Het muziekonderwijs in Vlaanderen
‘Maar God heeft gewild, dat ik tenslotte muziek onderwees’ zijn woorden die Zarlino in de mond van A. Willaert heeft gelegd.
Dat Willaert een groot pedagoog was met een ruime en synthesevisie wordt gestaafd door de schare van grote leerlingen, o.m. G. Zarlino, C. de Rore, N. Vincento, A. Gabrieli, C. Porta, L. Barre, Fr. Viola en A. Romano.
Zijn muziekpedagogie stond wel mijlenver van de huidige tijd. Deze is ingeluid na de Franse Revolutie met het verdwijnen van de kathedraalscholen en de opkomst van het laïciserend muziekonderwijs.
In de Hollandse tijd werden reeds Koninklijke Muziekscholen opgericht in Brussel en Luik. In 1832 werd François-Joseph Fétis benoemd tot eerste directeur van het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Hij maakte een rapport over de organisatie van het Belgisch muziekleven en structureerde het muziekonderwijs, dat hoofdzakelijk naar het model van Parijs werd gericht. Peter Benoit, zijn voornaamste Vlaamse leerling zal in 1900 een ‘Algemeen Leerplan’ ontwerpen. Dit is een belangrijk document geworden waarin de bezorgdheid voor de algemene vorming van de musicus tot uiting komt. Hij voorziet eveneens een lerarenopleiding.
Het muziekonderwijs in Vlaanderen toelichten is in het mij toegemeten tijdsschema een onmogelijke opgave omwille van de omvang en de complexiteit. Daarom zullen vele gegevens vermeld worden zonder de mogelijkheid tot verder graven en uitdiepen.
In het kleuteronderwijs worden de kinderen in schools verband in contact gebracht met kinder- en volksliederen. Dit gebeurt meestal op een vrij boeiende wijze.
In het algemeen vormend lager onderwijs wordt het reeds heel wat problematischer. Veel onderwijzers schieten hopeloos tekort. De schooldirecties hebben over het algemeen slechts matige interesse. Het is mijn plicht erop te wijzen dat het anders kan; men denke aan Hongarije.
In het algemeen vormend middelbaar onderwijs gaat het meestal van slecht tot slechter. Er zijn omzeggens geen lesuren voorzien.
In de Koninklijke Conservatoria is geen opleiding of richting voorzien voor muziekleraren van het dagonderwijs; hoe onbegrijpelijk dit ook moge klinken. Alleen het Lemmensinstituut heeft sinds enkele jaren een regentaat muziek in het leven geroepen.
Toch kan de mens niet leven zonder muziek. Wetend dat wij vanaf het opstaan tot het slapen gaan geconfronteerd worden met muziek: zowel op de radio, op straat, in het station, in de lift, overal en altijd worden wij overstelpt door muziek.
Is het niet één der ergste tekorten van onze democratisering dat wij op dit gebied de muziek herleid hebben tot een ordinair, vervlakkend consumptieartikel?
Het is zeer te betreuren dat er in de opvoeding en in de schoolopleiding geen ruimte is voor echt klank-ervaren, voor muziek.
Vanuit de stilte rijst de klank op. Het is het blancoblad van de schrijver, het naakte doek van de schilder, de blanke bladzijde die elk echt boek voorafgaat. Wij hebben de muziek in ons. De fysiologische frequenties van ademhaling en polsslag, van inspanning en ontspanning, van arbeid en rust vinden hun muzikale gelijkwaardigheid in de sterke en zwakke tijden, in het rijzen en dalen van een melodie, in de groei naar een climax en het neerleggen van een frase. De muziek is een subtiele niet tastbare kunst. De klank en de
Het Lemmensinstituut in Leuven (foto: Henderyckx).
klankkunst grijpen dieper in de mens dan de greep van de mens op de klank. Klanken, goede en slechte, worden ten allen tijde op ons afgevuurd. Het is een inbraak op de privacy en op de waardigheid van het individu. Dit zou bij de wet verboden moeten worden.
En toch, de muziek, vrij en spontaan als ze is, biedt meer hoop voor de mensheid dan ooit tevoren. Karl R. Popper, de wetenschapsfilosoof, ziet in de groeiende belangstelling voor de klassieke muziek één der meest hoopgevende symptomen van deze tijd. Met alle kracht verzet hij zich tegen de moderne opvatting alsof muziek alleen maar een uitdrukking zou zijn van subjectieve gevoelens van de kunstenaar. Zulke muziek bestaat ongetwijfeld. Maar er is ook een muziek, men denke aan Bach, waarin de subjectieve gevoelens van de kunstenaar ondergeschikt blijven aan universele waarden en deze leiden naar de perfectie van het kustwerk.
In het meer gespecialiseerd muziekonderwijs biedt Vlaanderen een ruime waaier van mogelijkheden.
Vanaf drie jaar kunnen de kinderen beginnen aan de vioolstudie volgens de Suzukimethode. Dit gebeurt o.m. te Turnhout.
Centra van creatief musiceren vangen ook reeds jonge kinderen op om hen te stimuleren van het lichamelijk ervaren en beleven van melodieën, ritmen, kleuren en structuren, dit gebeurt o.m. in ateliers in Balgerhoeke, Brussel en elders o.m. volgens de Dalcrose-methode.
De Jeugd- en Volksmuziekscholen hebben als doelstelling op eenzelfde geïnspireerde creatieve wijze met muziek om te gaan. Zij inspireren zich o.m. op de Carl Orffmethode.
Het individuele privé-muziekonderwijs is beperkt in aantal en omvang. Er zijn evenwel accordeon- en orgelscholen. Zij worden opgericht vanuit een commercieel oogmerk om klanten te lokken en instrumenten te verkopen. Sedert vele tientallen jaren verzorgen heel wat harmonieën en fanfares de opleiding van hun jonge muzikanten.
Het bijzonder muziekonderwijs kent sedert 30 jaren een werkelijke ‘boom’. De sociale en financiële status van de leraars en docenten is er aanzienlijk op vooruitgegaan.
Gestructureerd en met degelijke aanpak wordt in het gemeentelijk- en stedelijk muziekonderwijs vanaf 8 jaar gehoorvorming, notenleer en instrumentenstudie beoefend. Hier wordt eveneens voordrachtkunst en toneelspel aangeleerd. Dit alles gebeurt op basis van leerprogramma's met een systeem van examens. Deze stedelijke academies vormen degelijke amateurs en leiden eveneens jonge begaafde kinderen op om hen voor te bereiden op eventuele professionele muziekstudies. Voorheen waren er in de stedelijke academies en het daarmee gelijkgesteld onderwijs wachtlijsten voor de kandidaatleerlingen, eerst omwille van het tekort aan bekwame leerkrachten, daarna als gevolg van de cumulbeperkende maatregelen. Nu komt er sedert twee jaar een derde element bij, de blokkering per school van het toegelaten aantal lesuren op het niveau van het schooljaar 1981-1982. Deze wachtlijsten zijn zeer te betreuren. Het is een kanker, een blaam. Het muziekonderwijs dient uit te gaan van kwaliteitscriteria, gegroeid vanuit de praktijk, de ervaring en de permanente voeling met het kunstgebeuren. Aldus moet men zich hoeden voor teveel pedagogen met te weinig praktijk. Het kunstonderwijs dient te groeien in nauwe relatie met het kunstgebeuren. Zo gebeurt dit vandaag o.m. in Duitsland - van oudsher een muziekland - waar 2/3 van de leerkrachten in cumul functioneren.
De sinds vijftien jaar gecreëerde Kunsthumaniora's, richting muziek, hebben de bedoeling om pre-professionele muziekstudies te combineren met een algemene vorming. Onafhankelijk hiervan wordt sedert een paar jaar in het kader van V.S.O. ook een optie uitgebouwd in het vrije net. De programma's zijn nog niet helemaal op het pre-professionele niveau gericht.
De Beiaardschool werd in Mechelen in 1922 gesticht door een van België's grootste en in het buitenland meest gewaardeerde beiaardiers: Jef Denyn. Van den aanvang af was zijn doel het opnieuw valoriseren van de beiaardkunst waarvoor de Lage Landen tijdens de Renaissance en de Barok zo vermaard waren. Deze beiaardkunst was echter praktisch verloren gegaan na de 18e eeuw met uitzondering van de Leuvense componist-beiaardier Matthias Van den Gheyn.
Daarboven is het Hoger Muziekonderwijs geplaatst. Het Hoger Instituut voor Kerkmuziek, ook wel het Lemmensinstituut genoemd, viert in 1978 zijn eeuwfeest. Het werd in 1878 opgericht door Jacques Lemmens, oud-leerling van Fétis. Deze school werd opgericht op welwillend advies van het Belgisch episcopaat en met de zegen van Paus Leo XIII. Voorheen was het dus een hoger kerkmuziekinstituut. Thans heeft het zich op de laïcisering van de maatschappij afgestemd en kan men er terecht voor alle vormen van hoger muziekonderwijs.
De Koninklijke Conservatoria van Brussel, Gent en Antwerpen, geven professioneel muziekonderwijs op het hoogste niveau. Ook toneelspel en voordrachtkunst worden onderwezen. De theoretische vakken en de compositie