Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33
(1984)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
Naar onze eeuw toe...Ook op het thema van de trap heeft de negentiende eeuw haar eclectische en emfatische smaak botgevierd. De grote openbare gebouwen krijgen indrukmakende trappenhallen, niet het minst de theaters, zie b.v. de operagebouwen van Parijs of WenenGa naar eind17. Ook in de protserige woningen van de adel en de hogere bourgeoisie gaat men in die tijd verder met het uitbouwen van staatsietrappenhuizen. Een voorbeeld uit deze eeuw geeft het Hôtel de la Païva (1855-6), Parijs, Avenue des Champs-Elysées), waar vele literaire ontvangsten plaats grepen. De genodigde besteeg een draaitrap gans uit onyx, en groette bij het opgaan Dante en Petrarca in hun nissen en de Muzen in hun reliëfs. Maar tegen het einde van deze eeuw waait ook door de architectuur een nieuwe, frisse wind.
Met de ‘Art Nouveau’ belanden we in onze eeuw. Victor Horta en zijn volgelingen hebbenaan het trapthema een nieuw prestige verleend en hebben het met een bijzondere sierlijkheid gestructureerd. De smeedijzeren leuning kronkelt uit en op in een spaarzaam, elegant vlechtwerk waarin vooral de zwaai van de typische ‘coup de fouet’, de schelp, het plantaardig steelmotief voorkomen, alles in een los en luchtig ritme. Horta heeft zijn nieuwe opvattingen tot op het geringste object toegepast b.v. de deurhandvatten. Maar alwie in Sint-Gillis (Brussel) zijn voormalige woning (1898), het huidige museum Horta, bezoekt zal toegeven dat het wonder van dit huis de trappenhal is. Men heeft onmiddellijk een doorzicht over de drie verdiepingen totaan het glazen dak waardoor een zacht licht van boven uit binnenstraalt. Zoals Pierre Puttemans er in zijn interessant boek Architecture moderne en Belgique op wijst: ‘il y a une
Museum Horta: Trappenhuis.
Sint-Gillis-Brussel. Huis van V. Horta (thans museum). De marmeren trapzaal.
Met toestemming van het Horta-museum. libération progressive du plan et des espaces intérieurs de l'habitation’. De trap wordt de as waarrond of waartegen de ruimte zich verdeelt en het licht zich ritmisch differentieert. Van de plattegrond tot het plafond hebben beide vrij spel, vrij samenspel. De steunpijler, een gelede stalen staf, het witte marmer van de treden, dat tegelijk contrasteert en harmonieert met de zachte glans van het goudkleurig ijzer in de opengewerkte leuning waarvan de handloper met mahoniehout is overtrokken - om warmeraan te voelen - de sobere wandbekleding: Horta heeft al die componenten gestructureerd tot een geheel dat een antipode vormt van de overladen barok en toch vol afwisseling en fantasie is, mede door het uitbouwen van verschillende niveaus. Voor het eerst wordt een bescheiden privé-woning ‘een brok grote architectuur’ (Bontridder). | |
[pagina 112]
| |
Caen. Trap in de Handelskamer.
Zelfde spel met de ruimte en het licht in de trappenkooi van het herenhuis Solvay, Louizalaan. De hollende spiraal in de aanzet van de opengewerkte smeedijzeren balustrade zwiept langs de trappen op en lokt ons als het ware mee naar boven. Zelfde elegance, zelfde hekelaan de rechte lijn bij de volgelingen van Horta. De kleine puitrap voor het prachtige huis door Gustave Strauven geconcipieerd (Ambiorix-Square) had recht kunnen zijn. Neen, men treedt het huis binnen langs een sierlijke krul. De nieuwe stijl krijgt in de verschillende landen een eigen naam zoniet een eigen aspect. Als type van Jugendstil zoals hij in Duitsland heet kan het trappenhuis in het atelier Elvira (1898) in München opgegeven worden. August Endell is de schepper van dit wonderlijk Capriccio zonder één rechte lijn met een wemeling van watergolven - iets dat de Weense Secessiongroep fascineerde - een fladderende veldvulling voor de wand en de leuning met, bij deaanzet, een soort antennes of sprieten waarop insectvormige strengen vastzitten. Het is alsof men door een netwerk moet glippen. Een heel ander type van trap, die de grillige persoonlijkheid van Antonio Gaudi in het licht stelt, is die van de Casa Milà in Barcelona. Het licht valt langs de binnenhof tussen de plompe pijlers van ruwe steen door, en de trap is verlucht met ‘jardinières’.
We gaan nu niet langer de interessante trappen in kathedralen of paleizen opzoeken, we volgen het thema zoals het nu klinkt in de hedendaagse woning waar hij, zoals ieder element, eenvoudig de bewoner moet dienen. In de huidige tijd is de trap, in tegenstelling tot het paradestuk dat het in zovele paleizen en gebouwen van de vorige eeuwen betekende, tot een zeer bescheiden maar daarom niet minder nuttige dimensie teruggekeerd: niet meer een element van verkwisting maar van besparing. Dat zien we ook in het prachtige huis op het pleintjeaan de Mageleinstraat te Gent, de boekenwinkel Intellect, een verwezenlijking van architect Denis Van Impe. We laten hem zelfaan het woord zoals hij zich in een artikel voor de vrije tribune van ‘De Standaard’ uitdrukte:
‘Gebouwd op een eng bouwperceel met typische middeleeuwse afmetingen, 5 × 16 meter, werd overgegaan naar een split-level struktuur rond een helicoïdale trap; zo vermeed men enerzijds verloren circulatieruimtes, kon men anderzijds funktioneel een totale flexibiliteit tussen de verschillende niveaus bekomen, terwijl men ten slotte het licht tot in het centrum van het gebouw kon binnenhalen. Alleen de voorgevel immers kent een gunstige bezonning. Daarom ook werd daar een maximale beglazing nagestreefd, in tegenstelling tot de zijgevel, die noordwaarts georiënteerd is’.
Een confrontatie.
- links: Blois. Kasteel. Buitentrap. - rechts: een trap van het Unescogebouw door Breuer, Zehrfuss en Nervi. | |
[pagina 113]
| |
Huis Vanmoerkerke. De Keignaert. (L'oeil, 1976).
Een uitspraak van architect van Impe luidt: ‘verleden, heden en toekomst zijn één in de kontinuïteit’. Op zijn manier geeft Georges Huys uit Sint-Denijs-Westrem daar een antwoord op. Hij verklaart zich de laatste Vlaming die het trappen maken als een kunstambacht bekijkt. We ontlenenaan een interview hem door Kris Naudts afgenomen enkele van zijn verklaringen: ‘Vroeger diende een trap enkel om naar boven te gaan. Liefst werd hij zoveel mogelijkaan het oog onttrokken. Niet zelden stak er een deur voor, iets wat je in sommige oude huizen nog vindt. De onderkant van de treden werd met platen weggestoken, die werden dan behangen of geschilderd. De trap was er nu eenmaal nodig om op de verdieping te geraken. Meer niet. Stilaan begint daarin verandering te komen en zien meer en meer mensen een trap als een volwaardig deel van hun interieur. De trap wordt een meubel.’ En verder: ‘Elke trap moetaangepast zijnaan de woning (buitenbouw) en het interieur. Dat vergt een voortdurende zelfstudie. Ik ga rondneuzen in musea of raadpleeg oude dokumentatie. Recent studiemateriaal is nagenoeg onvindbaar waardoor je bentaangewezen op dokumentatie uit de vorige eeuw’. In geselecteerd eikenhout doet Huys wat u wil, niet industrieel maar ambachtelijk, niet in reeks maar volgens de wens en ook... de smaak van de vrager d.w.z. dat ook de oude stijlvormenaan bod komen. Heeft de trap in onze tijdaan uiterlijk vertoon ingeboet, dan zeker nietaan belang. Laten we andermaal een architect aan het woord, rijkaan praktische ervaring, en die een zeer positieve stem omtrent het thema laat horen:
‘De trap is de sleutel van alles. Hij bepaalt voor een groot deel de struktuur en de totaliteit van het huis. Hoe meer ontwerpen ik maak, hoe meer fouten ik zieaan woningen van mezelf of van kollega's, hoe meer het opvalt dat het met de trap fout zit. De struktuur, de kamervolumes en het algemeen binnenuitzicht worden deels bepaald door de trap’. Aldus Marc Somers in een gesprek met Luc Verstraete in januari van dit jaar verschenen. Heeft de trap geen eersterangsfunctie daar hij enkel een verbinding uitmaakt tussen de verschillende verdiepingen of niveaus, dan is hij structureel een uiterst belangrijk gegeven. In de woning die als voorbeeld werdaangehaald is de beukenhouten trap een vierkante zuil centraal in het huis en doorlopend tot boven. Licht komt van schuine dakvensters. Elke trapzijde verspringt 1/3 van een niveau. De kamers zijn zo rechtstreeks via de trap met elkaar verbonden. Er zijn dan ook praktisch geen gangen. De centraal opgestelde trap maakt gangen grotendeels overbodig en spaart dus plaats. Natuurlijk is ook op dit motief de term ‘kitsch’ vaak nog toepasselijk. Ook nog in onze tijd heeft men met de trap(-leuning) allerlei goedkope, soms charmante of onschuldige fantasieën bedreven. In een villaaan de Azurenkust heeft een muziekliefhebber de balustrade opgevat als een notenbalk waarop de noten tot een doorlopende, naar boven toe leesbare melodie geschikt zijn terwijl deaanzet van de balustrade de vorm van een sol-sleutel heeft. De villa werd trouwens als decor in een film met Jean-Pierre Richard ‘gebruikt’. Er mag hier terloops op gewezen worden hoe de trap in onze eeuw een overwegend belang heeft gekregen als essentieel element, als ‘machinerie’, op de scène, in de opera, en vooral in de music-hall en de show-voorstellingen. Hij ordent de opstellingen, bepaalt de perspektieven, is vaak een kernpunt waarrond het gebeuren tolt. De vedette daalt min of meer langzaam de trap af, naar het publiek toe, de trap brengt haar ‘in het oog’. Dan bestijgt ze hem weer, de trap zorgt zowel voor een plechtig preludium als voor de apotheose.
Maar laten we op een ernstiger toonaard het thema besluiten. Ook de trap kan nu tot zijn puurste type herleid worden, vrij van alle decoratieve tierelantijnen, in zijn functie tot het allernoodzakelijkste gereduceerd, zelfs zonder leuning: een eenvoudige reeks treden binnen in de leefkamer, zichtbaar van uit elke hoek en weerspiegeld in de glimmende, geboende tegelvloer, zoals in het prachtige huis dat het gezin Vanmoerkerke zich liet bouwen op de polder ‘De Keignaert’ bij Oudenburg: een trap als naakt thema: het zingt. |
|