Rose Gronon in haar souterrain. Een van de laatste foto's... (nov. 1978)
(Foto: Guy Verwimp)
in andere boeken. Het schaakspel wordt in
Ik, Hasso van Bodman een metafoor voor het hele boek. Op een bepaald moment wordt Italië ‘een schaakbord met duizend ruiten’ genoemd, maar dat geldt voor het hele (Europese) politieke schouwtoneel waarop de roman zich afspeelt. Heel Europa is een vlechtwerk van intriges, listen, kuiperijen. Kortom, een keiharde partij schaak waar mensen vaak buiten hun wil om als pionnen worden verschoven en waar altijd een verliezer bij is. Ook het leven als zodanig blijkt maar een partijtje schaak te zijn. Het leven is een kansspel dat fataal af moet lopen. Medemensen zijn op de eerste plaats tegenspelers die elkaar koel en berekend, arglistig en geniepig belagen, beloeren, in het nauw drijven en verslaan. Een obsederende metafoor bij Gronon blijkt dat gereglementeerde gevecht te zijn: een afrekening geënsceneerd en geregisseerd als een toernooi tot de finish.
Of als een dans. Hoe dikwijls zou dát patroon niet als structurele metafoor in haar oeuvre de dienst hebben uitgemaakt? Relatiepatronen ziet zij in termen van winst en verlies, van dominantie en beschadiging, van aantrekking en afstoting, van verovering en afwijzing (met hoofdaccenten op de tweede, de pijnlijkste pool). Naast de toneelwereld - een wereld van ‘dansende maskers’ - levert de dans de meeste metaforen op in de roman Sarabande, die het leven als een kortstondig flitsende danspartij uitbeeldt. De statige en stijlvolle sarabande is niet meer dan een bedrieglijk-voze schittering die uitloopt in de dood.
Dergelijke sociale en culturele codes met hun strikte reglementeringen (schaken, dansen, musiceren, zingen) beregelen het sociale rollenspel waarin zoveel onechtheid binnensluipen kan. Rose Gronon stelt dat sociale spel in de regel voor als rituelen van huichelarij en bedrog. De psychologische kluwens binnen haar personages worden daardoor nog wat complexer. Wij bewegen ons binnen sociale conditioneringen, zo lijkt zij te zeggen, en die determinismen verlossen ons niet, maar bezwaren en blokkeren ons. Verschijnt de dans als metafoor voor onwezenlijke codegedragingen, dan wordt hij toch ook zoals in Sarabande, opgeladen tot een expressie bij uitnemendheid van een feestelijke, genotvolle, hoofse manier van leven. Gronons figuren bewegen zich als gedrevenen tussen die polen van pijn en genot, die overigens in haar psychologisch klimaat dicht bij elkaar liggen. Dat geeft aan haar meest authentische teksten die eigen bijsmaak van een trots gedragen smart.
Op de autobiografische achtergrond van deze kenmerkende psychologische problematiek kan hier niet worden ingegaan. Dat schrijven voor Rose Gronon een belangrijke functie moet hebben vervuld, vooral op psychologisch vlak, staat voor mij buiten kijf. In de schaarse interviews die zij toestond, heeft zij toegegeven dat zij door de projectie uiteraard getransformeerd van een conflict in personages buiten zichzelf eigenlijk in eerste instantie met haar eigen problemen doende was en dat zij conflicten in zichzelf althans tijdelijk trachtte op te lossen via de omweg van de objectivering in fictionele gestalten. Alleen maar fictionele? Dat is een vraag die met de passende schroom behandeld moet worden. Maar - hoezeer het wezenlijke verschil tussen het fictionele en het biografische ik ons tot omzichtigheid moge aansporen - je gaat toch in het licht van Gronons andere boeken even nadenken als je bij het begin van het verhaal De Reis, dat overigens algemeen als een grotendeels autobiografische tekst aangezien wordt, leest: ‘Waarom ben ik met het verhaal begonnen? Ze laten me niet met rust, de schimmen die mijn kindsheid omringd, verdrongen, verstikt, verdord hebben.’ En door wie is die vrouw van kindsbeen af vooral verongelijkt geworden? Door de vader.
Het vader-imago, zoals onder meer De Reis het laat zien, zou de laatste verklaringsgrond kunnen bieden voor de beleving en uitbeelding van een man-vrouw-ralatie die door zoveel agressiviteit en rancune gekenmerkt wordt. De gehate vader in De Reis (over wie Rose Gronon gezegd heeft dat hij ‘haar vader’ is), weerspiegeld in de vaderfiguren Iokasta en De Ramkoning, inspireert mannenhaat zonder meer. Het kind Justine, hoofdfiguur in De Reis, wordt afgeschilderd als een deerlijke sukkel die veel te tam, te braaf en te gehoorzaam geweest is. Zij ware beter in opstand gekomen tegen