de nodige kritische geest benaderd. Belangrijk was dat deze boekjes massaal gelezen werden en aldus ten goede kwamen aan de populariteit van de heilige. Ter bevordering hiervan behielden de auteurs een vlotte en volkse stijl en doorspekten hun verhaal met ontroerende anekdoten over het leven en de verering van de heilige. Soms werden ook liederen en gedichten tussen de prozateksten geweven. Zo ook in Devos' boekje, waarin zich een aantal gedichten bevinden, ‘zoo eenvoudig en toch zoo schoone’. Ze werden geschreven t.g.v. het eeuwfeest van Sint-Arnoldus te Tiegem en waren op diverse plaatsen in het dorp te lezen. Zij waren van de hand van Gezelle die om medewerking was gevraagd voor de feestelijkheden die duurden van 14 tot 24 augustus. Het programmablad met de lijst van de feestelijkheden geeft een beschrijving van de stoet van zondag 20 augustus, vermeldt het vormsel op 15 augustus door J.J. Faict, bisschop van Brugge, de 24 kanonschoten als inleiding op de feestelijkheden op 14 augustus en de bedevaarten van een achttal omliggende dorpen op de werkdagen. Het vermeldt na de chronogrammen ook de ‘Dichtjes van omstandigheid’ zonder vermelding van de auteur evenwel. Toch had L. Vandemaele, pastoor van Tiegem, reeds op 17 juli 1882 Gezelle aangeschreven voor deze gelegenheidsverzen.
Priester Devos noteerde in zijn boekje, waarvan hij een exemplaar met opdracht aan Gezelle bezorgde, telkens waar de gedichten werden opgehangen: ‘boven de kerkdeur, op de katholieke knechtenschool, op de katholieke meisjesschool, boven het kapelleken aan het bosch, aan het fonteintje, op de waschplaats voor zieken, op den muur aan 't klooster’.
De gedichten werden opgenomen in de Veenuitgave van Gezelles gedichten, terwijl Baur in zijn dundrukuitgave enkele correcties aanbracht. Ze dateren in ieder geval van vóór 15 augustus 1882. In het gedicht bij de bron waar de bedevaarders gingen drinken, het zgn. ‘putje van Sint-Arnoldus’ schrijft Gezelle een oude vorm van de naam Tiegem, nl. Tideghem, een toponiem uit de tweede helft van de 12de eeuw. De reeks gedichten, elf in totaal (87 v.) wordt besloten met een uitvoerige bisschopsbegroeting.
In 1887 werd Arnoldus nogmaals gevierd, ditmaal te Oudenburg, t.g.v. de achthonderdste verjaardag van zijn overlijden. Gezelle dichtte toen een Sint-Aarnoudsliedje. Van dit lied bestaat een afzonderlijke druk met de toelichting ‘Sint Aernouds Liedtje gedicht door Mter Guido Gezelle ter gelegenheid van de 800sten verjaardag der zalige dood van den H. Arnulphus’. Uit folders in de pastorie van Oudenburg blijkt inderdaad dat het gedicht geschreven werd voor de viering aldaar, waar Sint-Arnoldus in 1084 een benedictijnenabdij had gesticht. Het gedicht telt 8 strofen van 4 verzen met tussenzang. In hetzelfde jaar 1887 verschenen twee merkwaardige boeken in de Arnoldusliteratuur. Vooreerst was er Sint-Arnold, Bisschop van Soissons, apostel van Vlaanderen, stichter der abdij van Oudenburg geschreven door priester Hector Claeys. Het werk verscheen op 3.500 exemplaren en beleefde in 1890 een tweede aangevulde uitgave. Hector Claeys (1855-1925) was een figuur uit de Gezelliaanse kring. Hij werkte o.a. mee aan Rond den Heerd en Loquela en werd in de tweede voorboodschap van Biekorf als medewerker vermeld. Naast vermelding van de gevestigde bronnen verwijst Claeys er ook naar Gezelles Rond den Heerd in een passus over Sint-Sebastiaan en zijn verering in de kerk van de abdij Sint-Médard te Soissons.
Directe aanwijzingen i.v.m. assistentie vanwege Gezelle aan Claeys' werk zijn niet voorhanden. Toch zijn er aanduidingen die het waarschijnlijke bevestigen. Vooreerst schreef Claeys diverse heiligenlevens in de trant van zijn Arnoldusbiografie, waarvan er twee in de correspondentie tussen Gezelle en Claeys vermeld worden: Sint-Maarten (Tielt, 1890) en Sinte-Luitgarde (s.I., s.d.). Voor de redactie van beide publikaties maakte hij eveneens gebruik van wat Gezelle vroeger reeds over deze heiligen gepubliceerd had in Rond den