En we begrijpen Pevsners geestdrift. Eerst komt men in een donkere, kille grottenhal. Men heeft geprobeerd de illusionistische fantasieën van de fresco-schilder Marchini te reconstrueren. Volgens de stadsarchivaris, H. Weindel, gaf dat slechts een halfslachtige oplossing. Het werk werd onderbroken en blijft nu nog onvoltooid.
Van uit die donkere halle bestijgt men een van de wenteltrappen terwijl het blikveld steeds anders wordt en het licht steeds heller. De trap schijnt mee te stijgen. Met de Barok wordt de trap helemaal beweging: dat gebeurt dolce of forte, hier is het vooral een crescendo. Door het wentelen van de onzichtbare trap blijft de verwachting gespannen, we weten niet wat er komt. De twee spiraalarmen zijn gevangen tussen de venstermuur en de arcaden van de middenkoker in een schacht die evenwel niet de minste beklemming wekt, juist door het crescendo-effekt. Tot we onverwacht op een ovaal terras uitmonden, een soort platform of eiland dat in de ruimte lijkt te zweven want we zien de trappen niet meer. Rondom is de cirkelvormige muur door kleurige pilasters geritmeerd, boven de charmante stucco's komt een koepelfresco. Uit de reële wereld van beneden zijn we als opgenomen in de ingebeelde ruimte van dit fresco waar, langs de fijnste gradueringen van kleuren en tinten - bespeeld door een onrechtstreeks licht dat uit onzichtbare of onrechtstreekse bronnen vloeit - vormen en figuren als opgezogen worden in de hemel. Een apotheose. Pevsner heeft gelijk. Wij kennen nog nauwelijks dat genoegen, wij die in het massagebouw de lift nemen waarin we vervoerd worden zonder nog in het minst actief deel te nemenaan het bestijgen. Het opgaan van zo'n trap was eenmaal, meer dan een noodzakelijk tijdverlies, een levenwekkend gevoel, een schoonheidservaring; en ook, toentertijd, een voorbereiding tot het feest, de plechtigheid, het gastmaal dat de genodigde of de bezoeker te wachten stond.
Het barokke trappenhuis houdt een ruimte in de hele hoogte van het gebouw open en vormt elders een bindteken tussen de verschillende delen van dat gebouw. Dat ziet men goed aan het laatste hoofdwerk van Balthasar Neumann op dat gebied, in het kasteel Augustusburg, in Brühl bij Keulen. Neumann verplaatste de door Schlaun ontworpen bouwas van zuid naar noord en verwezenlijkte een van de pronkerigste trappenhallen van de Barok waar een middentrap uitloopt op een bordes van waaruit twee armen in tegengestelde richting in een galerij uitmonden die rond de muren loopt. De roze en groene zuilen, het witte beeldwerk en de stucco's, het gouden smeedwerk, de veelkleurige fresco's en cartouches componeren een Gesamtkunstwerk dat nu tijdens de zomermaanden nogaangevuld wordt door de muziek die er klinkt. De koetsen konden onder het gewelf langs de trap doorrijden, de doorluchtige keurvorst voor de trap afzetten en dan langs de andere kant wegrijden. De trap is breed genoeg om hem stoetsgewijze te kunnen opwandelen. Het ceremonieel kon reeds in het trappenhuis beginnen nog vóór de genodigden de Audiëntiezalen hadden bereikt. De gastheer kon de genodigden, ook hier al naar gelang van hun waardigheid boven op de middentrap opwachten of naar beneden dalen om hen te begeleidenaan de linkerzijde of de rechter, steeds volgens hun rang. De slanke, allegorische kariatiden die de trap flankeren zijn in een zo ongedwongen houding opgesteld dat men zich afvraagt of ze de trapboom schragen dan wel strelen. Vlak rechtover de eerste opgang zag keurvorst Clemens-August tot zijn genoegen - en zagen de genodigden tot hun stichting - zijn vergulde buste tussen Modestia (?) en Nobilitas en de kunsten welke hij bevorderde. En zohaast de eerste treden bestegen waren zag men ook het fresco van Carlo Carlone waarop de deugden van de keurvorst werden geroemd, die zich tegelijk ‘clemens’ en ‘augustus’ gedroeg.
In het Zwabische stadje Bad Wurzach staat het voormalig slot van de Waldburgs. Thans dient het als onderwijsinrichting toevertrouwdaan de Salvatorianen. Men treedt binnen in een charmante trappenhalle waarvan de bouwmeester onbekend is gebleven (misschien Bagnato?), een late variante (na 1750) van het architectonisch thema waarbij de monumentale Barok het tegen een speels, afwisselingsrijke Rococo moet afleggen.
Na een halve cirkel op de (dubbele) wenteltrap te hebben uitgevoerd bereikt men het hogere deel langs een glazen deur. De harmonieuze compositie van bogen en hoeken, wanden en venstertjes waaruit fictieve personages toelonken, roze zuilen, lieflijke cartouches en wenkende putti, beeldwerk en fresco's maken het bestijgen van deze trap weer eens tot een boeiend avontuur. Op het gewelffresco is een godenfeest uitgebeeld waaraan de huidige breeddenkende of liever breedziende geestelijke bewoners van het kasteel geenaanstoot hebben genomen, integendeel, ze hebben het fresco laten opknappen. Het is wel zo dat men deze Apollo met Christus zou kunnen verwarren: zelden was de interpenetratie van antieke en christelijke wereld zo duidelijk op éénzelfde uitbeelding samengetrokken.
Bruchsal: het trappenhuis van B. Neumann, ingang en opgang.