| |
| |
| |
Iconografische mijmeringen rond de H. Arnoldus
De iconografie van een heilige bestuderen betekent zich niet alleen verdiepen in de meestal aangrijpende biografie en zich toeleggen op de context waarin zijn leven zich afspeelde. Het houdt meteen in op de hoogte te zijn van de miraculeuze gebeurtenissen en de legendarische verhalen die over hem of haar worden verteld. Pas dan wordt de mogelijkheid geboden een verklaring te brengen voor de veelzijdigheid aan attributen en de iconografie van die figuur in te kaderen in een ruimer geheel.
Vooral in de negentiende eeuw poogden heel wat auteurs, onder invloed van de romantisch geïnspireerde katholieke ‘revival’ het levensverhaal van Sint-Arnoldus neer te schrijven. Het bleef uiteindelijk meestal zeemzoete literatuur, doorspekt met allerlei wonderbare gebeurtenissen. Ze moesten de gelovige aanzetten tot een grotere devotie. De strikt wetenschappelijke literatuur beperkte zich tot enkele recentere artikels. De authentieke levensfeiten van die Vlaamse heilige zijn tenslotte weinig talrijk en kunnen nauwelijks enkele regels vullen. Toch blijken die gegevens belangrijk genoeg om ze te verwerken in algemene publikaties betreffende de latere middeleeuwen. Meer nog vooraanstaande mediaevisten gebruikten elementen uit zijn summier gekende vita om hun stellingen te onderlijnen, te bevestigen, te bewijzen. Hier duiden op Le chevalier, la femme et le prêtre. Le mariage dans la France féodale van de Franse professor Georges Duby zou al voldoende kunnen zijn. Van dit boek verschenen uitgaven in ettelijke talen. De auteur leert er ons hoe Arnoldus door zijn uitspraken de mensen onderrichtte het huwelijk op een juiste manier te beleven. Beneden zijn stand trouwen behoorde in elk geval niet tot de geplogenheden. Graag halen we ook de in 1983 door de Utrechtse universiteit gepubliceerde bundel aan over Andere structuren, andere heiligen. Het veranderde beeld van de heilige in de Middeleeuwen onder redactie van R.E.V. Stuip en C. Vellekoop. Arnoldus wordt er besproken in de verhouding tussen de lekengroeperingen en de heiligen uit de Gregoriaanse hervormingstijd.
Toch gaf zijn vita slechts summiere inspiratie aan kunstenaars. Zijn iconografie vertoont weinig variatie. Dezelfde kenmerken komen blijkbaar voortdurend terug. Enkele attributen die geïnspireerd zijn op een aantal miraculeuze voorvallen of legenden, onderbreken gelukkig die eentonigheid. Ons artikel brengt dan ook geen vernieuwing en wil alleen enkele samenvattende beschouwingen omtrent dit thema reveleren. Inspiratie vonden we vooral in de catalogus van de in 1984 gehouden tentoonstelling Sint-Arnoldus en de Sint-Pietersabdij te Oudenburg 1084-1984. Deze expositie bracht o.a. voor het eerst een iconografisch overzicht van voorstellingen van de elfde-eeuwse heilige. In dit werk vindt de geïnteresseerde lezer een uitvoerige bibliografie omtrent het voormalig Oudenburgse convent én de H. Arnoldus.
Al vóór zijn geboorte - waarvan de datum verdwijnt in de mist van de geschiedenis - deed er zich een miraculeus feit voor. Een engel verscheen aan zijn moeder, Meinsinde, meldde haar de geboorte van een zoon en openbaarde reeds zijn heiligheid. Hij moest de naam krijgen die op een steen onder haar stoel in de parochiekerk van Tiegem was gebeiteld: Christophorus. Een dergelijk verhaal komt in de hagiografie wel meer voor. En kondigde Gabriël soms ook niet de geboorte van Christus aan Maria aan? Weinig kunstenaars zetten dit vertelsel om in beeld. In de O.-L.-Vrouwekerk in Oudenburg schraagt een houten sokkel uit 1887 het Sint-Arnoldusschrijn. De parochianen van Tiegem schonken dit voetstuk ter gelegenheid van de achthonderdste verjaardag van het overlijden van de heilige. Het erop aangebrachte beeldhouwwerk, gekerfd in een neogotische driepas, stelt die legende voor. Zijn uiteindelijke naam zou hij te danken hebben aan zijn peter, Arnold van Oudenaarde. Dit tafereel vinden we ook op het aan hem toegewijde zijaltaar van de parochiekerk in Tiegem.
Naar de toen heersende traditie wordt Arnoldus opgeleid voor het ridderschap. Hij is tenslotte van adellijke afkomst. Hij was voorbestemd om kampioen van zijn familie te worden. Een fantastisch verhaal vertelt ons over zijn dapperheid. In een tornooi in Utrecht omstreeks 1066-1067 redde hij de eer van Vlaanderen tegenover de Duitse ridderschap. Na de dood van zijn vader veinsde hij gestoken in zijn harnas naar
H. Arnoldusbeeld uit het Antwerpse brouwershuis. (Copyright: K.I.K., Brussel).
| |
| |
H. Arnoldusbeeld uit de eerste helft van de zestiende eeuw. Brussel, Kon. Musea voor Kunst en Geschiedenis.
(Copyright: K.I.K., Brussel).
het hof van de Franse koning te gaan, maar treedt in werkelijkheid als monnik binnen in de Sint-Medardusabdij te Soissons in Frankrijk. Die beslissing stond blijkbaar al lang vast. Ze oefende ongetwijfeld een sterke invloed en bewogenheid uit in zijn familie en vriendenkring. Het leven in het convent verliet hij vlug. Arnoldus trekt zich terug in een kluis. Dit kluizenaarsleven en het zich voortdurend in eenzaamheid opsluiten loopt als een rode draad door het verdere leven van de heilige. Telkens wordt hij geroepen om een opdracht te vervullen, telkens keert hij terug naar een afgelegen plaats, zonder gezelschap, ver van anderen. Dit mag ons geenszins verbazen. Het komt niet alleen geregeld voor in levensbeschrijvingen van andere heiligen, maar het behoort tevens tot de geest van die tijd. Of verkreeg hij, zoals Georges Duby ons meldt, een cel buiten het klooster omdat hij, ondanks de tonsuur, een last betekende voor het convent en de monniken? Merkwaardig is evenwel dat dit kluizenaarsleven van Arnoldus zelden werd afgebeeld.
Alleen het Steinmetzkabinet in Brugge bewaart een burijngravure (16,4: 20,6 cm - inv. nr. 0.4396.III) met de voorstelling van de H. Arnoldus als eremiet (zie afbeelding blz. 5). Rafaël Sadele(e)r heeft het kunstwerk in het begin van de zeventiende eeuw gestoken naar een ontwerp van Maarten de Vos. Arnoldus, met lange baard, zit neergeknield in een schamele hut, opgetrokken tussen enkele bomen. Boven de kluis prijkt een eenvoudig - uit takken vervaardigd - kruis. De heilige heft de armen omhoog en kijkt naar een ander kruisbeeld. In zijn rechterhand houdt hij een paternoster. In de hut bemerken we verder een mijter, een stenen kruik, wat boeken, bundels tarwearen en een mand met broden. Die objecten herinneren aan bepaalde levensfeiten van Arnoldus of aan mirakelen. Het tafereel speelt zich af in een bergachtig land, rijkelijk beplant met bomen. Een rivier kronkelt door
Ontwerptekening van het schild van de Brugse brouwers. De tekening dateert uit de zeventiende eeuw. Ze wordt bewaard in het Steinmetzkabinet in Brugge. Het is een van de weinige kunstwerken die verschillende taferelen uit het leven van de H. Arnoldus weergeven. Een afbeelding van de uitvoering in zilver prijkt op het kaft van dit nummer. (Copyright: K.I.K., Brussel).
| |
| |
het landschap. In de verte bemerken we een brug met enkele figuren en enkele ruïnes. Dichterbij staat een huis. Na tweeenveertig maanden van stilte zond Arnoldus, via het luikje van zijn cel, in een ononderbroken woordenvloed, stichtende vermaningen en adviezen de wereld in. Vooral op het gebied van het huwelijk en als verdediger van de familiebelangen groeide zijn reputatie snel.
Omstreeks 1072-1076 sterft abt Reginald (Reinald) van het Sint-Medardusklooster. De monniken verkiezen Arnuldus tot hun nieuwe abt. Hij weigert en vlucht. Een wolf brengt hem echter op wonderbare wijze terug. Ook dit legendarische verhaal komt in heel wat heiligenlevens voor. Enkele gegraveerde prenten stellen hem zo voor. Als illustratie wijzen we op zijn voorstelling in de Generale legende der Heylighen van Petrus Ribadineira en Heribertus Rosweydus uitgegeven in
Een Sint-Arnoldusbeeld uit een privé-verzameling in Bergen.
Een voorstelling van de H. Arnoldus met een vogel (onderaan) op een rijkelijk geborduurde kazuifel uit 1539. Roeselare, Sint-Michielskerk. (Copyright: K.I.K., Brussel).
1619 of in het in 1662 bij de Antwerpenaar Michel Cnobbaert gedrukte Kleyn prieeltjen vande heyligen, voor alle de daghen van 't jaer, met hunne merckelijckste deughden, mirakelen, ende leerlinghen, door eenen Priester der Societeyt Jesu. In een medaillon bemerken we een wolf die Arnoldus terug naar de abdij van Soissons leidt.
Op het negentiende-eeuwse Sint-Arnoldusaltaar in de Oudenburgse parochiekerk prijkt een identieke voorstelling.
Hier moeten we zeker ook wijzen op het fraaie schild van de Brugse brouwersgilde (zie kaft). De merktekens erop verklappen dat Pieter van Sychem dit pronkstuk in 1695 vervaardigde. Het rond en licht gewelfd borstschild wordt permanent in het Gruuthusemuseum tentoongesteld. Het al vermelde Steinmetzkabinet conserveert de zeventiende-eeuwse voorstudie van dit brouwersschild (pen in bruin, grijs gewassen, Ø 31,4 cm - inv. nr. 0.1806.III). Daaruit blijkt dat de edelsmid dit ontwerp niet helemaal volgde. Centraal mon- | |
| |
Zeventiende-eeuws insigne van de knaap van de nering van de Gentse brouwers. Gent, Bijlokemuseum.
(Copyright: K.I.K., Brussel).
teerde de kunstsmid een verguld-zilveren bustevoorstelling van de H. Arnoldus, patroon van de Brugse brouwers. De Sint is voorgesteld op een gegranuleerde grond met aan weerszijden een plantenmotief. Daarrond prijken straalsgewijs drie ovaalvormige cartouches met taferelen uit het leven van de heilige. Ertussen bracht de kunstenaar emblemen aan die verwijzen naar zijn patroonschap van de brouwers. Op het gewelfd medaillon, onderaan, graveerde Van Sychem volgende tekst: ‘Doen / Maecken / bij den Deken / en Eedt met / de gemene / Supposten / 1695’. Plantenornamentiek smukt het geheel op. In de bovenste cartouche van het uitgevoerde zilverstuk prijkt het legendarisch verhaal met de wolf. Arnoldus draagt er al het bisschoppelijk ornaat, wat chronologisch niet klopt. Of gaat het hier over Arnoldus als abt? Het tafereel speelt zich af in een landschap met bomen. Links staat een eenbeukig kapelletje met spits torentje. Zowel op het ontwerp als op de uiteindelijke uitvoering beeldde Pieter van Sychem de inkleding van Arnoldus als benedictijn uit. Dit gebeuren wordt voorgesteld in een kerkinterieur. Ettelijke monniken wonen de plechtigheid bij. Ook zijn wijding tot bisschop behoort tot de voorstellingen op dit kunstwerk. De heilige ontvangt net de kromstaf uit de handen van een gemijterde prelaat. De ontwerptekening voorzag ook een afbeelding met miraculeuze genezingen rond zijn sterfbed. Het geheel boeit ons door zijn vormgeving en compositie. Barok vinden we niet alleen terug in de versieringen en in de dynamiek van taferelen, maar ook in het gebruikte kleureneffect van het zilver en het goudgeel verguldsel. We mogen hier niet vergeten op te merken dat dit schild één van de weinige gewrochten is waar meerdere scenes uit het leven van de H. Arnoldus samen in beeld worden gebracht.
Na zijn abtswijding vroeg men hem opnieuw om wijze raad. Er gebeuren tevens weer enkele miraculeuze voorvallen. Tijdens een wijdingsplechtigheid van een kerk verzamelde zich een massa mensen. Het werd middag en niemand bracht eten of drank mee. Uit de grote menigte haalden hulpvaardige monniken slechts vijf broden en evenveel kruiken wijn. De rest van het verhaal raadt iedere lezer: Arnoldus zegende het voedsel en de drank, liet het uitdelen aan de samengestroomde massa en allen aten en dronken tot ze waren verzadigd. Opmerken dat die legende een overduidelijke verwantschap vertoont met het verhaal van de wonderbare spijziging in de bijbel lijkt overbodig. Een zeventiende-eeuws (?) bidprentje in de bibliotheek van de culturele dienst van de Provincie West-Vlaanderen (kopergravure, 12,1: 9 cm - inv. nr. 6 AD 2) stelt dit verhaal voor. Op een neogotisch glasraam uit het Brugse Sint-Lodewijkcollege wordt hij met broden uitgebeeld. Dit brandvenster uit 1893 bleef gelukkig na de afbraak van de school bewaard. Lang zal hij zijn functie van abt niet vervullen. Hij moet wijken voor de intriges van de Franse koning die een andere kandidaat op de abtszetel wil. Arnoldus wordt opnieuw kluizenaar.
Tijdens het concilie van Meaux, november 1081, benoemt paus Gregorius VII Arnold tot bisschop van Soissons. De wijding verloopt op een miraculeuze manier. De koning had
Achttiende-eeuwse collecteschaal van de nering van de Gentse brouwers. (Copyright: K.I.K., Brussel).
| |
| |
trouwens zijn eigen kandidaat, Ursio. Deze liet Arnoldus de stad niet binnen zodat hij slechts de geestelijke waardigheid van het bisschopsambt bezat en niet beschikte over de bijhorende wereldlijke goederen. Een dergelijke situatie moet worden begrepen in een ruimer kader en een complexer geheel. Het gaat uiteindelijk over een strijd tussen de heren en de Kerk. We leven in volle investituurstrijd. En net in die periode ontwikkelt zich een hervormingsbeweging om o.a. de Kerk vrij te maken van de invloed van de leken, in het bijzonder bij de benoeming van bisschoppen. Arnoldus verwerft op een merkwaardige manier - met de hulp van God! - de waardigheid van monseigneur. Toch trekt hij zich opnieuw uit het maatschappelijk leven terug en probeert een onafhankelijke positie in te nemen. In de vita beklemtoont de auteur telkens de negatieve rol van de wereldlijke gezagdrager. Nog andere voorvallen onderlijnen dit. Toch bidt hij voor een troonopvolger.
Om vrede te brengen in een strijd tussen de heren onderling aanvaardt hij een ‘missie’ naar Vlaanderen. Er heeft een historische ontmoeting plaats met graaf Robrecht de Fries in Rijsel. Arnoldus probeert hem milder te stemmen tegen mensen die een aanslag hadden beraamd. Terwijl hij in Vlaanderen
Beeld van de H. Arnoldus uit de achttiende eeuw. Brussel, Sint-Jan-de-Doperkerk. (Copyright: K.I.K., Brussel).
vertoefde, probeerde hij, op verzoek van de edelen, nog vrede te brengen in het verscheurde land.
Stichtte hij daarom misschien omstreeks 1084 de Sint-Pietersabdij in Oudenburg? Uit de handen van Cono I van Eine en van bisschop Radbod II van Noyon-Doornik ontvangt Arnoldus de aan Petrus toegewijde bidplaats om er een klooster op te richten. In enkele voorstellingen houdt de heilige dan ook symbolisch een gebouwtje in de hand. Het belangrijkste kunstwerk in dit verband behoort toe aan de Sint-Pieterskerk in Heimfriedswilder (Wierre-Effroy in Frans-Vlaanderen). Oorspronkelijk maakte dit schilderij deel uit van een groter geheel. Het zijluik stelt een biddende man voor. Achter hem staat zijn patroonheilige(?), Sint-Arnoldus. In zijn linkerhand houdt hij een maquette van een kerk. Het anonieme paneel dateert uit de zestiende eeuw. De schenking van de Oudenburgse Sint-Pieterskerk zelf vormde enkele malen de inspiratiebron voor Arnoldusvoorstellingen. Alom bekend en beschreven is een vijftiende-eeuwse miniatuur uit de Codex Aldenburgensis. Het wordt veilig bewaard in het Grootseminarie te Brugge. De verluchting laat ons genieten van die voor die tijd niet uitzonderlijke gift. De miniaturist beeldde Arnoldus af tussen de bisschop en een benedictijn. De graaf, Cono, en zijn vrouw, Hazecca, staan aan de andere kant. Hun kledij beantwoordt niet aan die van de elfde eeuw, maar vertoont duidelijk Bourgondische inspiratie. Mogen we soms niet veronderstellen dat die illustratie hertog Filips de Goede portretteert die het abbatiaat van het Oudenburgse convent in 1463 aan zijn bastaardzoon Raphaël de Marcatellis aanbiedt. De prelaat bekleedde die waardigheid tot 6 april 1478, toen hij Jan van Sicleers als abt van het veel grotere Sint-Baafs in Gent opvolgde.
Zijn vredesopdracht in Vlaanderen inspireerde eveneens enkele kunstenaars. Of mogen we de duif, die geregeld bij Arnoldus als attribuut opduikt, niet in die zin verklaren? Inderdaad sommige van die vogels lijken meer een valk dan een vredesduif. Of zouden ze eventueel een arend voorstellen? Dit laatste verwijst gedeeltelijk naar de etymologische verklaring van de naam Arnoldus. De valk houdt verband met zijn ridderopleiding. In die tijd behoorden valkenjachten tot de geliefkoosde sporten van de adel. Als voorbeeld halen we een houtblok aan uit het museum in Kortrijk en het zeventiende-eeuwse grafepitaaf van Armand Bruière in de Sint-Piatuskerk in Doornik. In de linkerhand houdt de H. Arnoldus een valk. Een anoniem kunstenaar borduurde hem met een duif op een kazuifel. Dit zestiende-eeuws liturgisch gewaad ligt verborgen in de sacristie van de Roeselaarse Sint-Michielskerk. Ook op andere kunstwerken werd dit attribuut als een herkenningsteken voor de H. Arnoldus gebezigd. Vooral de Sint-Pietersabdij van Steenbrugge maakte gretig van dit motief gebruik. Vergeten we niet dat abt Modest van Assche en zijn monniken ervoor zorgden dat de Oudenburgse abdij en haar stichter bij hen verder leefden. Steenbrugge verwierf de naam van de derde vereringsplaats van de H. Arnoldus in West-Vlaanderen. Een tekening van Dom Bruno Groenendaal in het gastenboek en enkele glasramen met een voorstel- | |
| |
ling van de Sint herinneren de bezoeker aan deze bedevaartsplaats. Merkwaardig - of toch niet? - dat de monniken in 1940 besloten toen het negende eeuwfeest van de geboorte van Arnoldus te vieren. De tweede wereldoorlog temperde de geplande plechtigheden en de feesten ontvouwden niet de verwachtte luister. Hier moet tevens gewezen worden op de niet uitgevoerde plannen om naast het vredesmonument uit 1937 in de tuin van dit klooster een kapel op te richten en toe te wijden aan de Tiegemse heilige. Het bleef bij ideeën en dromen! Toch mogen we onderstrepen dat juist
in die tijd Arnoldus opnieuw als vredespatroon naar voren wordt geschoven en dat kon niet gebeuren zonder de stuwende kracht van abt Van Assche. Arnoldus als vredesapostel vinden we ook uitgekapt in één van drie half-reliëfs die opgesteld staan rond de Oudenburgse parochiekerk. Ze werden uitgevoerd naar een ontwerp van broeder Firmin De Smidt in 1946. Het beeldhouwwerk stelt zijn vredesopdracht in Vlaanderen, de al vermelde schenking van de Sint-Pieterskerk en zijn overlijden voor. Een negentiende-eeuwse muurschildering in het neogotisch kasteel in Loppem stelt dezelfde geschiedenis uit Arnoldus' leven voor. De uit Duitsland afkomstige August Martin voerde die wandschildering uit. Guido Gezelle rijmde de onderstaande tekst voor de middeleeuwse gebeurtenis. Nog andere kunstwerken beelden de H. Arnoldus met een vogel uit. Als voorbeeld verwijzen we naar een beeldhouwwerk in de Sint-Johannes-de-Doperkerk in Brussel.
De H. Arnoldus overlijdt in Oudenburg op 15 augustus 1087. Dit is negenhonderd jaar geleden. Zijn feestdag vieren we op 16 augustus. De dag ervoor wordt te druk in beslag genomen door de luisterrijke Mariale diensten. Tijdens de begrafenis gebeurt opnieuw een mirakel. De monniken hadden uit veiligheidsoverwegingen zijn bisschoppelijke ring van het lijk verwijderd. Vlak voor de uitvaartdienst probeerden de kloosterlingen hem terug aan Arnoldus' vinger te schuiven. Dit lukte niet. Tijdens de misviering nam de heilige zelf de ring en stak hem aan zijn vinger. De ring vormt dan ook een - weliswaar - zeldzaam attribuut. Zo stelde een anonieme verluchter hem voor op een miniatuur in de al vermelde Codex Aldenburgensis. Zijn naamgenoot, de H. Arnoldus van Metz, houdt evenwel geregeld een ring als attribuut vast. De bijhorende legende is traditioneel. De prelaat gooide namelijk zijn ring in de Moezel en wilde dit juweel pas terug als God hem zijn zonden had kwijt gescholden. Tijdens het eten vond de bisschop het kleinood in de buik van een vis terug. Van toeval gesproken! Dat er tussen beide heiligen verwarring ontstond, zal wel niemand betwijfelen. Een negentiende-eeuws bidprentje, gedrukt bij K. Van de Vijvere-Petyt in Brugge, stelt volgens het onderschrift wel degelijk Sint-Arnoldus, patroon van Tiegem, voor. In zijn handen houdt hij echter een vis met in zijn bek een ring. Ook onder de hierboven aangehaalde vijftiende-eeuwse miniatuur prijkt als tekst een verwijzing naar de bisschop van Metz. Het handschrift werd nochtans voor de Oudenburgse Sint-Pietersabdij, gesticht door de H. Arnoldus van Soissons, geschreven en verlucht. Deze biografische schets bood ons meteen de gelegenheid dieper in te
H. Arnoldusbeeld uit de achttiende eeuw. Het kunstwerk wordt in de Sint-Jan-de-Doperkerk in Namen bewaard.
(Copyright: K.I.K., Brussel).
gaan op een aantal minder gekende en minder voorkomende attributen van de H. Arnoldus. Enkele tot nu toe niet aangehaalde kentekens blijven echter het karakteriserend herkenningselement. Laten we ze even overlopen. De Vlaamse heilige wordt vooral voorgesteld in bisschoppelijk ornaat: met albe of superplie, stola, amict, singel, manipel, koorkap of kazuifel. Daarbij behoren natuurlijk ook zijn mijter en kromstaf. De bisschopsmijter komt het meest voor. We mogen het niet beschouwen als een essentieel attribuut van Arnoldus alleen. Vele heiligen waren immers gemijterd. Zowel een bisschop als een abt, en symbolisch ook een abdis, dragen zo'n liturgisch hoofddeksel. Meteen stelt zich de vraag of de mijter bij de H. Arnoldus verwijst naar zijn hoedanigheid als abt of als bisschop. Weliswaar bestaat een licht verschil tussen de mijter van beide prelaten, maar de kunstenaars hielden er weinig rekening mee. Hetzelfde geldt trouwens voor de kromstaf.
Ook dit attribuut komt veelvuldig voor. Het gaat door als één van de oudste kerkelijke emblemen. Algemeen wordt aangenomen
| |
| |
Processietoorts uit de achttiende eeuw met de voorstelling van de H. Arnoldus. Gent, Bijlokemuseum.
(Copyright: K.I.K., Brussel).
dat bisschoppen de staf met de krul naar het volk gekeerd moeten houden binnen hun eigen kerkprovincie en omgekeerd buiten hun bisdom. Abten daarentegen worden verondersteld de haak buiten te keren binnen het convent en naar binnen buiten het klooster. De mening dat de kromming van Arnoldus' staf noch naar binnen, noch naar buiten mag gekeerd zijn, maar tussen de twee omdat hij zowel abt als bisschop was, lijkt op geen vaste grond te steunen.
Nu eens draagt de Sint de staf in de rechterhand dan weer in de linker. Heel wat kunstwerken stellen hem met staf en mijter voor. Maar nogmaals, dit zijn geen attributen van Arnoldus alleen. Zelden hangt aan zijn staf het sudarium. Dit meestal fraai versierd zweetdoekje hoort nochtans een typisch herkenningsteken te zijn van abten en abdissen. Die sluier diende te voorkomen dat de dikwijls vochtige onbedekte hand in contact kwam met de staf. Volgens de Romeinse Ritus droegen bisschoppen handschoenen. Uitzonderingen bevestigen de regel. Op het overbekende paneel Kanunnik Joris van derPaele in aanbidding voor O.-L.-Vrouw van Jan van Eyck uit 1436 in het Brugs Groeningemuseum houdt Sint-Donaas de kruisstaf vast met handschoenen én met sudarium, mogelijk afkomstig uit de schat van de grafelijke bidplaats. Van dubbel gebruik gesproken! Het brouwershuis in Brussel conserveert een eikehouten Sint-Arnoldusbeeld uit het begin van de zestiende eeuw waar de heilige een staf met zweetdoekje vasthoudt. Uitzonderlijk is het wel. In zijn handen heeft de Vlaamse Sint ook een gesloten boek. Vermoedelijk verwijst dit attribuut naar de regel van Benedictus. Niet alleen het klooster van Soissons behoorde tot die orde, ook de monniken van de Sint-Pietersabdij in Oudenburg volgden die regel. Enkele andere kunstwerken stellen hem eveneens met een boek voor. Het meest monumentale voorbeeld daarvan staat opgesteld in de Sint-Sulpitiuskerk in Diest. De monumentale en dynamische zeventiende-eeuwse sculptuur behoort tot een indrukwekkend zijaltaar. Het geheel vormt als het ware een samenvattend relaas van de iconografie van de H. Arnoldus. Naast de weergave van zijn bisschoppelijke en/of abbatiale symbolen, vinden we er tevens massa's attributen die verwijzen naar zijn patroonschap van de brouwers (zie verder). Ook op de kap, of soms schild of schelp genoemd, van een rode koorkap van omstreeks 1600 uit de Sint-Guibertuskerk in Gembloux en op het zilveren insigne van
de knaap van de Gentse brouwersnering van 1628 in het Bijlokemuseum van de Arteveldestad prijkt hij met een boek in de hand. Op enkele bidprentjes en op enkele andere sculpturen wordt hij eveneens met een boek, al of niet gesloten, voorgesteld. Soms wordt dit boek vervangen door een stuk perkament. Mogen we dit als de stichtingsoorkonde van de Oudenburgse Sint-Pietersabdij beschouwen? Een neogotisch beeldhouwwerk op het Leuvense stadhuis geeft de H. Arnoldus weer als bisschop met in de rechterhand dit attribuut.
Onder de koorkap of onder zijn kazuifel draagt de H. Arnoldus geregeld een wapenrusting of maliënkolder. Vergeten we niet dat hij ook ridder was. In die zin kan eveneens gewezen worden op het slagzwaard dat hij bijvoorbeeld op een recent bidprentje vasthoudt. Zo'n iconografie vormt zeker geen uitzondering. Wordt de H. Wilhelmus van Maleval soms ook niet met harnas en monnikenhabijt weergegeven? In een onlangs ontdekte en in Brugge vervaardigde codex uit het begin van de vijftiende eeuw stelde de verluchter de Heilige Lazarus als ridder en bisschop voor. Het handschrift bevat de Legenda Aurea van de dominicaanse bisschop van Genua, Jacobus a Voragine († 1298), aangevuld met de levensgeschiedenis van lokale heiligen. Eén van de oudste gekende afbeeldingen van de H. Arnoldus - een vijftiende-eeuws schilderijtje (paneel, 10,5:10,6 cm) uit het Museum voor Schone Kunsten in Gent - stelt hem als bisschop én als ridder voor. Naast hem penseelde de anonieme kunstenaar de H. Godelieve. De heiligen staan op een vloer in dambordmotief met achter hen een goudgele achtergrond. Een opsomming geven van gelijkaar- | |
| |
dige voorstellingen zou ons te ver leiden. Toch vragen we aandacht voor enkele uitzonderlijke gewrochten, zoals het al vermelde borduurwerk op de aurifrisia van een zestiende-eeuwse kazuifel uit de Roeselaarse Sint-Michielskerk. Ook hier is de ridder-bisschop in de twee gedaanten weergegeven. Het zelfde geldt voor de eveneens al aangehaalde miniaturen in het Grootseminarie te Brugge, voor een zestiende-eeuws glasraam in de Brugse Jeruzalemkerk en voor een bas-reliëf op het voormalig abtsgebouw in Oudenburg. Bij die afbeeldingen van de H. Arnoldus prijkt tevens zijn wapenschild: drie balken afwisselend in goud en geel met rechterbovenhoek in hermelijn. Dit laatste komt enkele malen voor als een duidelijk herkennigsteken voor de Vlaamse Sint.
We treffen de H. Arnoldus het meest aan als brouwerspatroon. Vooral de roerstok en de stuikmand, maar ook de gaffel, de hopperanken, die langs zijn staf naar boven kruipen, een ton of kuip, een glas of een combinatie van dit alles vormen hier de voornaamste attributen. Een waaier van illustraties kan hier gemakkelijk worden aangehaald. De roerstok kan omschreven worden als een stevig houten gereedschap, met een metalen of houten uiteinde, waarmee voortdurend gemengd en geroerd moest worden om aanbranding in de brouwersketels te voorkomen. De gaffel is eveneens een mengstaf met ijzeren topstuk, maar in de vorm van een vork met twee tanden. Het dient om de mout en de hop door omroeren zoveel mogelijk in de vloeistof op te lossen. De termen roerstok en gaffel worden wel eens door elkaar gebruikt en over hun uitzicht en/of functie bestaat er soms discussie. De stuikmand, die meestal naast de voeten van de heilige prijkt, draagt ook wel als naam stijgmand. Het is een ketelvormige mand die met de opening naar boven in de beslagmassa werd gedrukt. Het wort sijpelde erin. De draf of de moutafval bleef eruit. Met koperen bierlepels schepte men het wort uit de stuikmand en bracht het naar de kookketel. Dit gebeurde ook wel met behulp van een pomp. Het is een manier van affiltreren. Vooral in de beeldhouwkunst wordt Sint-Arnoldus met die attributen voorgesteld. Vergeten we niet dat de meeste brouwerijen een dergelijke sculptuur wensten te bezitten als bescherming voor die vochtproduktie. Voorbeelden vinden we dan ook in de meeste brouwerijen, in het brouwershuis in Brussel en Antwerpen en in enkele musea en privé-verzamelingen. Ze dateren vooral uit de achttiende eeuw en zijn verspreid in Vlaanderen en Wallonië. Als illustratie wijzen we ook op een vijftiende-eeuwse miniatuur in het boek van de Gentse brouwers in het stadsarchief aldaar. Zowel op enkele Vlaamse als op enkele Franse prenten komt hij in die hoedanigheid voor. De Antwerpenaar Peter Balthazar
Bouttats (1666(?)-1756) stak wel de meest bekende gravure. Het Steinmetzkabinet in Brugge bewaart nog de koperplaat. Op de houtblok in het Kortijkse museum prijken naast zijn traditionele brouwersattributen ook een ton, een kuip, een kruik en een glas. En op een Franse volksprent houdt de heilige zelfs een pint met het schuimend gerstenat vast. Dat die prenten werden gerealiseerd in opdracht van brouwersvereniging, kan moeilijk worden betwijfeld.
Houten Sint-Arnoldussculptuur en lino van Wim De Cock uit 1982. De heilige is op een traditionele manier weergegeven: als bisschop, met stuikmand en roervork.
Tot slot vragen we nog aandacht voor het feit dat de H. Arnoldus geregeld samen met de H. Godelieve wordt afgebeeld. Het al aangehaalde schilderij uit Gent vormt daarvan slechts één illustratie. Beiden vinden we ook terug op enkele miniaturen, glasramen en op het negentiende-eeuwse Sint-Arnoldusschrijn in de parochiekerk te Oudenburg. Dat ze dikwijls samen worden weergegeven lijkt niet uitzonderlijk als we volgende gedachten overwegen: de (uitvoerige) contacten tussen Gistel en Oudenburg, en specifiek tussen hun abdijen, beiden leefden een tijdje in dezelfde omgeving en tijdens dezelfde eeuw en waarom geloven we het verhaal niet van de familiale verwantschap tussen Godelieve en Arnoldus. Legenden zijn soms te mooi om waar te zijn!
Dit iconografisch overzicht van de H. Arnoldus had niet de bedoeling een saaie inventaris te bezorgen van alle kunstwerken die deze heilige voorstellen. Wel poogden we de attributen, met de daaraan verbonden feiten, verhalen en legenden van de ridder-bisschop te noteren. Het biedt de geïnteresseerde lezer de mogelijkheid voortaan een voorstelling van die Sint gemakkelijk te herkennen. De gewrochten dateren vanaf de latere middeleeuwen tot in onze eeuw. Recent voerden kunstenaars nog Arnoldussculpturen uit.
De vraag ernaar blijft verder bestaan, vooral in het brouwersmilieu. Bovendien kunnen we weinig kunsttakken vermelden waarin de heilige niet werd afgebeeld. Geografisch blijft zijn iconografie beperkt tot de Zuidelijke Nederlanden.
Jean Luc Meulemeester
|
|