de hand liggend werkinstrument. Het uitbeelden van het onderwerp bleek niet meer het gegeven van de hoogste betekenis; de analysering van het onderwerp met de hieruit voortvloeiende abstrahering bracht de kunstenaars op het vlak van zuiver constructieve elementen die in relatie stonden. De emotionele drijfveer werd vervangen door de zakelijke ingesteldheid. Wat het gebruik van technieken aangaat, werd weinig of niet rekening gehouden met de eigenheid van de materialen. Het feit dat er met alles en op alles wat voor het grijpen lag, getekend werd, wijst er op dat het tekenen een spontaan en materieel goedkoop uitdrukkingsmiddel was.
Men mag concluderen dat in de veelheid van kunststijlen die uit de abstracte kunst geevolueerd zijn of er tegen ageren, de tekenkunst met al haar karakteristieken een nieuwe waardering kreeg.
Onder de kunstenaars die gedurende de eerste helft van deze eeuw in ons land de tekenkunst op magistrale wijze beoefenden en er een eigen betekenis in hun totale oeuvre aan gaven vermeld ik een James Ensor, Constant Permeke en Henri Van Straten. Zoals bij de aanvang werd gezegd, wordt er de laatste jaren door de kunstenaars veel en intensief getekend, zo intensief zelfs dat critici zoals Imre Pan ooit beweerden, dat de tekening, door de avantgarde van het schilderij bevrijd, als het ware het traditionele schilderij in de hoek had gezet.
Hans Albert Peeters ging nog verder en kwam na hetzelfde uitgangspunt tot de vaststelling dat de schilderkunst alleen nog met de tekenkunst als voedingsbodem kon overleven.
In deze tijd waarin de conceptuele kunstenaars de tekening als een notitieblad beschouwen en deze registratie op zichzelf als essentie voorstellen, is de tekenkunst een aangewezen uitdrukkingsmiddel (potlood- en viltschetsen, werktekeningen, krabbels en schrifturen bij en op fotomateriaal, technische verklaring bij projecten, inschakeling van computers en andere registreerapparatuur).
Dat een nieuwe vormentaal in bepaalde gevallen dan weer uitsluitend gediend wordt door klassieke tekentechnieken blijkt uit het fenomeen hyper- en relativerend realisme.
De stuwende kracht die door het medium tekenen op de kunstenaars wordt uitgeoefend, heeft zelfs te maken met het opnieuw van nul beginnen, met het nuchter ‘in vraagstellen’. Vele kunstenaars zullen vanuit hun visie ‘al tekenend’ antwoorden trachten te formuleren.
Het feit dat Dokumenta 6 in 1977 liefst acht categorieën voorzag waarin het hedendaagse potentieel aan kunststrekkingen werd ondergebracht en zulke aan de hand van tekeningen, toont aan dat heel de artistieke beweging toe is aan een gelijktijdig zoeken, een zich vernieuwen, een nieuwe bezinning.
De hedendaagse tekenkunst is niet alleen van aard, van de traditionele opvattingen (‘iets herkenbaars uit te beelden’) af te wijken door studiegericht omtrent het medium zelf opzoekingen te doen (papier/beeldrager, tekenen/handeling, grafiet/instrument).
In bepaalde vormen van kunst zoals land-art bijvoorbeeld (Richard Long, Robert Smisson) zitten onmiskenbaar tekenachtige kenmerken die hun voedingsbodem in de tekenkunst hebben.
Hieronder wordt iets dieper op tekst en illustratie ingegaan bij het werk van enkele Europese kunstenaars (David Hockney, Panamarenko, Wolfgang Gäfgen, Jan Schoonhoven) die tot die opmerkelijke evolutie van de tekenkunst een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Hun invloed op het werk van vele jongeren is vaak onmiskenbaar en veelbetekenend.
Ludo Raskin
Zijn werk evolueerde via eenvoudige objecttoestanden waarin vooral het element beweging werd gesuggereerd (water in een dakgoot, fiets, motten in het riet) naar het ontwerpen en het bouwen van vliegtuigen in de sfeer van Ikaros en Leonardo da Vinci. Met een ongelooflijke fantasie grenzend aan absurde naïviteit vermengt hij de hedendaagse technologie met een primaire menselijke betrachting tot een ontwapenende poëzie. Vooral in zijn getekende werken krijgt deze droom gestalte. Panamarenko's tekeningen hebben in wezen weinig te maken met de traditionele tekenkunst. Al deze schetsen van imaginaire vliegende voorwerpen krijgen slechts betekenis door de begeleidende pseudo-wetenschappelijke uitleg die de kunstenaar er bijvoegt.
Een vergelijking tussen de zakelijke technische tekening van een ingenieur en de artistieke krabbels van Panamarenko loopt dubbel mank. Het absurde, vaak aangegrepen om in een surrealistische beelding gestalte te krijgen, wordt door de kunstenaar mede bereikt door het gebruik van een ordinaire balpointschriftuur en potloodnotities. Die slordige krabbels en tekstuitleg krijgen door hun essentiële functie ten overstaan van het geschetste vliegende of draaiende object en in hun totaliteit een tekenkundige betekenis die hun in eerste orde niet door de kunstenaar werd toebedeeld.
In deze werk- en denkrichting wordt het begrip tekenen op treffende wijze verruimd.