Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 34
(1985)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
Kunst en GeestHomilie door Paus Johannes-Paulus II gedurende de eucharistieviering voor de kunstenaars in de kerk van ‘onze-lieve-vrouw van genade’ - vogelzang-BrusselGa naar voetnoot*1. ‘God is niet ver van elk van ons, want in Hem hebben wij het leven, de beweging en het zijn.’ (Ac. 17,27) Zo opende de apostel Paulus in Athene zijn toespraak over de verrezen Jezus, voor een ontwikkeld publiek, dat drager was van de erfenis der dichters, filosofen, wijzen, geleerden en kunstenaars. Geliefde Broeders en Zusters, ik ben blij deze woorden vandaag tot u te kunnen richten. Ieder van u probeert in de beeldende kunst, in de muziek of in het woord het diepste leven van de mens en de essentie van de werkelijkheid weer te geven. Alleen al door dat artistieke zoeken komt u als het ware tastend dichter bij God, die sommigen misschien niet kennen, maar die de bron, de bovenzinnelijke steun en het uiteindelijke lot van elk levend wezen, zijn evolutie en leven is. Als gelovigen gaan jullie de levende en persoonlijke God tegemoet, die de pracht van Zijn glorie en Zijn ongehoord grote liefde heeft geopendbaard in Jesus Christus. ‘De Heer is nabij.’ Omwille van die nabijheid verklaarde de Heilige Paulus: ‘Wees altijd in de vreugde van de Heer’ (Ph. 4,4). De apostel roept ons op tot gemoedsrust, tot vertrouwen in de bede voor vrede, tot het zoeken en het realiseren van wat waar en mooi is. Ook ik wens u deze vreugde van het geloof toe, die uitgaat van God. In de psalmen zingen wij: ‘Je werken vervullen mij met vreugde’ (Ps. 92 (91), 5). Ik durf denken dat uw kunstenaarsroeping u een grote vreugde bezorgt bij het scheppen van kunstwerken. Wie in de christelijke betekenis gelooft, lief heeft en hoopt, treedt binnen in een nieuwe wereld, net zoals wie hartstochtelijk de kunst beoefent waarvoor God hem zin en talent gegeven heeft. Hij zoekt geen persoonlijk voordeel en rekent niet alleen op zichzelf. Hij is vrij, bewust en onbaatzuchtig en in zijn hart laat hij het beste van zichzelf tot ontwikkeling komen. Hij ervaart een grote rust. Ik ben ervan overtuigd dat geloof, barmhartigheid en hoop nauw verbonden zijn met de kunstzinnige schepping. Ik nodig u uit na te denken over hetgeen u zeker al hebt aangevoeld: enerzijds is het maken van een kunstwerk op zichzelf al een ervaring die een overeenkomst vertoont met het christelijk mysterie, maar tegelijkertijd vindt de christene, bezield door geloof, liefde en hoop, in de kunst een nieuwe dimensie en een buitengewone manier om zijn geestelijke ervaring tot uitdrukking te brengen. | |
2. Kunst en geloofHet geloof onthaalt de levende God, zoals Hij zich heeft geopenbaard. In de Openbaring richt de onzichtbare God zich tot de mensen als tot vrienden, en nodigt hen uit Zijn eigen leven te delen. Door de bijbelse verhalen en de profetieën die de zin ervan verklaren, geeft Hij hen een teken en wekt Hij hun geloof in het Verbond op dat Hij hen voorstelt. Meer nog, in Christus ‘kennen wij God, die zich aan onze ogen heeft geopenbaard, en worden wij aangezet lief te hebben wat onzichtbaar blijft’. Wij gaan God tegemoet door ons intellect, maar ook door de liefde die Zijn liefde beantwoordt: ‘Gods liefde werd in onze harten opgewekt door de Heilige Geest die ons gegeven werd’ (Rom. 5,5). Het geloof is een kijk op het leven en de geschiedenis, in het licht van de Heilige Geest. Tegelijkertijd is het een manier om boven de geschiedenis uit te stijgen, om aandacht te besteden aan de diepste werkelijkheid, boven de uiterlijke vorm van de dingen; wij dringen door tot de kern van de dingen. Onze ogen zien plots de schoonheid en de samenhang van al wat in de wereld leeft. Terzelfder tijd worden ook de menselijke ervaring, de geboorte, de liefde, het lijden, de dood, anders belicht, in relatie met het leven van Christus.
3. Gelovigen, die met artistieke vaardigheden begiftigd zijn, maken dankbaar gebruik van de kunst, om doorheen de schoonheid van tastbare vormen het mysterie van het onuitsprekelijke op te roepen. Ook de Bijbel is immers een zeer belangrijk deel van het literaire patrimonium van de mensheid. Hij is een voortdurende bron van inspiratie geweest voor alle kunstenaars, architecten, beeldhouwers, schilders, dichters, toondichters, toneelschrijvers, filmschrijvers, choreografen. De liturgie steunt gedeeltelijk op de symbolen die de sacramentele aanwezigheid van Christus tot uitdrukking brengen en verwerkelijken. Toen ik in Rome de gezegende Fra Angelico uitriep tot beschermheilige van de kunstenaars (18 februari 1984), verwees ik hiernaar met de woorden: ‘In hem is het geloof cultuur geworden, en is de cultuur beleefd geloof geworden... In hem wordt de kunst gebed.’
4. Dat betekent niet dat gelovige kunst uitsluitend bestaat in het uitdrukken van het geloof. Ook als zodanig bevat kunst al een dimensie die ietwat analoog is met die van het geloof. Alle authentieke kunst interpreteert de werkelijkheid op een manier die uitstijgt boven hetgeen zintuiglijk waarneembaar is. Zij groeit uit verrukte stilte of uit het protest van een oprecht hart. Zij wil het mysterie van de werkelijkheid benaderen. Het belangrijkste aspect van kunst ligt in het diepste innerlijke van de mens, waar het verlangen het leven een zin te geven gepaard gaat met een vluchtige intuïtie van de schoonheid en van de mysterieuze eenheid van de dingen. De schoonheid van het kunstwerk is een weerspiegeling van de goddelijke schoonheid. Hoe groot ook de kracht is waarmee muziek en woord beelden oproepen, toch brengen zij slechts een stamelende echo voort van Gods Woord. Net als Paulus zegde: ‘Goddelijkheid lijkt niet op goud, zilver, of steen bewerkt door de kunst en het genie van de mens’ (Ac. 17,24-29). God is steeds hoger. En ook de diepste waarheid van de dingen is hoger. Maar naar dat hogere verwijzen onze kunstwerken als tekens. Onze kennis en onze taal zijn fragmentarisch, maar toch is het ons soms gegeven de diepte en eenheid van de wezens te vatten. Het geloof veronderstelt een persoonlijke ontmoeting met God in Jezus Christus. Maar alle authentieke kunst is, op haar eigen wijze, een toegangsweg tot de diepere werkelijkheid die door het geloof aan het licht gebracht wordt. Een wereld zonder kunst kan zich moeilijk opstellen voor het geloof. Een dergelijke wereld zou het risico lopen God nooit te ontmoeten, alsof hij een ‘onbekende God’ was (Ac. 17,23). | |
[pagina 246]
| |
5. De kunst en de liefdeDe mens ontmoet God in het geloof en beantwoordt Zijn liefde met geheel zijn hart. De echte ontmoeting komt met de andere mensen slechts in de naastenliefde tot stand (cf. 1 Kor. 13,4-7). De liefde richt dan de blik op de diepe werkelijkheid van de persoon die men ontmoet. Zij stelt ons in staat met de andere mee te leven, hem te begrijpen, het goede te zien dat in hem sluimert en met hem mede te lijden in zijn zichtbare of verborgen miseries (cf. Lc. 10,33). Wie zijn naaste bemint weet dat deze op een radicale en onontkoombare manier een beroep op hem zal doen: het vergaat hem zoals de Barmhartige Samaritaan. Hij wil zijn naaste nabij zijn. Hij deelt in het menszijn van zijn broeders en zusters dichtbij en veraf. De gelovige ontdekt nog méér in de medemens, nl. de weerspiegeling van God die de mens, man en vrouw, naar Zijn beeld geschapen heeft. De christen heeft geleerd achter het gelaat van de andere, en vooral van de arme, het diepe mysterie te herkennen van de Mensenzoon zelf (Mt. 25,31-40). De liefde vindt haar oorsprong in het hart, om, bewogen door de Heilige Geest, haar weg te banen naar het gelaat, afglans van de liefde van God zelf. In de kunst - de schilderkunst, de zang, de muziek, de dans, de literatuur, de andere kunstvormen, - geeft deze liefde natuurlijk gestalte aan haar diepgang en aan de emoties die met haar meetrillen. | |
6. De kunst getuigt op zichzelf reeds van een mysterievol elanDat vertrekt uit het hart van de één naar het gelaat van de ander. De kunst is de ontdekking en de weergave van de verborgen trekken van het gelaat van de andere, zijn diepe vreugde of zijn verzwegen smart, zijn kracht of zijn zwakheid, zijn hoop en zijn zoeken naar begrip en liefde. Ja, in haar meest authentieke vormen is de kunst de uitdrukking van de mens zelf, en in zekere zin van geheel de mensheid. De kunst ontspringt aan de bron van het hart, het is de taal van de mens, het wezen dat in staat is tot verwondering, nog voor het in de menigvuldigheid van de dingen opgaat en zich laat opslorpen door talloze activiteiten, die de illusie bezorgen intens te leven. Het is op dat moment van eenheid dat de blik van de kunstenaar bij voorkeur rust op het gelaat van de andere. Dit gelaat is voor hem de spiegel van de ziel en daardoor van geheel de werkelijkheid. De dingen waaraan zijn oeuvre zich inspireert, verwijzen reeds naar de mens, ze zijn de vrucht van diens activiteit. Ja, de kunst is een bevoorrechte uitdrukking van het medevoelen van de mens met zijn gelijke en van de liefde voor het diepste in hem. Een wereld zonder kunst riskeert een wereld te zijn die zich sluit voor de liefde. Indien reeds de natuur de schoonheid van God weerspiegelt, dan bemerkt men hoe het gelaat van de mens op de meest gepriviligieerde momenten in het werk van de kunstenaar de schoonste icoon is van de levende God. Nooit is het gelaat van de mens zo schoon als wanneer het de tegenwoordigheid laat doorschijnen van Diegene van wie hij het leven ontvangt. | |
7. De kunst schept een band tussen alle mensenAls uitdrukking van alle wat volop menselijk is, is de kunst universeel en trotseert tijd en ruimte. Het menselijk geheugen grijpt er steeds weer naar terug. Door de verschillende tijden en culturen heen richt echte kunst zich tot alle mensen. Ze brengt ze samen, zoals de liefde doet. Macht, ambitie, bezitsdrang zijn oorzaken van verdeeldheid: wat de één bezit, moet de ander missen. Maar wanneer we samen een concert beluisteren, wanneer we een kunstwerk bewonderen, dan ontvangen wij allemaal één zelfde gave, elk op onze eigen manier, en die ervaring verrijkt ons. | |
8. De kunst stelt eisenWelke boodschap heeft zij over de mens? Welke visie op de liefde stelt zij voor? Welke gemeenschap onder de mensen inspireert zij? Met welke eerbied is zij bezield voor het geweten van de mens en zijn religieuze zin? Men heeft het recht deze vragen aan de kunstenaars voor te leggen. Aan zijn vruchten kent men de boom. Het is het hart van de kunstenaar dat zich openbaart in heel zijn oeuvre. Tot u, geliefde Broeders en Zusters, die uw verantwoordelijkheid op dit gebied in de weegschaal legt, wil ik met Sint-Paulus zeggen: ‘Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient’ (Fil. 4,8). Ook op de artistieke activiteit kan men het woord van Jezus toepassen: ‘Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is’ (Mt. 5,16). Voor u, is dit licht de schoonheid van uw kunstwerken. Zeker, kunst is altijd ‘poging’, maar niet iedere poging is even gelukkig. Soms schijnt de kunst zich te verwijderen van haar roeping om het schone te vertolken, het ware, de liefde, het diepste in de natuur en in de mens, drager van een transcendente bestemming. Wanneer de kunst ‘gewijde’ kunst wil zijn, mag men haar vragen alle vervalsing te vermijden, alle desacralisatie, iedere aanslag op het religieus gevoel van de mensen op de waarheden van hun geloof, op de deugden die hun ideaal uitmaken. De eerbied voor de mensen in hetgeen hun het meest ter harte gaat is fundamenteel voor de waardigheid van de kunst. | |
9. Kunst en hoopDe christene wordt nog door een andere deugd bezield, die vastgeankerd ligt in het geloof en de barmhartigheid: de hoop. De dichter Péguy bewonderde het ‘kleine meisje, de hoop’. Ook Bernanos en Graham Greene praatten er op hun eigen manier over door te beschrijven welke invloed zij heeft op ogenblikken van ellende en van onmacht, wanneer God lijkt te zwijgen. Vandaag de dag ligt er vaak een sluier van droefheid over onze cultuur. Soms lijkt het hart van de mens niet in staat tot hoop. Is dat te wijten aan de ernstige bedreigingen die de toekomst van de mensheid in gevaar brengen? Is het te wijten aan de huidige moeilijkheden bij het organiseren van de arbeid en de gemeenschap, de werkloosheid, de té lage inkomens van velen? Zijn de hinderpalen te groot die verhinderen dat volkeren en sociale groepen elkaar begrijpen, en liefhebben en hun bezittingen delen, dat mannen en vrouwen samen praten, stevige gezinnen stichten, zich in vertrouwen binden? Vóór alles twijfelen zij aan de zin van het leven, twijfelen zij aan de liefde die God hun gaf, twijfelen zij eraan dat er een mogelijkheid bestaat om de hindernissen te overwinnen. Daarenboven wordt hun hart soms beïnvloed door materialistische ideologieën die de mens herleiden tot een voorwerp of die de tegenstellingen tussen de mensen verscherpen. Sommige vormen van modern denken maken ‘hoop’ onmogelijk. Kortom, velen vinden het vandaag de dag moeilijk de energie van hun hart te bundelen en opnieuw hoop te koesteren. | |
10. De scheur in de Westerse cultuur is bijzonder duidelijk in de kunstDe menselijke tragiek wordt er langzaam maar zeker blootgelegd, soms vol trots, soms met gelatenheid. Het menselijk lijden is natuurlijk altijd één van de thema's van de kunst geweest. Alle grote kunstenaars hebben, soms zelfs hun hele leven, te kampen gehad met het probleem van het lijden en de wanhoop. Maar toch hebben velen in hun werken iets laten doorschemeren van de hoop, die machtiger is dan het lijden en de aftakeling. Zij riepen zo het mysterie op van een nieuw heil, van een nieuwe wereld. Ook nu moet dat de boodschap zijn van authentieke kunstenaars, die oprecht al wat menselijk is beleven, tot de tragiek van de mens toe, maar die in die tragiek zelf precies de hoop ontdekken die ons gegeven is. ‘Deze wereld heeft nood aan schoonheid om niet te verzinken in wanhoop’ (Boodschap van het Concilie aan de kunstenaars). | |
11. De gelovige beleeft alle beproevingen in het perspectief van de VerlossingZelfs het lijden wordt de plaats van het medelijden van God, van de solidariteit met hen die lijden, van de zelfopoffering en van de liefde. Het lijden is de weg van het heil, van de verlossing: het verbindt ons met de passie van Christus, die een doortocht was naar de verrijzenis. Gelovige kunstenaars kunnen niet nalaten daaraan in hun kunst gestalte te geven. Heden leggen velen de nadruk op de menselijke miseries. Velen beelden in het bijzonder het lijden van Christus uit. Maar voor gelovige kunstenaars kan de Passie niet alleen zijn het stilzwijgen van God, of de onmenselijke hardheid van de mensen. Ze is medelijden en hoop. Jezus zelf heeft ons die hoop geleerd. Als een goddelijke kunstenaar had Hij heel zijn leven in parabels gesproken. Maar tijdens zijn laatste ontmoeting met zijn leerlingen, heeft Hij onomwonden gesproken zonder nog beelden te gebruiken (cf. Joh. 16,29). Hij spreekt zeer klaar over de bron en het motief van zijn sereniteit en zijn kracht: ‘Ik ben niet alleen, want de Vader is met Mij... weliswaar leeft gij in de wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen’ (ibid., 32-33). Daar ligt voor iedere leerling van Christus de bron van de hoop, van de vrede die alle begrip te boven gaat, en men kan zelfs zeggen, van de vreugde (cf. Fil. 4,4.7.9). | |
12. De kunst is bij uitstek in staat om uitdrukking te geven aan geloof, hoop en liefdeAuthentieke kunst draagt bij tot het opwekken van het sluimerend geloof. Ze opent het hart voor het mysterie van de andere. Ze verheft het hart van wie te diep ontgoocheld is of te vermoeid om nog te hopen. De christelijke kunstenaar heeft zodoende in de Kerk en in de wereld een uitzonderlijke roeping. Zijn symbolische taal roept de Werkelijkheid op die ‘achter de dingen’ schuilgaat; het is alsof hij zegt: ‘God is niet ver van ieder van ons’. Gij herinnert u de oproep die het Concilie richtte tot alle kunstenaar en die ik vandaag voor u tot de mijne maak: ‘Sedert lang sloot de Kerk met u een contract... Gij hebt haar geholpen om de onzichtbare wereld bevattelijk te maken... Verbreekt dit zo vruchtbaar contract niet! Sluit uw geest niet voor de inspiratie van de Heilige Geest’ (Vert. Katholiek Archief, 21, 1966, nr. 13, k. 425). Als de kunstenaar al een schepper is door het genie dat hij als een gave ontvangen heeft, hoe zou dan de genade van God niet scheppend werken in het hart van de mens? ‘Sluit uw geest niet af voor de Heilige Geest!’ |
|