Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33
(1984)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Baroktrappen in SiciliëIn de zuidoostelijke hoek van Sicilië, een eiland dat, om het in de toon uit de drukken, trapsgewijze door de voornaamste beschavingen werd betreden, rezen, na de verwoestende aardbeving van 1693, naast de puinenvelden nieuwe steden op, opgevat in een nieuwe stijl die men achteraf de Siciliaanse barok zou noemen en die voor een deel een Spaanse invloed verraadt, begrijpelijk daar Sicilië alsdan nog deel uitmaakt van de grotere Spaanse staat. Deze Siciliaanse barok, waarvan de moderne film het fascinerend decor heeft helpen kenbaar makenGa naar eind16, heeft een overdadig belangaan de trappen gehecht zó dat ze hier, om een uitdrukking over te nemen die Mielke in een andereaangelegenheid gebruikt, als ‘koningen van de architectuur’ worden bejegend. Het gaat hier vooral om buitentrappen, meer nog, trappen die mede het stadsbeeld bepalen. De trap wordt de scenografische ouverture tot deze weelderige barokopera. Hij is hier soms zo overdadig geaccentueerd dat b.v. de kerk eenaanhangsel van de gevel lijkt, een gevel die zelf als een afsluiting van de toegangstrap voorkomt. Meestal steekt deze gevel hoog uit boven het kerkschip, ja, boven het stadsbeeld, zoals in Modica, Mussomeli, Grammichele, Noto. Men moet blijven staan en toezien vooraleer de kerk binnen te treden want het schouwspel is buiten, voor ons en rondom ons. Deaandacht gaat, vooraleer naar het door mensen opgerichte altaar te gaan, naar het proscenium mede door God zelf verzorgd, het panorama op de natuur of het decor dat van op de trap te overschouwen is. Aldus het uitzicht dat geboden wordt op de trap voor de gevel van de kathedraal in Noto, die a.h.w. de drie bedrijven van een spektakel verbeelden. Noto: een totaal nieuwe stad, herbouwd op een vijftiental kilometer van het ruïneveld, maakt, vooral wanneer het in de spookachtige nachtverlichting verschijnt,
Messina. De geveltrap van de kerk Monte di Pietà.
Modica, S. Giorgio. Façade en trap.
een fascinerende indruk. De hele stad is in zekere zin een trapverhoog waarvan de drempel de Corso Vittorio Emanuele is, die zich verbreedt tot drie pleinen: op de voornaamste Piazza leidt een geweldige, driedelige scalinata naar de grandioze barokgevel van de dom. Heel de kerk lijkt in functie van die gevel opgevat, die boven het heiligdom en boven de stad uitsteekt, een monstrans, een kijkstuk dat de middeleeuwse altaarpolyptiek vervangt, met dezelfde betekenis: Gods glorie uitstallen. Er is meer: elk ogenblik kan men stilhouden voor de opgesmukte huisfaçades met balkons, portalen, erkers, nissen, door ijzerwerk in grillige vormen versierde vensters, die u spookachtigaanstaren als ogen en leven als gezichten. Een bijkomend fascino brengt de kalksteen, zo verschillend van de lavasteen die rond Catania gebruikt wordt, een vaalgele steen die onder de zon als goud gaat glimmen.
De stad Modica is gebouwdaan beide zijden van een trap die de ruggegraat van het woongebied uitmaakt. Van uit de | |
[pagina 108]
| |
benedenstad stijgt men langs niet minder dan tweehonderdvijftig treden naar de bovenstad in een spannend - en inspannend - crescendo. Gelukkig zijn er rustpunten d.i. terrassen die men ook kan bereiken langs laterale trappen verbonden met de zijstraten. Na een machtige estrade te hebben bestegen staat men voor de pralerige dom S. Giorgio waarvan de architect niet eens bekend is. Nog in Modica bestijgt men de vierledige trap die naar de gevel van de kerk S. Pietro voert tussen de beelden van de twaalf apostelen. Nog eens, de trap is een theaterpodium geworden, een proscenium dat de proloog geeft van het Passiespel dat op het altaar zal gebeuren, d.i. hernieuwd worden. Het is iets in overeenstemming met de Contrareformatorische bedoelingen van het Concilie van Trente die bepaalden dat ook de ogen zoveel mogelijk moestenaangesproken worden, door het zichtbaar maken van de geloofsvoorschriften. Niet minder indrukwekkend is het trapvormig terras dat naar de kathedraal S. Giovanni leidt in Ragusa. Ex-Sir Anthony Blunt, de kunsthistoricus die in Engeland met het toezicht op de koninklijke kunstverzamelingen belast was en wegens spionage-activiteit zijn titel verbeurde, heeft in zijn studie Sicilian Baroque op de overwegende rol van de trap in de Siciliaanse barokbouwkunst gewezen. Natuurlijk beperkt zich deze stijl niet tot het zuidoostelijke deel van het eiland. Men zie b.v. in Messina de Monte di Pietà door deaardbevingen verschoondGa naar eind16 of I Benedettini in Catania, het laatste barokke trappenhuis in Sicilië (1794). Er zijn niet alleen de kerken. In de omgeving van Palermo heeft de hogere klasse zich allerlei paleisjes en villa's gebouwd die al op hun puitrappen over de pronkzucht van de
Modica (Sicilië). De trap naar de kerk S. Pietro.
Bagheria, Villa Palagonia: de ‘invalrijkste’ van de buitentrappen rond Palermo. eigenaars vertellen. Het dienstpersoneel gaat onder de dubbelarmige trap binnen, de heren gaan de trap op, naar de ingang op het ‘piano nobile’. Zo ziet men hetaan de Villa Malvagna. Merkwaardig is ook de ovale dubbeltrap van de Villa Cordova, en de buitentrappen voor de Villa Spina en de Villa Maletto. Sommige types, zoals die van de Villa de Simone, verwijzen naar de hoefijzertrap van het kasteel van Fontainebleau. Op dit eiland is men nooit verlegen om voor het thema de meest excentrische en fantasierijkste varianten te vinden.
In La Favorita lijkt de buitentrap in een minaretje opgevangen. De kroon op de fantasie toont, in Bagheria (steeds bij Palermo), de Villa Palagonia (1715) waarvan minder de groteske beelden dan de monumentale buitentrapaandacht verdient. Het is de villa waarover Goethe tegelijk zijn bewondering, verwondering en afschuw uitsprak. Maar ook de binnentrappen verdienen belangstelling, op de eerste plaats het trappenhuis van het Palazzo Gangi in Palermo, waarvan men alweer de architect niet kent en die het mooiste rococo-interieur van de stad bezit.
Een andere, echt siciliaanse fantasie is in Caltagirone te zien. Het decor wordt met de eigenheden van de streek samengesteld. Een grote trap is helemaal met veelkleurige keramiekplaten belegd, op de stootborden met, voor elke trede, andere siermotieven. Wat een frisse indruk! Sommige trappen worden in Sicilië bij feestelijkeaangelegenheden 's avonds verlicht met lantaarntjes van allerlei slag. Langs dergelijke trappen stijgt de Siciliaan ook ietwat naar zijn droomland. | |
[pagina 109]
| |
Het Iberische schiereiland heeft weinig voorbeelden die ons thema leerrijk illustreren. Een profaan voorbeeld uit Spanje. In Aranjuez liet Karel IV zich op het einde van de door de architect Isidro Gonzalez Velasquez de Casa del Labrador (einde 18de eeuw), het huis van de landbouwer - een soort klein Trianon - bouwen, eigenlijk een somptueus paleis. De twee trappen laten een vergelijking toe. Langs de eretrap met prachtige marmers, brons en een handlijst in beslagen goud, passeerden Karel IV en zijn gezin (door Goya met een zo hardvochtig realisme geschilderd!). Om de diensttrap (die zij niet kenden)aangenamer te maken had de schilder Zacarias Velasquez, broer van de architect, zich zelf, zijn kinderen, en het dienstpersoneel in charmante houdingen op de trapwand uitgebeeld. Twee trappen, twee standen, twee levensferen en wie waren de gelukkigsten?
Slot Sanssouci: de ‘Weinberg’ met de terrassentrap.
Uit Portugal een sacrale variante. Een van de opmerkelijke trappen uit de achttiende eeuw dient voor de (lastige) pelgrimsvaart naar de kerk Bom Jesus do Monte bij Braga in Portugal. De trap heeft hier nog maniëristische trekken en is een soort ‘figura serpentinata’ zo typisch voor die stijl. Deze ‘via sacra’ begint met een soort ‘kapellekensbaan’; kapelletjes die de staties van de Kruisweg voorstellen op de weg naar O.L. Vrouw van Bijstand in Sameiro waar de trapmuur met historische voorstellingen opgesmukt zijn. De trap telt meer dan zeshonderd treden en wordt door vele pelgrims zoals Rome's Scala Santa op de knieën bestegen. Hij is door beelden en bronnen afgebakend en door bordessen en rustvlakken onderbroken. Na de trap ‘der vijf zintuigen’ (met bronnen) komt, verderop, de trap ‘der deugden’ zo genaamd omdat Carlos Amarante er de theologische deugden heeft uitgebeeld. Ook Duitsland biedt of bood ons een paar bijzondere types van openluchttrappen. Het pad dat de monniken van Birnau tussen hun wijngaardaan de oever van de Bodensee tot aan hun residentie haddenaangelegd, waarvan de nog veel bezochte rococokerk van Thumb deel uitmaakt, is thans verdwenen. Er zijn tekeningen van bewaard. De trap had wel een bijzonder bekoorlijke ligging met uitzicht op de Santis-bergen. Half natuur, half architectuur is de beroemde trapvormige aanlegaan de zuidkant van het paleis Sansouci in Potsdam. aan de noordkant hadden de militaire plechtigheden plaats. Langs de zonnekant ontving Frederik II zijn vrienden en zijn gasten onder wie J.S. Bach, Voltaire, Casanova. Naarmate ze de zesdelige trap bestegen die het middendeel van de brede terras uitmaakt, eigenlijk een wijnheuvel, reikte hun blik al maar weidser over de wijngaard, de serres en, verder, het spiegelende water en de boskruinen. De stijgende trapvormige terras zegt in steen wat de oude Bach, in zijn Musikalische Opfer op het ‘koninklijke’ thema dat hem de koning ter improvisatie opgaf, in steeds wijdere toonintervallen verklankt: ‘Ascendente modulatione ascendat gloria regis’: met de stijgende moduleringen stijge ook de roem van de koning! Daarboven staat men, als bekroning van de trap, voor een van de meest harmonieuze gevels die de Rococokunst heeft verwezenlijkt. Binnen in het paleis, koninklijk en toch menselijk, ging Frederik met zijn gasten van de wijn proeven geperst uit de druiven dieaan beide zijden van het trapterras rijpten, keuvelen over literatuur, op de fluit spelen, zelf componeren en dichten in het Frans.
Jachtslot Solitude bij Stuttgart (1765). Plattegrond.
| |
[pagina 110]
| |
Een eigenaardige variante die hier mag vermeld worden is te zienaan het slot Solitude, op een beboste hoogvlakte nabij Stuttgart, eenmaal het zomer- en jachtverblijf van hertog Carl Eugen die van hier uit langs een pijlrechte weg zijn slot in Ludwigsburg kon bereiken. Vier buigzame trappen leiden in het lusthuis terwijl het interieur zelf geen enkele paradetrap heeft, het betreft een gebouw zonder verdiepingen. Eigenlijk is slechts een van de trappen nodig, de andere drie dragen bij tot de ordenende symmetrie, voorbereiding tot het classicisme (1767) dat daar binnen overheerst.
Nog sterkere binding tussen natuur- en bouwelement, ditmaal tussen vloeibaar en vast: voor het kasteel Linderhof (1874-78) van Ludwig II (Beieren) lijken de treden tussen de hoofdingang en de tuin door hun kronkelige vorm als watergolven die in de vijver wegspoelen, voortzettingen van de kringen door de spuitende centrale fontein op het water verwekt.
Slot Solitude bij Stuttgart, een van de vier toegangstrappen.
Ludwigsburg. Slot Favorite (1718-23) met buitentrap.
|
|