Technische aspecten van de Brugse edelsmeedkunst
Over de door Brugse edelsmeden aangewende technieken is voldoende bekend om een afzonderlijk hoofdstuk te rechtvaardigen. Nochtans is ook hier weinig sprake van informatie in rechte lijn. In de middeleeuwen en de renaissance scheen bijna niemand het nodig te achten om uitsluitsel te geven over technieken die zorgvuldig als beroepsgeheim werden gekoesterd.
Alleen Benvenuto Cellino omschreef in 1568 in zijn reeds geciteerd traktaat de geijkte technieken van het ambacht. Parallellen dienen dan ook vanuit dit sprankelende essay te vertrekken. Hierbij bestaat weinig gevaar voor hypothese. Het beperkte materieel en de technische revelaties van veel Brugse werkstukken kunnen hiervoor borg staan. Sommige aangewende technieken waren overigens reeds in de 11de eeuw geldig en universeel, wat voldoende blijkt uit de ‘Diversarium Artium Schedula’, waarin de monnik Theophilus een eerste traktaat over de edelsmeedkunst opnam.
Uit Brugse archieven valt alleen secundaire informatie te halen. Een voorbeeld: in 1465 leverde de Brugse edelsmid Bauduin Hendrickzone aan Filips de Goede twee kommen die door de hertog werden aangekocht ter gelegenheid van het doopsel van zijn petekind, het zoontje van Adolf van Kleve. De beschrijving van de kommen bleef bewaard: - une paire de bacins d'argent dorez et goudronnez, et le fons a faucun d'ung soleil grèneté à l'entour; et au milieu de chascun bachin, au fons, a ung esmail où il figure et l'un d'un homme sauvaige et en l'autre ung lion -.
Een relevante, hoewel niet precies glasheldere tekst waaruit er verschillende wetenswaardigheden op te diepen zijn: het bestaan van grote zilveren werkstukken, de kennis van de filigraantechniek (grèneté) en het bestaan van de emailleerkunst. Buiten het feit dat de paragraaf ook nog aantoont dat de meester de kunst van het vergulden machtig was, bevat zij de duistere bepaling ‘goudronnez’. Dit is naar alle waarschijnlijkheid een allusie op de niello-techniek waarbij zilveren motieven met een soort zwartsel werden ingebrand. De term ‘goudron’ voor zwartsel lijkt aannemelijk, omdat men bij het niello-werk o.m. met een soort residu van houtskool tewerk ging. Merkwaardig is wel de combinatie van niellotechniek met vergulde gedeelten. Hoewel niet onmogelijk (er zijn voorbeelden bekend in de Russische edelsmeedkunst!) kunnen we hier toch van een zeldzaamheid spreken, omdat niello een uitgesproken zilvertechniek is, die bijna uitsluitend gebruikt werd bij de vervaardiging van grote zilveren werkstukken.
Het grootste gedeelte van de grotere edelsmeedwerken werd vervaardigd in drijfwerk, waarbij de gewenste vormen en versieringen uit metaal gehamerd werden. Een handig vakman kon bv. een schenkkan uit een verwarmde zilverplaat hameren, hetgeen de grote mogelijkheden van deze ogenschijnlijk primitieve techniek bewijst.
De mooiste uiting van drijfwerk is de zgn. repoussétechniek, waarbij men langs de achterzijde inhamerde wat vooraan in gaaf reliëf diende te verschijnen. Voor laagverheven motieven nam men een enkele keer ook zijn toevlucht tot de techniek van het insnijden, doch de enige ambachtslieden die deze techniek permanent toepasten waren de emailleurs.
Het gieten van stukken werd zelden beoefend. Waar het een enkele keer toch gebeurde, gebruikte men een ingeoliede metalen vorm voor de grote werkstukken en werkte men voor kleinere voorwerpen (bv. juwelen) volgens het verloren wasprocédé.
Filigraan was reeds in de Oudheid bekend. De granules werden vervaardigd door goud- of zilverdraad in kleine stukjes te knippen en die te vermengen met houtskool. Dit mengsel werd verhit tot het metaal op smeltpunt kwam. Door een draaibeweging te geven aan de smeltkroes bekwam men de granules. Nadat de houtskool was weggewassen werden de granules op hun grootte door verschillende rasters gezeefd. Filigraansoldeer werd bereid door een mengsel te maken van goud of zilver met koper dat op zijn beurt in de verhouding drie op één met borax werd vermengd. Dit mengsel werd alleen in poedervorm gebruikt. De granules werden eerst vastgezet op een met kleefmiddel ingesmeerde draad die geplooid werd in de vorm van het gewenste decoratie-element. Over dit gewrocht strooide men wat soldeerpoeder, waarna het geheel verwarmd werd tot de smeltende soldeer de granules definitief op hun plaats hield. Achteraf werd het motief in het werkstuk geïntegreerd. Vooraf werd de schadelijke borax verwijderd. Zilveren voorwerpen werden hierbij afgekookt in een loogoplossing en gouden stukken werden in azijn geweekt. Daar men slechts zelden in goud werkte, maar de glans en de schoonheid van dit metaal ook in de middeleeuwen tot de verbeelding spraken, werden grote stukken in de regel verguld. Het hiertoe aangewende procédé was buitengewoon schadelijk voor de gezondheid.
Geïnspireerd op een alchemistische techniek maakte men immers voor het vergulden gebruik van de chemische eigenschappen van het amalgaam. Bladgoud werd in kleine stukken gesneden en in de verhouding één op acht gemengd met kwik. Dit mengsel werd onder voortdurend omroeren in een gloeiende smeltkroes gestort, gewassen en tenslotte op het te vergulden werkstuk aangebracht met het verguldstaafje. Achteraf werd het met amalgaam bestreken werkstuk opgewarmd tot het kwik volledig was verdampt en slechts de goudlaag op het werkstuk achterbleef. Daar de edelsmid deze werkwijze van nabij diende te volgen zal hij rijkelijk zijn deel van de levensgevaarlijke kwikdampen hebben ingeademd.
De emailleertechniek gold als bijzonder ingewikkeld en berustte op een zeer omslachtige werkwijze. Eerst prepareerde men een mengsel van hars en was. Dit werd uitgesmeerd en hierop werd het te emailleren voorwerp na verwarming gedrukt, zodat er zich een laagje van het mengsel aan het werkstuk hechtte. Daarna sneed men de te emailleren gedeelten in. Zij mochten slechts op zeer geringe diepte worden ingesneden, omdat de kunst van het emailleren erin bestond, een maximaal effect te bereiken met een minimum aan email. De laklaag moest immers een transparant effect behouden. Het prepareren van email berustte eveneens op een aantal werkwijzen die met zorg dienden te worden uitgevoerd. Daarbij