klokkengieter. Zo waren er b.v. in onze streken te Mechelen, Sint Truiden, Leuven, Antwerpen, Gent, Hoei, Luik, Dinant, Bergen, Nijvel. Bekende klokkengieters waren Witlox, Waghevens, Van den Gheyn, Van Aerschodt, Joris Dumery, Melchior de Haze, Omer Michaux, Sergeys. Charles Causard is het laatste voorbeeld van rondreizende gieter van Franse afkomst en behorend tot een geslacht dat sinds de 14e eeuw klokken gegoten had. De familie Causard vestigde zich in de gemeente Tellin in de provincie Luxemburg.
In de Noordelijke Nederlanden waren de gebroeders Pieter en Frans Hemony (begin 17e eeuw) zeer gekend en zij leverden in ons land bijzonder mooie beiaarden waarvan spijtig genoeg verschillende verdwenen. Zijn van hen overgebleven de beiaard van de kathedraal te Antwerpen, een te Gent, te Diest, Mechelen en Hoei (deze laatste gedeeltelijk).
In ons land hadden de Van den Gheyn's prachtig werk geleverd gedurende twee eeuwen. Ze stamden af van Guillaume van den Ghein afkomstig uit Goorle, een Hollandse gemeente in de meierij van 's Hertogenbosch. Deze werd in 1506 als burger in de stadsregisters opgenomen te Mechelen. Reeds vroeger echter t.t.z. in 1386 komt Swane van den Gheyne in de registers voor als een som geld ontvangen hebbend van de stad. Waarschijnlijk kwamen reeds vóór 1506 Van den Gheins in contact met de stad Mechelen om bestellingen uit te voeren. (Nota: de naam van den Ghein wordt in verschillende bronnen op verschillende wijze geschreven; het gaat echter om dezelfde familietak).
De nakomelingen van Guillaume Van den Ghein zijn talrijk en ze komen voor tot in 1745.
De klokkengietkunst werd doorgegeven van vader op zoon. De laatste die te Mechelen dit ambacht uitoefende stierf in 1697.
Andreas van den Ghein, broer van de laatste vertegenwoordiger van de Mechelse tak, ging elders wonen en zijn nakomelingen vindt men terug te St.-Truiden, Tienen en Leuven. Andreas werd in 1724 ontboden naar Leuven, alwaar men hem een beiaard van 2 oktaven bestelde. Vanaf dat ogenblik werd Leuven de stad der Van den Gheins.
Matthias, een broer van voornoemde, op 7 april 1721 te Tienen geboren, ontving een degelijke muzikale opleiding; hij werd op twintigjarige leeftijd orgelist te Leuven. Matthias Van den Gheyn werd een zeer bekend toondichter. Men noemt hem de ‘Bach’ van de beiaardkunst. Hij componeerde muziekstukken voor clavecimbel, orgel en beiaard, die nog hedentendage bij vele concerten ten gehore worden gebracht.
Toen in 1792 een Anna-Maximiliana Van den Gheyn, dochter van Andreas Lodewijk en kleindochter van Andreas Jozef (o1727) in het huwelijk trad met een Van Aerschodt, werd deze laatste aldus stamvader van een nieuw geslacht klokkengieters dat tot vóór de jongste wereldoorlog nog te Leuven werkzaam was.
Felix Van Aerschodt stierf in 1943. De lijn werd nu verder doorgetrokken door de familie Sergeys. Door het huwelijk van Reine-Barbe Van Aerschodt (1827-1912) met Pieter Sergeys, werd het tegenwoordige gietersgeslacht ingeluid.
Constant-Dominique (1855-1935) volgde zijn vader op in het bedrijf vanaf 1914 samen met zijn zoon François-Fernand, geboren op 11 februari 1896. In 1970 nam de zoon Jacques Sergeys de leiding van de werkzaamheden over. Vermits er meerdere takken van de 3 genoemde families in onderscheidene steden een gieterij bezaten, telt men thans het 23ste geslacht sedert 1506.
Het huidige aantal klokkengieters in West-Europa is enorm geslonken in vergelijking met vroegere jaren. De grote oorzaak ervan is de rationalisatie van het werk. Het productieproces geschiedt veel vlugger dan vroeger; machines nemen werk over van de handenarbeid. Er is minder toekomst voor de opvolgers. Verschillende bedrijven hebben moeten sluiten. Tegenwoordig lopen de territoria van de Europese klokkengieters door elkaar en vele gieters zijn genoodzaakt een nevenbedrijf te ontwikkelen. Zo hebben wij in januari een afdeling opgericht voor het gieten van beelden en monumenten.
De beiaarden echter kennen een nieuwe bloei sedert de jaren '50. Alle klokkengieters vechten voor hun werk, omdat ze van hun ambacht houden. Het zit hen in het bloed; zij dragen de kostbare voorvaderlijke kennis en ervaring in het gieten van klokken verder. Die traditie laat men zo maar niet vallen alleen reeds vanwege het respect en de eerbied voor het werk van de voorvaderen.
M. Sergeys