Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26
(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
F.R. Boschvogel
| |
Walter F. Brems
| |
[pagina 287]
| |
én moderne verworvenheden der plastische kunst, verhoogt nog de waarde van dit werk... Voorwaar een begenadigd artiest, niet alleen rijk aan schoonmenselijke ideeën, maar die ze ook schoonpikturaal kan meedelen.’ (Anton Vlaskop, 1971) ‘Walter Brems is bezig met de stilte. Zijn werken zijn zovele oefeningen rondom de leegte. Stilte betekent uw geest en zintuigen volledig nodig hebben om te begrijpen met hoe weinig het essentiële zich voltrekt. Het scheppen van Walter Brems is een grafisch-pikturale meditatie omtrent het verschijnen van de dingen en de mens binnen de leegte. Verschijnen in zijn meest fragiele, bijna niet aanraakbare vormen; een brosse schelp, een skelet, een ontvleesd blad. Het is een meditatie die soms een teer en irreëel dromen lijkt te worden, maar die telkens gered wordt van een romantische overgevoeligheid door een aristokratisch evenwicht. Walter Brems ontwerpt zijn komposities zoals een schaakspeler zijn zetten bedenkt: het is een passie van het intellekt die in haar resultaten voor de buitenstaander de afwikkeling lijkt te zijn van een vreemde, niet direkt afleesbare lijn der dingen. Hij schikt zijn gegevens met de gekultiveerde verfijning waarmee men in Japan bloemen schikt: het worden tekens, symbolen. Het spel van schelp en vogel, van bloem en blad wordt het bestel der dingen. Hierbinnen is de mens soms aanwezig als element met dezelfde afmetingen, dikwijls naakt, nooit ingrijpend. Ofwel staat hij er buiten: dan smelt hij met zijn warme adem een opening op de bevroren ruiten van deze vreemde, onderkoelde wereld en kijkt naar binnen met grote ogen: verwonderd als een kind, nieuwsgierig als een volwassene, gelaten als een oude man.’ (Begijnhoflaan 40, Dendermonde)
Daniel Anthuenis | |
Jo Briels
| |
Lode Conté (ps. van Rik van Gaal)
| |
[pagina 288]
| |
om het leven, voor voedsel tegen vijanden’. In dienst van het kind vergrijsd, blijft Conté de schrijftafel trouw. Van hem wachten nog jeugdboeken op uitgave. Wij wensen aan ons geëerd medelid nog vele jaren literaire activiteit. (Schijfstraat 93, 2020 Antwerpen) | |
Kunstschilder Roger De Backer tachtig jaarOp 30 april 1897 werd Roger de Backer te Machelen a/Leie geboren. Het gemeentebestuur van Waregem liet die gedenkwaardige dag niet onopgemerkt voorbijgaan, te meer omdat de kunstschilder sinds 1946 ononderbroken in haar midden woonde en werkte. Op 15 mei II. werd hem op het gemeentehuis een warme hulde gebracht. Het is geen gemakkelijke taak het leven en het werk van Roger de Backer te schetsen. Evenals zijn vader diende hij geneesheer te worden, doch afgeschrikt door de dissectie schakelde hij na enige jaren studie over naar de Hogere Nijverheidsschool te Gent. Daar behaalde hij het diploma van technisch ingenieur in de weefkunde en in het ontwerpen van textiele versieringen. Voortaan mocht en kon hij zich geheel aan de schilderkunst wijden. Onder leiding van de luminist Modest Huys werkte hij zich op tot kunstschilder, doch naderhand zocht hij zijn eigen weg. Gevoelig geworden voor de schoonheid en de expressie van de natuur, konden de nieuwe artistieke stromingen geen vat op hem krijgen. Hij stelde zich tot taak verder in de open natuur te trekken. Maar in tegenstelling tot het impressionisme beklemde hij opnieuw de contouren, verrijkte hij zijn palet en streek hij met penseel of mes de gewenste toonwaarden in brede toetsen op het doek uit. Zo wist hij de ontroering te vertolken, die hij bij het aanschouwen van een bepaald onderwerp onderging. Zijn voornaamste inspiratiebron was en is de Leie en het Leieland. Roger de Backer mag ongetwijfeld worden beschouwd als één van de knapste en laatste vertolkers van de poëzie van de Leiestreek, die hij met een gans persoonlijke visie in haar eigen en kenmerkende schoonheid op doek brengt, hetzij als zuiver natuurbeeld, hetzij als streek waar de vlassers werken en zwoegen. Regelmatige en veelvuldige exposities hebben de verspreiding van zijn werk in openbare en in privéverzamelingen, zowel in binnen- als in buitenland sterk in de hand gewerkt. Zijn levenstaak werd in 1972 als het ware bekroond toen de Minister van Nederlandse Kultuur zich ten huize van de kunstenaar begaf en hem persoonlijk het ereteken van ridder in de Orde van Leopold II overhandigde. H. Büschler, lic. kunstgeschiedenis | |
Frans DeschoemaekerEerste Prijs Nationale Poëziewedstrijd Brugge 1976 / Tweede Prijs Stichting Boulevard voor het Kort Verhaal 1976
‘Geboren op 8 september 1954. Het teken van de Maagd waarborgde een grote opmerkzaamheid, gekoppeld aan een kritische houding en een sterke vrijheidsdrang. Opgegroeid te Bavikhove, dat stille rotdorp in de bocht van de Leie, waar de romantiek van vlaskapellen en stekelbaarsjes-vangen-in-de-sloten al lang uit het landschap verdwenen is. Een jeugd met beurtelings gelukkige en ongelukkige ervaringen, plus de onvermijdelijke frustraties die nadien met een helse ontlading van energie dienden opgevangen en geneutraliseerd. Deze ontvoogdingsstrijd gaat nog steeds door. Gaat waarschijnlijk door tot het bittere einde...’, zo stelt Frans Deschoemaeker zichzelf voor. Glimlachend; een glimlach die inpalmt en tegelijk afstand schept. Waarin iets van de kwetsbaarheid doorschemert die men ook in zijn gedichten vindt. Het besef dat de vernietigende krachten in onze samenleving hun werk doen en de mens meer en meer vervreemden van zijn oorspronkelijke vitaliteit en de gaven van Moeder Natuur, is de voornaamste drijfveer voor zijn poëzie. Zij moet gezien worden als een romantische vlucht uit het alledaagse, als kultus van de schoonheid. Poëzie heeft niet zoveel met de werkelijkheid te zien, ze heeft meer weg van een elegant gedragen masker, een pose die de dichter aanneemt om te overleven:
Onmiskenbaar reeds; mist om hekpalen en ooft. Het beukenblad al roder in zijn val naar de verrotting. Wij schrijven herfst. Wij smeden woorden tot een praalgraf aan elkaar.
Schrijven over het werk van Frans Deschoemaeker is moeilijk, want hij publiceerde nog steeds niet die debuutbundel die als verwijzingspunt het werk van een kritikus aanzienlijk zou vergemakkelijken. Wat hij reeds liet verschijnen ligt verspreid over een aantal literaire tijdschriften en bloemlezingen, maar het is voldoende om hem onder de belangrijkste dichters van de jongste generatie te rangschikken. Frans Deschoemaeker, een dichter die niet in het wilde weg, integendeel heel zuinigjes publiceert, maar desondanks op geregelde tijdstippen een prijs wegkaapt. Drang naar perfektie haalt het op publikatie-ijver. En dat is maar goed zo. Op onze vraag wanneer zijn reeds zo vaak aangekondigde bundel nu eindelijk zal verschijnen, glimlacht hij met de sierlijkheid van een sfinks. Hij heeft nog heel wat in petto. (Vierkeerstraat 136, 8752 Harelbeke-Bavikhove)
D.B. | |
Danny EveraertToneelpremie West-Vlaanderen...
Toen Danny Everaert onlangs werd onderscheiden in de Provinciale Prijskamp voor Dramatische Kunst was dit eigenlijk - dit mag zeker eens onderstreept! - de vierde keer in successie... 1963 - 67 - 71 - 76. Onze groep ‘De Karel van Mander-Ghesellen’ van Meulebeke bracht in 1969 één van die stukken ‘Als een grote, gele vlinder’ (premie 67), volgens het verslag van de jury ‘een merkwaardig goede uitwerking van een actueel thema... de angstpsychose van de vrouw die weet dat zij, net als haar zusters, aan kanker zal sterven en de terugslag daarvan op haar omgeving. ‘Blaffende Honden’ (premie 71) werd tevens aangemoedigd door het Centrum voor Nederlandse Dramaturgie in Amsterdam die het werk typeerde als ‘een wonderlijk stuk, een soort Lodew. de Boer- Pinterlonesco-achtige verbeelding van een huwelijk... een luguber, wreed, absurd verhaal van een mislukte carrière, een haat-liefde verhouding door de jaren heen opgebouwd en het eeuwige conflict | |
[pagina 289]
| |
van de kinderlijke baatzucht’. ‘Vergeet mij niet’ (premie 76) is een documentair spel over ‘een volksvrouw in de klauwen van de justitie’, een geval uit de repressiejaren. Wij menen dat dit stuk een nieuw geluid kan betekenen in het repertoire van het amateurtoneel maar vreemd genoeg lijkt een repressieonderwerp na dertig jaar nog altijd ‘gevaarlijk’ te zijn! Alsof we alleen toneel zouden spelen over dingen die ons niet echt ‘aangaan’! Wij wensen onze vriend de moed om verder te doen in dit moeilijke genre waar men zo dikwijls een ‘gaaf’ werk verwacht, hoewel elk ‘nieuw stuk’ eerder als een ‘werk-stuk’ moet gezien dat pas na de vuurproef van de opvoering zijn voltooiing kan krijgen. (Ter Straeten 11, St.-Andries-Brugge)
Ivan Van Parijs, voorzitter ‘Karel van Mander-Ghesellen’. | |
Piet Gilles 70Piet Gilles weet dat zijn talent het middel, zijn enige middel, is om uitdrukking te geven aan wat hem vervult, het middel om het eigen bestaan zin te verlenen en misschien - dat is de hoop die iedere kunstenaar koestert - om door die expressie aan de innerlijke eenzaamheid te ontsnappen in een communicatie met de wereld en de mensen om hem heen. Maar hij is een rasschilder en hij weet óók dat men niet naar dat resuitaat kan zoeken, alleen naar de zuiverheid van datgene wat het resultaat - misschien -mogelijk maakt. M.a.w. het object van zijn inspanningen is niet de tot stand koming van een communicatie, maar de kwaliteit van de expressie zelf, de eerlijkheid, de perfectie van het kunstwerk. Daarin alleen kan hij zijn rechtvaardiging zoeken, en daaraan alleen kan de waarde van zijn kunstenaarschap worden afgemeten. Naar die maatstaf behoort Piet Gilles naar mijn mening tot de, niet al te talrijke, authentieke en waardevolle kunstenaars. Men voelt in zijn werk de paradoxale nederigheid die de dwingende, en ik zou eigenlijk willen zeggen hoogmoedige kracht van het onontkoombare kunstenaarschap is, - en hoogmoedig interpreteer ik dan, met Multatuli, als ‘hoge moed’. Die nederigheid beantwoordt aan het instinctieve talent van Gilles; hij onderwerpt zich aan wat hem innerlijk domineert, volstrekt en met de moeilijk misleidbare zuiverheid der intuïtie; hij is het tegendeel van een cerebraal schilder. Maar evenmin is er bij hem sprake van een romantische gevoelsovertrokkenheid, een pathetische zelfontlading, narcisme. De kracht van zijn werk ligt naar mijn gevoel in het subtiel evenwicht dat uit een door leed en ervaring doordrenkte menselijkheid resulteert en dat de kunstwerken die daarvan doortrokken zijn omhult met die ontroerende macht van de stilte die het onbedrieglijk kenmerk is van het waarachtige. (St.-Maartensdal 1174, Leuven)
Pierre H. Dubois in ‘Piet Gilles - Huldeboek’ | |
Kunstschilder Philippe Lebeau
| |
Julien Librecht
| |
[pagina 290]
| |
pleidooi voor vrede en menselijkheid en omgekeerd een aanklacht tegen oorlog en geweld. ‘In de greep der Indianen’ (1970) is ‘een bijdrage tot de vrede, want de vrede begint bij het kind’, verklaart hij in de inleiding. Twee blanke jongens verwonden op pelsdierenjacht een jonge Indiaan. Tijdens hun gevangenschap ontwaken wederzijdse gevoelens van vriendschap en behulpzaamheid. In het andere jeugdboek ‘Than de Vietnamees’ (1971) worden Than en zijn vader verplicht zich bij de Vietcongs aan te sluiten, zogezegd voor hun veiligheid en welzijn, maar uit hun ervaringen leren ze de zinloosheid van de oorlog ontdekken. In de veel geprezen roman ‘De zwarte zielen’ is een arme Spaanse visser, Juan, de hoofdfiguur. Na een verblijf in België als gastarbeider droomt hij in zijn eigen land van een stuk veiligheid en geluk, maar dat is teveel gevraagd voor ‘een kleine man’. De roman is een indrukwekkend pleidooi voor elementaire rechtvaardigheid en voorliefde en een aanklacht zowel tegen de wreedheid en afgunst van de mens als van de wereld waarin hij leeft. Uiteraard geeft J. Librecht het diepste van zijn wezen vooral prijs in zijn dichtbundels ‘Poseidonspel’ (1959) en ‘Septembernachten’. Hij rekent af met alle (schijn)waarden en in een intense beleving van de stilte hunkert hij naar ècht leven en naar de uitbouw van een eigen wereld, waarin een niet weg te denken constante vormt: de innige verbondenheid met de natuur ‘Gedichten staan opnieuw in 't mooiste van de tijd, rondom de bloesems, in de adem van de morgen’, zo eindigt ‘Septembernachten’. Voor Julien Librecht is pas de mooiste tijd van zijn leven aangebroken. Er moeten nog heelwat bloesems openbloeien. (Parklaan 139/14, 9300 Aalst)
Rudolf Van de Perre | |
André Penninck
| |
Kunstschilder Achiel Platteau
Achiel Platteau werd geboren te Kortrijk op 24 maart 1919, hij volgde teken- en schilderlessen te Moeskroen, Kortrijk en Brussel, behaalde in 1939 het gouden eremetaal en vestigde zich te Rollegem. Tijdens de oorlogsjaren had hij zich ontpopt als een geliefd portretschilder, uiteindelijk droeg het heuvelend landschap zijn voorliefde weg, zijn werk kreeg verscheidene
| |
[pagina 291]
| |
van aarde, lucht, wolken, bomen, hoeven en begijnhoven, maar ook sfeervolle kerkinterieurs parels in de schilderkunst. Ondanks deze gewenste beperking in thema's boeit en bloeit het werk van diversiteit en bladschikking (...). Het innerlijk gelaat van Platteau's werk heet rust, stilte, verademing, over het oeuvre van Achiel Platteau hangt een sluier van weemoed, een introvertheid gericht op het verleden. Het ras der sfeerschilders is niet uitgestorven, neen het blijft voortbestaan (...) ook te midden denderende hijskranen (...) omdat de sloophamers der twintigste eeuw wel het oor, het oog en het gezicht kunnen kwetsen, maar nog niet raakten aan het innerlijk gelaat de ziel van sommige bevoorrechten. Achiel Platteau is de heraut der stilte. Zijn werken zijn als balsems op de huid van dit geteisterd en gelittekend mensdom.’ (Tombroekstraat 57, 8548 Rollegem-Kortrijk) | |
Laurent ReypensLaureaat J. Bernaerts- en Gaverprijs voor Schilderkunst 1976 - Schilderprijs Rubensjaar 1977
In 1976 kreeg hij de Jules Bernaertsprijs voor een zelfportret en was laureaat van de Gaverprijs voor zijn volledig aktueel oeuvre. Daarbij voegde zich nog onlangs de Schilderprijs van het Rubensjaar 77, uitgeschreven door de afdeling Schilderen Sierwerken van het Technicum (Londenstraat, Antwerpen) en van St.-Lucas (Antwerpen). Een oeuvre dat momenteel vooral uit enorme kleurige atelierzichten bestaat, werk dat evolueerde uit: dode vogeltjes, strooierige vogelnestjes, breekbare eieren, een tros paddestoelen, fleurige kersen, doodgewoon gevouwen doeken, vleugeluitslaande libelinsekten, smakelijke keien en andere stil(le)levens, die hij abstraheert op het paneel en daardoor in een beperkt bevreemdende sfeer afzondert. Kortom, gewoon realistische dingetjes, die ergens een symboliek meedragen,maar die in elk geval ragfijn - bijna pijnlijk gedetailleerd - k(l)eurig geborsteld zijn. ‘Iets persoonlijks maken, dat is belangrijk’ zegt Laurent, die inderdaad naar een originele vormgeving zoekt voor zijn dagelijkse dingetjes. ‘Ik volg geen bepaalde weg, schilder wat ik graag zie’, eenvoudig maar doelbewust. Hij zoekt ook naar een specifieke sfeer, een eigen adem. Ook in zijn beschilderingen (Schildert bv. op een oude kastdeur enz.). Het werk van Reypens is intiem, intimistisch, zoals de jonge man zelf, zoals zijn regelmatig opdringende zelfportretten. Zelfs in zijn atelierzichten van 1 op 1 m is er die innigheid. Dit is ook technisch opvallend sterk werk, zuiver figuratief, maar niet traditionalistisch. Het is nieuw en Reypens eksperimenteert er zelfs in met de materie. Hij is een man die leeft voor het schilderen en zich laat inspireren door een woord, een boek, een titel, die hem treft. Veel en ademloos hard werken, doet de rest wel bij Laurent Reypens. Atelier: Kapelstraat 1c, Hulshout.
Pierre Anthonissen | |
Lambert Swerts 70Geboren op 13 april 1907, is Lambert Swerts bij verschijnen van dit stukje al volop bezig aan zijn vijftiende Lustrum! Hij heeft zo ontzettend veel geschreven en gepubliceerd dat wij het in dit artikeltje niet over hem willen hebben als literator. Wie dat wél zouden wensen, kunnen we verwijzen naar het boek ‘Leven en Werk van Lambert Swerts’, dat naar aanleiding van zijn jongste verjaardag werd uitgebracht. Daarin werd zijn veelzijdigheid en zijn activiteit door een aantal personaliteiten en vrienden belicht. De helft van die 120 bladzijden, onder redaktie van Monda De Munck tot stand gekomen, wordt in beslag genomen door zijn bibliografie en die is sedert het verschijnen van dat boek alweer een el langer geworden!... Hij woont al sedert een eeuw te Antwerpen maar hij is Limburger gebleven, met zijn hart en zijn liefde gehecht aan zijn volk. Een rare vogel, eigenlijk! Die van alles is geweest en van alles heeft gedaan. Een idealist die sedert zijn vroege jeugd (hij was 12 jaar toen hij zijn eerste verhaaltje schreef ‘en 't was ernaar’, zegt hij!) een dienaar van de mensen is geweest. Hoe hij dat deed, wil hij niet gezegd hebben, want hij loopt niet met zichzelf te koop. Eén zaak was en bleef hem heilig: vriendschap. Mijn kennismaking met hem dateert van 22 oktober 1942, toen hij mij een hele hoop wijze raad schreef waarom ik hem vroeg naar aanleiding van mijn eerste eenakter. Toen reeds voelde ik een hartelijke vriendschap uit zijn brief opstijgen en ik ben er hem altijd dankbaar voor gebleven. Ik heb er derhalve verre van spijt van gehad hem naderhand persoonlijk te leren kennen. Voor hoevelen hij een vriend is, weet ik niet, maar dat het altijd geméénd is, staat vast. Zélf heeft hij tijdens zijn lang en vruchtbaar leven wel ervaren wat het betekent, in goede en kwade tijden, echte vriendschap te kennen. Langsom zijn sociale bewogenheid, steunend op een diep-religieuze ondergrond, straalt zijn werk van laag tot hoog vriendschap uit. De jongste brief die ik van hem bezit, sluit aan bij de eerste: ongevraagde maar dankbaar aanvaarde hulp bij bron-aanduidingen over Limburgers ‘van vroeger’. En zoals hij voor ons was, zo meen ik hem te zijn voor iedereen die met hem in aanraking komt: een vriend-recht-voor-de-vuist en zonder kompromissen. Op het zuiver-menselijk vlak ligt daarin zijn lof. Zoals die voor de kunstenaar in zijn werk ligt. (Dambruggestraat 59, Antwerpen)
Paul Leenders | |
Karel Vertommen 70De naam Karel Vertommen zal wel voorgoed geassocieerd blijven bij zijn ballade ‘Het Galgelied’ en zijn strijdgedicht ‘Op U Vlaanderen blijf ik hopen’. Als balladedichter is Karel Vertommen ongeevenaard gebleven in ons taalgebied. Hij schreef echter ook rake puntdichten die zonder moeite kunnen worden toegepast op onze huidige tijd: Zij hadden de overspelige vrouw bijna geworgd, / maar Hij kwam in het zand hun zonden hun verwijten. / Zij hebben dan op alle banen voor asfalt gezorgd, / om met een rustig hart hun droeve plicht te kwijten. (1934) Karel Vertommen werd geboren te Kontich op 25 januari 1907. Te Leuven studeerde hij Wijsbegeerte en Letteren. | |
[pagina 292]
| |
Hij was redacteur van De Vlaamse Linie en van De Tafelronde, en medestichter van het tijdschrift Volk en Jong-Kultuurleven, tijdschrift van de vereniging Kunstenaars voor de Jeugd. Na sinds 1963 het ondervoorzitterschap te hebben waargenomen, werd hij in juli 1977 erevoorzitter van deze vereniging. Van al de bundels die Karel Vertommen schreef (Peillood, Brood, Uut herten vri, Het Veer, e.a.) blijft ‘Balladen en Gedichten’ zijn brevier. Hoewel meestal verhalend en beschrijvend, is zijn werk poëzie met een hart, met innigheid en ontroering neergeschreven, gedichten waaruit de mens Vertommen naar voor treedt, de minzame, de overtuigd-kristelijke, de vader van een prachtig gezin. Het is dan ook vanzelfsprekend dat onze Vlaamse toondichters door zijn werk werden geïnspireerd. Tussen '41 en '48 verscheen onder zijn redactie een reeks ‘Keurbladzijden uit de Nederlandse Letterkunde’, bestaande uit 36 delen, waarvan hij er zelf vier schreef, nl. over Jacob van Maerlant, Ernest Van der Hallen, Het Wereldlijk en Geestelijk Lied in de Middeleeuwen, Legenden en Exempelen. Hij was tevens een voortreffelijk vertaler van Hermann Claudius, Tolstoï, Peter Dorfler, Stefan Andres, Gudmundsson en andere. Dat Karel Vertommen nog niet is uitgeschreven, bewijst zijn nieuwe bundel ‘Dovenetel’ die in het voorjaar '78 bij uitgeverij Roggeman te Schellebelle zal verschijnen, geïllustreerd door de graficus Roland de Winter. In '57 schreef Dirk Vansina in Jong Kultuurleven: ‘... die dit leest, eert een van de schoonste dichters van uw volk op de enige wijze die een scheppend kunstenaar waardig is: sterkt uzelf aan de krachtwekkende bron van zijn werk!’ Dit is ook onze wens bij zijn zeventigste verjaardag. (Strijdhoflaan 93, 2600 Berchem-Antw.)
Christina Guirlande | |
Remi Vanhoutte 651977 Diploma Zilveren Medaille - Graad van officier schilderkunst C.E.A.E. Kunst in Europa - Brussel
Remi Vanhoutte uit Sint-Lodewijk-Deerlijk, door zijn beroep van kindsbeen af vertrouwd met verfkwast en kleur, is niet blijven stilstaan bij zijn alledaagse stielse gedoe, de zuivere opportuniteit, het nuttige, maar is met zijn kunnen uitgestegen in de hogere regionen van de kunst. Een menigvuldigheid van eenvoudige dingen rondom ons, door zovelen achteloos voorbijgegaan, heeft zijn gemoed geroerd, zijn geest aangesproken, zijn verbeelding bevrucht en een nieuwe geboorte voorbereid. Zo zien wij zijn bloemekes bloeien, gestyleerd, boeiende eenvoud, blijvende herinneringen. Zijn landschappen houden de beloftevolle lente, de zingende zon bij ons. Zijn Leiezichten brengen de koelte aan de bron, zijn stralend licht neuriet het lied van het leven. De natuur op zijn geheel brengt hij stuk voor stuk naar binnen. Hij legt de landklok stil en nodigt ons uit een week-end te herprenten. Hij treedt ons tegemoet om samen de kermisboom te plukken, kinderlijk uitbundig om de vele verrassingen, tempel-stil op de drempel van een droom, blozend blij om de gunst van de muze en haar gulle gaven. De schilderijen van Remi Vanhoutte zijn het medium waarlangs hij zijn visie op de werkelijkheid bij ons brengt. Zij zijn een prikkel om zijn gevoelens, elk van uit een eigen standpunt, te benaderen. Ze bieden ons de gelegenheid zijn schepping persoonlijk te herscheppen en te beleven. In zo verre hij daarin slaagt beantwoordt hij ten volle aan de voorwaarde van een verregaande dialoog, op zoek naar waardevolle schoonheid, een dialoog die waarderend de een de andere verrijkt. Zo is en blijft zijn kunst: hedendaagse kunst, met een dienende daad, waardoor én gever én krijger zich mateloos verheugen om de weelde van de gave en de rijkdom vanhet geschenk. Een sprankeltje kleur, een tikkeltje eenvoud, een krachtige zegging, een plastische opwelling kan dit een dialoog tot stand brengen, In de waardering voor deze kunstenaar dient men ook mevrouw Remi Vanhoutte te betrekken, de eerste enthousiaste supporter, de fijngevoelige vrouwelijke aanwezigheid, de bezielende stuwkracht, de intieme intuïtie, de ware adem, de zoen op het werk. Als Remi schildert, als zijn zoon naar het palet grijpt, dan is het omdat moeder daar is. Ook dit moet gezegd worden. Een vrome wens: dat zijn tableaus hun weg mogen vinden, gedragen op de wind, als gelukszwaluwen, boden van de eeuwige lente; dat een huiskamer er stemmiger bij worde, een woord nog wijzer, een lied nog liederijker, een karakter nog soepeler, een leven het leven waard. (Kerkstraat 242, 8740 Deerlijk)
Ivo Vanyvezele | |
In Memoriam
|
|