dat Bob Davidse en Huib van Hellem vorige zomer genomen hebben, het poppenspelfestival elke woensdagnamiddag, een mentaliteitsverandering teweeggebracht heeft. Heel wat kinderen hebben daar naar gekeken. Kinderen die misschien alleen geconfronteerd zijn met traditioneel poppentheater in hun omgeving. Zonder afbreuk te doen van dat traditioneel poppentheater, geloof ik toch dat het hoog tijd wordt dat een ander genre zich gaat ontwikkelen naast dat traditioneel poppentheater. Een genre dat veel meer aansluit bij deze tijd en dat misschien over 100 jaar ook weer traditioneel zal zijn als wij blijven stikken. Maar ik geloof niet dat het gevaar er is, te blijven stikken in een vorm van poppentheater, waar veel meer aandacht besteed wordt aan hedendaagse leefwerelden, en ik bedoel dan echt dingen waar aandacht besteed wordt aan problemen als dog-dropping, wrijvingen tussen kinderen en opvoeders enz. BD: De vorm waarin het poppenspel gebracht wordt hangt alleen af van de mensen die het brengen. Daar heeft TV niets mee te maken. Het medium schept gewoon kansen, het brengt wat er is. Het is ook de taak niet van de TV zaken te gaan forceren, eenzijdig te belichten of een mentaliteit te gaan veranderen. TV kan wel deuren openen, wegwijzers plaatsen, nog mogelijkheden scheppen maar... de poppenspeler brengt wat hij kiest of aankan.
DV: Is er dan een beleid op dit vlak?
BD: Onze BRT is zeer poppenspel-minded. Wat niet hetzelfde is als een beleid. Dat kan de TV gewoon niet voeren. Wanneer ik gewoon twee jaar terugblik en de theaters tel die aan bod konden komen, dan zijn dat er zeker een twintigtal. Op ongeveer 150 theaters betekent dat 15%. Gesmeerd over een viertal jaren wordt dat procent beduidend hoger; met andere woorden, wie een bepaald peil bereikt heeft krijgt een kans. Maar de BRT gaat verder. Ze schiepen kansen om Reynaert de Vos, De Passie van ons Heer en Waar de Ster bleef stille staan, te verfilmen. Of beter, ze namen het risico. De ene produktie lukte beter dan de andere en er waren een boel mensen die zich dankbaar negatief vastbeten in minder gelukte dingen, maar ze vergaten dat de enige manier om wat te leren het doen is én het verbeteren van eigen fouten. Of zaten er achter de kritiek totaal andere motieven?
DV: Een tijdje geleden zei Sergei Obrastzow mij in een gesprek: ‘Poppenspel is een gevaarlijk iets. Je kan ermee tot in het diepste van een kind of van een volwassene dringen. Daarom ben ik altijd zo bang als ik een uitzending maak voor de televisie. Daar kijken miljoenen naar...’
FN: Ik vind dat Obrastzow er zich gemakkelijk van af maakt. Of je nou voor miljoenen mensen speelt of tien... dat maakt geen verschil, je verantwoordelijkheid blijft dezelfde. Het is niet de quantiteit van mensen die gaat bepalen welke normen je gaat aanleggen... elk kind is belangrijk. Dat ene kind dat misschien maar naar een repetitie komt kijken is even belangrijk dan de miljoenen voor de beeldbuis.
DV: Het hoofdaccent van Obrastzows gezegde lag niet op het getal, wel op het gevaar... FN: Ik geloof echt dat het gevaar van poppentheater niet groter is dan om het even welke communicatievorm. Het hangt gewoon af van de poppenspeler; als hij gewoon verwaarloost wat hij zou moeten doen, dan kan hij inderdaad schade berokkenen bij kinderen, al moet je zoiets toch ook niet overdrijven, maar gevaar zit erin, dat is zeker. Ik kan daar misschien een voorbeeld van geven. Wanneer een speler een soortement algemeen Nederlands gebruikt, dan mag hij niet vergeten dat het kind dat soortement Nederlands dat vol fouten zit, als taalconfrontatie krijgt. Dat het kind door de essentie van het drama, de identificatie, dat het kind zich ook gaat identificeren met de taal van dat personage, dat het dus een soort verkrampt Nederlands gaat spreken.
BD: Het gevaar ligt bij ons - voor mij althans - anders. Wanneer een bepaalde produktie minder goed is dan vormen niet 80 toeschouwers, maar 800.000 kijkers of meer, een mening... en na enkele minder goede voorstellingen betekent dat heel wat.
DV: Op de tentoonstelling over het poppenspel te Strombeek-Bever, was er een aparte stand voor TV-poppen. Zijn die poppen dan anders en zo ja, aan welke normen moeten zij beantwoorden?
BD: Zeker, poppen gebruikt voor film of TV eisen veel meer zorg en afwerking. Ze moeten glad zijn, anders beschilderd en ze moeten een beweegbare mond hebben.
Metalen knopen, glazen ogen of sieraden kunnen door hun weerspiegeling gans de boel bederven. Waar een kop in de zaal ruw is, voor het spel van licht en schaduw, zelfs vaag en ongelijkmatig uitgesneden, is de ‘andere’ kop het tegenovergestelde. Er is zelfs nog een kleurenonderscheid tussen film en TV. Voor de film meer harde kleuren, voor TV meer pastelkleuren.
DV: Poppenspelen voor volwassenen die door de BRT werden gemaakt, ik denk hier aan de ‘Passie van Ons Heer’, ‘Waar de Ster bleef stille staan’ en ‘Van den Vos Reynaerde’... stuk voor stuk klassieke werken. Zijn er dan geen auteurs die moderne, hedendaagse stukken kunnen schrijven?
FN: Er zijn uiteraard moderne stukken. Maar die stukken worden niet voor televisie geschreven omdat daar geen markt voor is. We zitten weer met hetzelfde probleem als daarnet. Het zou zo moeten zijn dat de televisie opdracht geeft aan een schrijver, om voor een bepaald soort poppen (want je schrijft niet voor alle soorten poppen), een stuk te schrijven met eventueel een thema opgave. Bij
Meester Ganzeveer die steeds het gordijntje van de poppenkast opentrok (BRT-reeks Zilvermonde).
De pinguïn Pinkie uit de BRT-reeks ‘Zilvermonde’.