Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33
(1984)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Trapvarianten in RomeDe eerste grote publieke trap tijdens de middeleeuwen in Rome gebouwd, in 1348, was een opgang naar het ‘Altaar van de hemel’ de kerk Santa Maria d'Aracoeli op het Capitool waar, volgens de profetie hem door de Sibylle van Tibur gedaan, keizer Augustus de Moeder Gods met het Kind zag. De trap werdaangelegd als dank om het weren van de pest - tenzij het geval een gelegenheid was om te voldoen aan wat het volk al lange tijd wenste. De trap vormt een grootse opgang naar een onaanzienlijke gevel die onvoltooid bleef en nooit de voorziene mozaïeken bekleding kreeg. De honderdvierenveertig marmeren treden werden geput of geroofd - al naar de opvatting - uit de naburige tempel. Een van de eersten die deze trap opging was de volkstribuun Cola di Rienzo wiens vurige leven werd beschreven door Gabriele d'Annunzio in een roman waarvoor hij het archaïsche Italiaans van Rienzo's tijd gebruikte. Boven op de trap hield de volkstribuun, verre voorganger van Mussolini, voor de toegelopen menigte zijn ophitsende toespraken. Het gebeurt nog wel dat gelovigen de trap knielend opklimmen, vooral dan jonge vrouwen die de voorspraak van de Moeder Gods vragen, ook weleens om een passende echtgenoot te vinden! De Renaissance brengt ons bijna op dezelfde plaats terug voor een andere trap, de Cordonata - het woord alludeert op de steenbanden die als een gespannen touw de diepe treden scheiden -aangelegd door Michelangelo om het plein op het Capitool te bereiken. Ergens naast het plein zijn ook nog de resten van een nu verborgen trap uit de Romeinse tijd, enkel door archeologen opgezocht, de trap naar het Tabularium, het archief van de ‘Tabulae’ waarop de staatswetten werden gegrift. Sommige Romeinse kerken zijn door opmerkelijke trappen omzoomd, ook wel veroorzaakt door de oneffen bodemgesteldheid van de stad. Het niveau-verschil door de
Rome. Scala Regia (Vaticaan). Doorsnede en plattegrond.
Esquilinus-heuvel noodzaakte de machtige trap van de Santa Maria Maggiore-kerk. Hij leidt evenwel niet langs het hoofdportaal in het heiligdom maar werd tegen de hoge absismuur aangelegd, waar een toegang is voorzien, en is van een latere datum dan de basiliek. De prachtige horizontale lijnreeksen geven het oog een gelijkaardige voldoening als b.v. de verticale pijlenbunders in de hoeken van de vieringtoren in de kathedraal van Coutances. Een ander voorbeeld van opmerkelijke openluchttrap is dat van de kerk der HH. Domenico en Sisto door Vincenzo della Greca. De kerk is gebouwd op de bovenrand van een trap met dubbele spiraalhelling die a.h.w. de machtige barokfaçade voorbereidt en inleidt en de Siciliaanse types voor ogen roept.
Laten we nu even een paar binnentrappen onder ogen nemen. De Scala Santa (De Heilige trap, 1590) die naar de Cappella Sancta Sanctorum, de vroegere privé-kapel van de pausen leidt, rechtover de kerk S. Jan van Lateranen, zou volgens een van de vele legenden die de geschiedenis van het christendom en van Rome overwoekerd hebben de trap zijn door Christus bestegen om voor Pilatus te verschijnen. Dank zij de H. Helena zou hij naar Rome overgebracht zijn. Om het de pelgrims die hem, ook nu nog, op de knieën bestijgen wat minder hard of koud te maken heeft men de marmeren treden met houten planken overdekt. Wel kan de boeteling tijdens zijn gebed verstrooid worden door de vele fresco's die op het gewelf en de muren geschilderd zijn waaronder er ook van de Vlaming Pol Bril zijn. De trap eindigt voor de kapel Sint-Laurentius.
Twee trappen in het Vaticaan verdienen een bijzondereaandacht. De stoutmoedige wenteltrap door Bramante in het Belvedere bij het Museo Pio-Clementino uitgebouwd (voltooid in 1564) zal als voorbeeld dienen voor Vignola's meesterstuk in Caprarola (zie verder). De rivaal van Michelangelo volgde de voorschriften van Vitruvius in zijn De architectura die als verhouding 16 dorische, 8 ionische en 12 corintische zuilen voorschreef. De zuilen worden slanker naarmate men hoger stijgt. Een heel andere variante toont ons de Scala Regia, een meesterwerk uit de baroktijd, van Lorenzo Bernini (1598-1680). De pauselijke architect beweerde dat de inrichting van die trap een van de moeilijkste opdrachten was die hij ooit gekregen had. Paus Alexander VII moest (net als zijn voorgangers) door een nauwe en donkere, benauwelijke trapgang van uit zijn woonkamers langs de Sixtijnse kapel, die parallel naast de scala gelegen is, naar de St.-Pietersbasiliek. Hij was oud en veelal ziek; niet zelden struikelde hij en hij vreesde naar beneden te tuimelen. Hij sprak Berniniaan die op geniale wijze de moeilijke doortocht van het Vaticaan naar de basiliek tot een inderdaad koninklijke Scala (Regia) omvormde (thans ontoegankelijk voor het publiek). Hij plaatste een zuilenvlucht waarbij de | |
[pagina 92]
| |
Rome. Trinità dei Monti (1723-25).
zuilen (eerst tegen een muuraanleunend) steeds korter en dikker werden om de hele enfilade te ordenen en te unificeren. De tussenruimten wekten een perspectief dat de gang overal even breed deed schijnen. Halverwege boorde Bernini vensters en voorzag een rustpunt waar de H. Vader even kon uitblazen.aan het uiteinde van de trap tegenover de toegang tot de basiliek verschijnt dan het machtige beeld van keizer Constantijn op een steigerend paard dat in evenwicht wordt gehouden doordat het achterdeel onzichtbaar vastgemetseld is in de muur.
Het Palazzo Barberini laat een dubbele vergelijking toe: tussen de twee grote rivaliserende architecten in het 17de-eeuwse Rome en tussen twee verschillende traptypes op enkele passen van elkaar. Onder het portico van het paleis ziet men links de elliptische wenteltrap van Borromini, gescandeerd door binaire zuilen; rechts de trap met rechte armen van Bernini, eveneens door dubbelzuilen geleed. Ondanks deaarzelendeaanzetten vindt Paolo Portoghesi Bernini's trap het meest originele deel van het hele gebouw (Roma Barocca, I). Het is een nieuwe versie van het thema, een intermediaire oplossing tussen de vertikale ontwikkeling van de wenteltrap en de langwerpige, tussen paralelle muren gevatte trap van het Romeinse type in de Renaissance (vgl. Palazzo Farnese). De beroemdste trap van Rome, de Scalinata di Trinità dei Monti (1723-25) brengt ons al in het begin van de 18de eeuw. Het is een charmante schepping van de wegkragende Romeinse barok, een verwezenlijking van Alexander Specchi wiens ontwerp werd gewijzigd, en vooral van Francesco de SanctisGa naar eind10. De zogenaamde (helemaal niet) ‘Spaanse’ trappen danken hun naamaan de nabijheid van de Spaanse ambassade. Deaanzet ligt in de verlengenis van de Via Condotti, de bekroning in de bovenaan gelegen kerk Trinità dei Monti. Op een plattegrondtekening bekeken doet de grillige vorm van het trappencomplexaan een urn denken: het had een conceptie van Borromini kunnen zijn. In een brief geciteerd door P. Portoghesi verduidelijkte De Sanctis zijn bedoelingen: de bestaande ongeplaveide, al te steile straatweg vervangen door een trappenconstructie zó dat de gebruiker de gevraagde inspanning van onder tot boven kon overzien en dat de bezoekers van de kerk bij het opstijgen, vooral de paters van het convent, niet zouden - als men de term hier gedoogt - bloot staanaan obsceniteiten en diefstal (‘oscenità’ en ‘furti’ zijn de gebruikte termen). De trap splitst zich in twee armen die op een plein uitmonden, daarna komt weer een middenarm die zich andermaal splitst. De Sanctis heeftaan de veeldelige structuur ook een ideologische betekenis gegeven, in overeenstemming met de titel van de kerk, ‘Trinità’. De drie hoofddelen tellen elk nog drie onderdelen; elke, door een vlakke pauze gescheiden opgang, telt 4 × 3 = 12 treden. Ritme in steen. De verticaliteit van de opgang wordt nog afgewisseld door verschillende horizontale of diagonale marmeren balustrades, van deaanzet totaan het dak van de kerk. De trap met twee convergerende armen die in de kerk leidt is van een vroegere datum. De Scalinata is, vooral als de zon er op schijnt, een van de vreugdevolste plaatsen van Italië, o.m. bezongen door d'Annunzio in een Romanza uit de bundel La Chimera: Tutta a 'l sol la Trinità Su la tripla scala ride ne la pia serenità... De treden zijn overal bedekt en bezet door bloemen, hippies, nietsnutten. Toeristen vinden er hun tijdverdrijf, luiaards hun rust, pooiers hun slachtoffers. Een eeuw later zou men daar een kabeltreintje geplaatst hebben. Er is een kunstwerk van hoge originaliteit gebleven, toch functio- | |
[pagina 93]
| |
neel en een van de populaireaantrekkingspolen van de hoofdstad. Gaan we even in de noordelijke omgeving van Rome om een andere ‘Scala regia’ te zien. Het is het meesterwerk (1580-83) dat Vignola voor het Palazzo Farnese in Caprarola ontwierp. Naar het paleis leidt een Scala a cordonata, de telkens ietwat hogere en bredere steenvlakken zijn afgezoomd door een touwvormige streep, eveneens uit steen. De trap is eerst, als projectie van de dorpstraat, trapeesvormig, dan komt een ovaal, tenslotte is hij rechthoekig. Ook de paarden en de koetsen konden op de cordonata tot voor het paleis komen stilhouden. Het optisch effekt van de wenteltrap ‘di sotto in su’ van onder naar boven, is buitengewoon. Hij wordt geritmeerd door dertig Toscaanse dubbelzuilen in peperino d.i. een grijze vulcaansteen. De muren zijn bedekt met fresco's, mythologische scènes, grotesken, geschilderde landschappen die voor het oog als uit open vensters verschijnen en geleidelijk naar de overladen koepel brengen. Tussen de trigliefen van de architraaf wordt de lelie van de Farnese's voorgesteld.
Caprarola: de Scala Regia van Vignola.
Caprarola: trap in het groen naar het ‘Lustpaleis’.
In Caprarola is nog een andere eigenaardige variante van trap te zien die vooral in de maniëristische tijd opkwam. Het is een samenwerking van de stenen trap met natuurgroen. Tussen de twee met buks en gras overdekte trappen die in Caprarola naar het Palazzina del Piacere, het lustpaleisje, leiden is een ‘catena d'acqua’aangelegd waar het water neerkabbelt van stenen trede tot trede. Andere varianten van dit type bieden de Villa d'Este (Tivoli), en de Villa Lante (bij Viterbo). We bezoeken nu een eveneens elliptische trap, van een heel andere soort, nog meer noordwaarts en vrijwel zonder verband met Rome. Tijdens het beleg van de stad was paus Clemens VII naar Orvieto gevlucht. Om de op een vulcaanheuvel gelegen stad van water te voorzien gelastte hij de architect Sangallo de Jongere dwars door de tuflaag een put te boren totaan een waterbronaan de benedenrand, de zgn. Pozzo di San Patrizio, de St.-Patriciusput (naar een voorbeeld in Ierland genaamd). De put, pas in 1557 voltooid, bestaat uit een meer dan zestig meter diepe cylindrische koker omgeven door twee volledig onafhankelijke concentrische spiraaltrappen met zachte treden ‘a cordonata’. Op de ene daalden de lastdieren en hun begeleiders (en nu de toeristen) om water te gaan putten; ze stegen met volle emmers langs de andere trap ongehinderd weer naar boven. Het schaarse licht kwam uit vensters in de centrale open cylinder. Een louter functioneel werk, en toch een bewonderenswaardig kunstwerk. |
|