Tekening van Frank-Ivo Van Damme aan Rose Gronon aangeboden ter gelegenheid van haar 70ste verjaardag door de Vereniging van Kempische Schrijvers. (1971).
in het geval van
De late Oogst hebben de critici bij het verschijnen van de novelle nadrukkelijk het verband onderstreept met de persoonlijke trauma's van de schrijfster i.v.m. de repressie na Wereldoorlog II (o.a. J. Taels in
De Gazet van Antwerpen (2.2.55) en B. Kemp in
De Linie (maart 1955)).
Als historische novelle spreekt De late Oogst de verwachtingshorizont van de lezer omwille van de genrekenmerken op een dubbele wijze aan: De literair-artistieke conventie richt zich in eerste instantie op zijn tenvolle ontwikkeld fictiebewustzijn. Anderzijds is het documentaire gehalte even nauwkeurig aanwijsbaar. Het nadrukkelijk gebruik van historisch herkenbare eigennamen voor bepaalde personages (o.a. de Prins van Oranje, de schilder Pourbus, Marnix van St.-Aldegonde...), een aantal locaties en gebeurtenissen (i.v.m. beleg en verovering van Antwerpen 1584-85) verschaffen de lezer solide historische informatie en creëren een afgebakend referentieel verankeringspatroon.
De vervlechting echter van fictionele en historische elementen - eigen aan het genre - postuleert een zekere opheffing van de niet-identiteit van beide gebieden binnen de ene narratieve tekststructuur en maakt alle tekstbestanddelen eigenlijk pseudo-referentieel. De fictie wordt tendele gehistorizeerd door haar onmiddellijke integratie in een gedocumentaliseerd geheel. Maar de dominante positie van het verbeeldingselement in het literaire project ondergraaft op zijn beurt de werkelijkheidsfundering van de aangehaalde historische realia. Schijnbaar toevallige gebeurtenissen in het historische kader liggen ten grondslag aan particuliere ervaringen die zeer betekenisvol zijn voor de lezer in verband met de bevraging van ‘de geschiedenis’ als zinvol gebeuren, maar anderzijds maken zij de fictionele basis van het geheel ook duidelijk aanvoelbaar. De ‘schijnwaarheid’ van de fictie wordt zo tot voorwaarde voor de mede-uitbeelding van de historische feitelijkheid, hetgeen verhaaltheoretisch als volgt kan worden geformuleerd: ‘de ambiguïteit van de referentie’ (R. Jakobson) wordt centraal element in Gronons poëtica.
Peter Zima heeft duidelijk beschreven hoe de lezer in een dergelijk geval geconfronteerd wordt met twee verschillende contexten die hij moet verbinden: de context van de historische gebeurtenissen die in het verhaal worden hernomen en het ‘romaneske’ systeem bestaande uit een aantal verhaalsequenties die meerduidige betekenis hebben en gestructureerd zijn in één globale verhaalentiteit (L'Histoire dans le Texte, Revue de L'Université Libre de Bruxelles, 1979, 3-4). Geconfronteerd met deze complexiteit stelt de lezer zich vragen over de selectie door de auteur van de verhaalde historische feiten en over de ideologische vooronderstellingen en mechanismen waarop deze selectie berust. Maar hij stoot tegelijkertijd op de specifieke narratieve structuur met haar veelvuldige strategieën en technieken waardoor de auteur de hiaat tussen geschiedenis en fictie op een eigengeaarde manier betekenisproductief maakt. Historisch bewustzijn en historische uitbeelding constitueren zich immers noodzakelijk in het medium van het vertellen.
Binnen het beperkte bestek van dit artikel willen wij het dan nog even hebben over de wijze waarop Gronon een paar van deze narratieve elementen aanwendt in haar novelle, nl. in verband met de vertelsituatie en de categorie van de tijd.
Het gehele verhaal van De late Oogst wordt in de mond gelegd van de ik-figuur Elizabeth, die in haar eigen verhaal optreedt als protagoniste en getuige. Wij hebben dus te maken met een soort op zichzelf gerichte vertelactiviteit: een gefictionaliseerd verteller dient zich bij de lezer aan als bewust vertellend-ego binnen zijn eigen geschiedenis, zich alzo loshakend van de positie van een anoniem chroniqueur. Deze koppeling van een gefictionaliseerd autobiografisch verteller en een historisch recupereerbaar verleden maakt ik-Elizabeth tot vertelster-actrice van ‘geschiedenis’ en ‘geschiedenissen’.
Daarenboven begint zij haar verhaal tien jaar na de aanvangsterm van haar geschiedenis en projecteert de verhaalde gebeurtenissen voortdurend op haar actuele bewustzijn en vertelsituatie. Deze intrigerende verdubbeling van het auto-