| |
| |
| |
Poëtisch bericht
Samensteller: Roger Verkarre
In deze rubriek worden alleen onuitgegeven gedichten van leden of abonnees - na selectie - opgenomen. Niet aanvaarde kopij wordt slechts teruggestuurd als retourport is ingesloten. Inzendadres: Albert de Longie, Deinzestraat 20, 9704 Wortegem-Petegem (Ooike).
geboren uit een schaduw van gebogen licht
(de witte winter van verlangen)
ben ik geworden woordenwind
en drinkend om een eindeloos geheim
van alles wat verloren gaat en wordt
tot wat het was: schelp in schoot gehuld
ben ik niets dan vorm van een verdriet
en God - waar Hij mij zingen ziet en
Hij juicht het boe en ba van stilte.
| |
geluk
leg je hand op de zonnewijzer
ruk de ploeg uit zijn koude snede
en zaai zon in de diepgekorven voren
zodat de graankorrel rijpt
in de moede maankraters van mijn hart
op hun gelaat jouw warmte speuren
open je boek en duid de zaligheden
als lazarus in de schoot van abraham
| |
vader
en vandaag voel ik me oud
en morgen zal ik dood zijn
een foto op jouw schoorsteenmantel
wanneer de ogen van jouw zoon
opeens die kille metaalglans hebben
die ik thans in jouw ogen zie
en vandaag voel ik de koude adem
van de winter in mijn nek...
| |
paarse kamer
Ik zal alles in je overdragen,
je zieke voeten uithollen,
je zwakke handen aantasten,
En uit mijzelf wegstromen
in het licht van mijn hoop
een nieuwe geboorte te vieren.
En vóór het laatste teken
in de stilte van je ogen,
| |
ergens-
zo heet de ondoorboorde bunker
van doolaards en zwijgers
zo talrijk als gekooide wensen -
is verbeterlijk taai en witgekalkt -
beukt een volzin buitendeurs
als een gedicht naar licht
of adem of een kruimel ruimte
tussen al te rijpe vruchten
begeeft een steel manhaftig
een appel wordt adder onder het gras:
in dit land van listige luisteraars
| |
wij zijn de stillen thans
Aan 't zachtste uur van elke morgen
Aan de zuivere toren van onze lach
staat elke zorg ogief geborgen
Wij zijn de stillen thans
door elke droom gedreven.
Wij zijn de dragers met de zachte naam
die wij aan elke daad bezweren.
Laat ons met tedere handen
de bloemen van dit uur verbranden.
Langs witte velden van de herinneringen
zijn wij de pijlers die dit schone land omringen.
| |
morgenhuis
kanarie, melk en weerbericht,
mijn huis een samenspraak
van krantengeur en koffielicht
| |
onder de verf
bevloeien voelbaar mijn huid
in avonden als zwijgzame vijvers
en een naderhandse whisky-soda
alle woorden met mijn eenzaat
waar de sterke klinker verschopt
in de woestijn vol poëzie
| |
| |
| |
gedicht
als een droefheid wezen kan.
Vandaag kreeg ik een tweede brief
in deze stad die oud en krom is
in zijn vlaamse ruggegraat,
maar tegen goede dorpen staat
waar ik de botergele boter
en zeg dat ik nog niet verjaar.
Hier smeed ik als een dichter
ijzer en vertel. Hier streel ik
verzen uit het gras dat groen is
lijk het vroeger in de ogen was.
Droefheid staat de grootheid
van mijn vreugde toe en vreugde
De dagen spreken hier mijn taal.
De liefde snijdt een hoofdstuk
met een grote letter aan.
Hier leg ik oude wapens in de weide neer
en rozen worden pijnloos zoals doden
weggebracht. Hier ben ik pas
de meester van het zachte zeer.
| |
morgenwijsje
En mijmer niet meer deze stonde,
de dag heeft klaar zijn licht gesteld,
een liedje klinkt uit kindermonden:
uw uren slaap heeft God geteld.
En d'engel, wakend aan uw sponde,
vouwt traag zijn witte vlerken dicht,
een vogel komt u luid verkonden
zijn vreugde om het nieuwe licht.
Dank dan uw God de dageraad,
uw handen in het kille water,
u lachen uit de spiegel aan
twee ogen, warm in uw gelaat,
uw haar staat recht als van een sater
en gij poseert voor indiaan.
| |
meer dan kijken...
de waarden zijn belangrijk
eikel los; zijn eeuwigheid
van een gesprek doen breken,
uit mijn herinneringen op
zonder één keer de stilte
van het web wacht de spin met
| |
brak water
die heimelijk het land bewonen
en de duisternis als schuilplaats zoeken
waar de fonteinen rozen spuiten
weet ik hen traag glijden
en langs de boeg van mijn schip
waarvan de zeilen zijn geborgen
| |
het woord
uit de kostbare korenaren
bij het eten van het brood,
van de zelfgeschoren schapen,
in bewondering zal betasten
die hem weldra bij het haardvuur
bij het ophalen van het net
dat het vlees van gebraden wild
zoet zal bevallen op de tong.
van het vruchtbaarmakende woord.
| |
de klokken luien
Ik luister naar het luien der klokken.
De klokken luien mij ziek.
De klokken luien over de velden.
De klokken luien en ik loop
Naar het luien der klokken.
Ze lachen, de klokken, ze lachen.
De klokken luien over mijn graf.
Hernieuw vandaag nog uw abonnement op ‘Vlaanderen’.
U wenst verder op de hoogte te blijven van de kunstactualiteit en van de prestaties van uw favoriete kunstenaars...? Hernieuw vandaag nog uw abonnement op ‘Vlaanderen’. Het formulier daartoe vindt u in dit nummer.
|
|