Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26
(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||
De provincieLimburg, Limburg allein, doa geit niks bauve, zo es do mar ein. (Jo Erens) Limburg, een ‘provincie apart’. Een stukje wereld met heide en vennen, bossen, golvende velden, het vruchtbare land van Haspengouw, het groen van de Demervallei, de zoete Maasgouw, het heerlijk Kempenland... Dat alles wordt aan de toerist aangeboden als een ruiker bloemen. Limburg is een jonge provincie, het toerisme is pas enkele jaren uitgebouwd. De bevolking, minzaam en gastvrij is erg behoudsgezind. Daardoor schoof de taalgrens er niet op, iets wat de Limburger van zijn buren niet kan vertellen. Als officiële taal heeft de Limburger het ‘Nederlands’, maar daar hij nogal zeer kort bij Duitsland woont, is zijn gewesttaal nogal erg doorweven met Duitse woorden en klanken. | |||||||||||||||||||||
De geschiedenisOok in het verleden heeft de Limburger moeten vechten om zijn bestaan. Daar praktisch de ganse provincie, afhing van het Prinsbisdom Luik, vind men nergens (behalve te Sint-Truiden) een Belfort als zinnebeeld van de gemeentelijke vrijheid. Wel heeft iedere vrije gemeente een ‘perron’ als vrijheidsteken, een zuil geplaatst op trappen. Hier werden door vele eeuwen heen de klokken gebruikt om aan de gemeenschap iets uit te drukken. De historische evolutie van één klok als luidklok langs de voorslag tot het machtige klokkeninstrument ‘beiaard’, is een waar verhaal van menselijke interesse en fascinering daar de klokken steeds in contact gebleven zijn met het volk in hun streven naar vrijheid en geluk. De geschiedenis van de klok strekt zich uit tot het grijs verleden. De volkeren der oudheid gebruikten reeds klokken. Deze weken naar vorm en klank sterk af van de huidige. Grote klokken werden vervaardigd uit bolgesmede en met nagels aan elkaar geklonken ijzeren platen. De nu nog gebruikte koeklokken in de bergstreken zijn daarvan een overblijfsel. Uit een mengsel van koper en tin werden kleinere klokjes gegoten in schaalvorm, men noemde ze ‘schellen’. De Chinezen gebruikten bij hun muziek verschillende klokken, ieder met een eigen doel in de muziek, vb.: één om het begin aan te geven, een ander duidde het ritme aan enz., de Romeinen hadden een kleine klok om het openen der baden aan te kondigen. Ook hadden ze een grote klok in een luidstoel opgehangen, die ze meevoerden op een wagen in hun legers. Waarschijnlijk ging het gebruik van klokken ongemerkt uit de Romeinse in de Christelijke tijd over. Door het toenemend gebruik van klokken in de 7e eeuw begon men speciale kerktorens te bouwen, die verscheidene klokken kon herbergen, ieder voor een bepaald doel. Zo had men: de vreugdeklok, de condeclock, de stormklok, de uurklok, de halfuurklok, de angelusklok. De doodsklok was oorspronkelijk een bidklok, die op verlangen van vrome stervenden geluid werd om de voorbede te vragen van de gelovigen voor een zacht en zalig heengaan. Allengs werd het gebruik overgeplaatst om het overlijden zelf aan te geven. Uit al deze gebruiken blijkt dat de klok zowel voor wereldlijke als voor geestelijke doeleinden benut werd. Door het gebruik in de kloosters de ‘bedeklok’ en ‘bedelklok’ te luiden, ontstond er soms wrijving tussen kloosters en parochiën. In de kloosters werd namelijk de ‘bedelklok’ geluid wanneer de voedselvoorraad op was. Dan moesten de burgers, bij het horen van de klok, voedsel naar het klooster dragen. Hiervan werd soms (versta: nogal veel) misbruik gemaakt. In sommige kloosters hing die klok niet meer stil. Zo kwam het voor dat klooster en parochie tegelijk aan het luiden waren, de een voor voedsel, de andere voor een gebed. In de zesde eeuw komt op een handschrift een tekening voor, waarop een monnik met een hamer aan vijf klokjes tonen ontlokt. Dit zal waarschijnlijk de voorganger van de huidige ‘voorslagen’ zijn. Later werden de klepels van de klokken aan koorden vastgemaakt. Door het trekken aan deze koorden
Andreas J. Vanden Gheyn-klok, Hasselt 1752, waarop zijn eerste werk beschreven staat (Opera primo).
ontstond het spel. Hierdoor kwam men reeds dicht bij het hedendaags klavier. De overschakeling was gebeurd van klokken die geluid werden (de klok zwiert met loshangende klepel heen en weer) naar de (onbeweegbare) beiaardklokken. De overgang van luiden naar beieren komt voor het eerst voor in een geschrift van 1738 waarin staat: de ghewaende clockenist ghebruycte vier clocken, na dat 'et my voorquam, so hadde hy de clepels aen touwen ghebonden, om dies te mackelycker dan d'en dan d'andere te connen aenslaen, ende na dat 'et scheen, so hadde die Constenaer daer selfs behaeghen in, want 'et duurde somtyds redelyk lanc, ende so aenghenaem, dat 'et macklyck iemand, die wat swak van hersens was, raesende doll sou ghemaeckt hebben. Later heeft men, dank zij de mechanische ontwikkeling, enkele klokjes een melodietje doen spelen vóór de uurslag. Door de uitbreiding van het klokkenaantal kon men dan weer later een gekend wijsje op de beiaard laten horen. Daar waar er een beiaard aanwezig is gebeurt dit nu nog, zoals te Hasselt, Sint-Truiden, Tongeren en Genk. Waar men maar enkele klokjes had, liet men deze na mekaar spelen en wel telkens zo, dat de mensen wisten of het nu het eerste kwartier rammelde, het halfuur, het derde kwartier of het uur. Deze voorslagen vinden we nog te Sint-Truiden (Festraetsuurwerk + kerk gehucht Ordingen), Hasselt (gevel uurwerkenwinkel in de Demerstraat), en in de kerktoren te Alken (Terkoest), Maaseik, Munsterbilzen, | |||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||
Bilzen en Kortessem. De beiaard is dus ontstaan uit het gebruik van luidklokken, die zelf eerst gebruikt werden om seinen te geven, het uur te slaan, het volk bijeen te roepen om de wetten af te kondigen. Later werden dan de klokken bespeeld door middel van: houten hamers waarmee men op de klok sloeg, koorden die aan de klepels van de klok bevestigd waren, het klavier dat tot op heden steeds meer geperfectioneerd werd. | |||||||||||||||||||||
BeiaardenUit het voorgaande kan U opmaken dat Limburg thans 8 voorslagen en 5 beiaarden bezit. Vooral het zuidelijk gedeelte is goed vertegenwoordigd. Buiten de voorslag te Maaseik, bevinden zich alle andere klokkenspelen in Midden- en Zuid-Limburg. Gezien vanuit de titel volgt hier een bespreking van de beiaarden in Limburg. | |||||||||||||||||||||
HasseltHoofdplaats van Limburg. In het hart van de stad heeft men naast moderne constructies de eeuwenoude Sint-Quintinuskathedraal. Deze kerk is niet het werk van één bouwmeester of van één tijd. Eeuwen heeft het geduurd eer zij haar hedendaags uitzicht verwierf. Alle kunststromingen zijn er vertegenwoordigd vanaf de Romaanse tijd tot de 19e eeuw. Toch is zij in hoofdzaak Gotisch. Het onderste gedeelte van de toren bestaat uit ruwe ijzersteen en dateert nog uit de Romaanse periode 12e-13e eeuw. De bovenverdieping, in Vroeggotische stijl werd omstreeks 1240 gebouwd. De huidige torenspits en beiaard dateren uit de 18e eeuw. Toen op 13 mei 1725 de torenspits door de bliksem werd getroffen en vernield betekende deze ramp het einde van het oude klokkenspel dat sedert de aanvang van de 16e eeuw (± 1530) geleidelijk ontwikkeld was uit een voorslag. In 1729 kwam een akkoord tot stand met de rondreizend Lorreinse gieter Antoon Bernard voor levering van 32 klokken, die samen met 3 behouden luidklokken een beiaard van 3 oktaven zouden vormen. De keuring van deze gieting in 1731 viel negatief uit. De klassiek geworden pogingen tot verbeteren en herstemmen volgden met, zoals gewoonlijk, een mislukte beiaard van 13.944,5 pond als resultaat. Ondertussen had men reeds Jean-Joseph Anrion, ‘meestercariollonist uit Soigny’ tot beiaardier gebombardeerd. In 1751 kwam de bliksem nogmaals een handje toesteken. Brand teisterde de toren en men borg de klokken in de stadsschuur. Daar werden ze in 1751 door Matthias vanden Gheyn, klokkengieter, gekeurd. Deze moest de slechte klokken hergieten en de beiaard terug speelklaar opstellen. Twaalf klokken van Bernard van 1729 bleven behouden en A.J. vanden Gheyn goot er 30 nieuwe bij. Alzo bekwam de beiaard een uitgestrektheid van 42 klokken. Dit was het eerste belangrijk werk van deze toen 24-jarige gieter. Een onbekende dichter gaf lucht aan zijn bewondering voor dit klokkenspel door het dichten van 300 verzen in zijn ‘Triumphdicht over den nieuwen Carlejon’. Aldus luidt de plezierige aanhef: Comt nu sotten, ende wijsen / desen carlejon te prijsen / al sijdt gij creupel ofte manck / sieck, melankolijck ofte cranck... Voor een uitstekende wekkering zorgden Gielis de Beefe en zijn zoon Nikolaas in 1752. Deze keer bereikte men een zuiverklinkend geheel. In 1911 werden de hervormingen aan het klavier en de beiaardmechaniek toegepast naar Mechels model, door Jef Denyn aanbevolen. Later komen nog Fr. & J. Sergeys onwelluidende klokjes hergieten, en nieuwe bijvoegen, in totaal 23 stuks. In 1971 wordt de firma Petit & Fritsen gelast de beiaardmechaniek nieuw in te richten. Deze voegen 2 klokjes bij zodat thans de beiaard is samengesteld uit 50 klokken met een totaalgewicht van 11.739 kg waarvan: 12 klokken A. Bernard: 1729, 1731; 13 klokken A.J. vanden Gheyn: 1751, 1752; 23 klokken Fr. & J. Sergeys: 1938, 1958, 1965; 2 klokken Petit & Fritsen: 1971. Er bevinden zich, buiten de grote luidklok van ± 3.335 kg (die aangekoppeld is aan het beiaardklavier) nog drie luidklokken waaronder één oude klok, vermoedelijk gegoten in 1540 te Kuringen die nog altijd dienst doet als luidklok. Deze klok komt uit de Abdijkerk van Herkenrode-Kuringen die in 1826 afbrandde. Gekende beiaardiers te Hasselt waren: J. Arrion 1730, A. Baerts 1752, W. Baerts 1778, Pierloz Godefroid 1834, W. Servais 1834, Gérard Pierloz 183, Th. Hamoir (o 1813 - † 1912), A. Hamoir 1912. Thans bespeelt stadsbeiaardier René Vanstreels de beiaard, alle feestdagen en op iedere marktdag, d.i. elke dinsdag en vrijdag van 9.30 u tot 10.30 u. Hij verzorgt ook de beiaardconcerten in het teken van de Basilicaconcerten te Hasselt. Tevens worden er in het toeristisch seizoen nog concerten gegeven door gastbeiaardiers zowel uit België als uit den vreemde. | |||||||||||||||||||||
Sint-TruidenSint-Truiden, hoofdstad van het vruchtbare Haspengouw is thans de enigste Limburgse stad die twee beiaarden bezit. Een oud klokkenspel in de toren van het Belfort en een tamelijk jonge beiaard in de toren van de Basiliek van Kortenbos. | |||||||||||||||||||||
Belfort-StadhuistorenIn het archief en in de abdijkronieken van Sint-Truiden worden zeer vroeg klokken geciteerd. Hun enig doel beperkte zich tot het tot stand brengen van een betrekking tussen de magistraat en de poorters. In 1348 is er sprake van een klok die de vorderingen van de raad reglementeerde. Op haar slag verklaarde een raadslid uitvoerbaar de beslissingen van het stadsbestuur in het openbaar. In 1529 werd er door een klok begin en einde van de dagtaak aangegeven. Eveneens is er in de kroniek en het archief reeds vroeg sprake in verschillende stedelijke reglementeringen van de ‘Banclock’. In 1366 krijgen we een nader inzicht van de functie van deze ‘Banclock’. Op de slag van deze klok zullen de keuren van de instelling der gemeente openbaar gemaakt worden door twee regerende heren: Jan van Arckel, Prinsbisschop van Luik en Zacheus van Vranckenhoven, Abt van Sint-Truiden. In de 17e en 18e eeuw bleven te Sint-Truiden nog steeds klokken vermeld die bijzondere opdrachten werden opgedragen. De Truidense ere-beiaardier, Anatole van Assche, meent te mogen beweren dat de eerste stadhuistoren in het begin der 16e eeuw een uurwerk met kleine beiaard bezat. In 1600 viel ‘deur swaer tempeest’ het bovenste gedeelte van de Gotische Belforttoren naar beneden en aldus werd het toen bestaande klokkenspel vernield. Van dit klokkenspel weten we enkel dat het sinds de aanvang van de 16e eeuw bestond, regelmatig met zijn deuntjes de tijd aankondigde en bij elk feest of blijde intrede werd bespeeld. Het in 1606 heropgerichte Belfort week in menig opzicht af van het voorgaande. Thans vertoont het een slanke vierkante onderbouw uit bak- en mergelsteen en bekroond door een achtkantige houten lantaarn met peervormige spits. In 1606 werd het herstel aan het klokkenspel en uurwerk toevertrouwd aan Jan Bodry uit Hoei. De nu nog bestaande uurklok werd door hem gegoten. In 1628 werd Briers als beiaardier aangesteld. Zijn taak zal erin bestaan: opwinden en regelen van het uurwerk, iedere maand een nieuwe wijs steken, de beiaard bespelen op Kerstmis, bij plechtige feesten, enz., zijn wedde bedraagt 40 florijnen | |||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||
Beiaardtoren van Genk.
per jaar. In 1683 werden meerdere kleine klokken verkocht aan de heer van Rijckel. Nicolas Legros, klokkengieter uit Luik krijgt in 1751 de opdracht een nieuwe beiaard en trommel te gieten. Het stadsbestuur bezorgde hem hiertoe de beschikbare klokkenspijs van het Belfort, aangevuld met de klokken van de O.-L.-Vrouwetoren die in 1668 was ingestort. Dit klokkenspel was klaar in 1752 en bestond uit 37 klokken, 9.162 pond wegende. In 1753 maakt Gillis de Beefe uit Luik het uurwerk dat aangepast wordt voor het spelen van wijsjes op uren, halfuren, kwarturen en voorslagen met de klokken van de beiaard. Dit werk was af in 1754. De stemming van de klokken moet echter ver van volmaakt geweest zijn, daar in 1754 de nog jonge Leuvense gieter A.J. vanden Gheyn zich te Sint-Truiden kwam vestigen om enige klokken door uitdraaien juister te stemmen en haast alle andere te hergieten. Het randschrift van een klok vermeldt dat hij hiermee zijn ‘opera secunda’, dus zijn tweede beiaard voltooide (twee jaar ervoor had hij flink werk geleverd te Hasselt). De experten verklaarden dat de verbeterde Carillon van vanden Gheyn een doorgedreven volmaaktheid bereikt had. De stad had nu een volmaakt klokkenspel en dacht dat ook de beiaardier iemand moest zijn die op de hoogte was van de muziek en tevens de kunst van het klokkenspel moest bezitten. Arnold Hoebrechts van Tienen werd
Belfort van St.-Truiden.
laureaat van de wedstrijd, uitgeschreven door de stad, en trad in functie op 16 november 1754. Later werden er nog klokjes hergoten door Andreas Jozef en Andreas Lodewijk vanden Gheyn, door Van Aerschodt, Michiels, Sergeys en De Mette. In 1905 vernieuwde de Nederlandse firma Eysbouts het beiaardmechanisme, herstelde het uurwerk en verving het ‘tappenklavier’ door een klavier met grote pianotoetsen De bedoeling was de beiaard bespeelbaar te maken door een pianist. De toenmalige beiaardier Gustaaf Timmermans verklaarde dat dit klavier het klokkenspel onmogelijk bespeelbaar maakte en hij diende ontslag in. De Truienaar Anatole Van Assche volgde hem op. In 1930 herstelde De Mette van Aalst het mechanisme en gaf de beiaard zijn ‘tappenklavier’ terug. Tevens voegde deze 3 kleine klokjes bij het hoogste oktaaf, zodat de beiaard 41 kokken telde met een gezamelijk gewicht van 4.200 kg. De klokkenzuiverheid van de Truidense beiaard was een der meest opgemerkte. Later werd, samen met A. Van Assche, Edward Loos beiaardier van de stad. Deze was een gekend en gevierd beiaardcomponist in binnen- en buitenland. In 1968 werd, na het afsterven van E. Loos, Noël Reyders als stadsbeiaardier benoemd. Deze bespeelt de reeds erg versleten beiaard iedere vrijdag van 19.30 u tot 20.30 u en elke zondag van 17 tot 18 u. Ook worden er door hem concerten gegeven in het teken van de jaarlijkse Basilicaconcerten.
Beiaardtoren van de basiliek van Kortenbos (St.-Truiden).
De rammel speelt:
Er is tevens een korte ‘fantasie-slag’ op elk halfkwartier. De beiaard is samengesteld uit:
Spijt alle zorg die in het verleden besteed werd aan deze beiaard om hem zo goed mogelijk te doen klinken, is zijn toestand thans zo slecht, dat er praktisch niet meer degelijk op te spelen is. Door het volledig versleten mechanisme is het onmogelijk geworden de afstanden tussen klavier en klok nog juist te regelen, tevens is het beiaardspel er zo stroef op geworden dat de beiaardier zijn handen moet beschermen met speciaal gemaakte handschoenen. | |||||||||||||||||||||
KortenbosDe tweede beiaard op het grondgebied van Sint-Truiden bevindt zich te Kortenbos in de toren van de basiliek. Hier wordt O.-L.-Vrouw | |||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||
Het opschrift op de tweede luid- en beiaardklok van Kortenbos.
vereerd als ‘Patrones van Limburg’. Vooral in de zomermaanden en de mei-maand zijn hier vele pelgrims. De kerk, opgetrokken in rode baksteen en waarvan de toren een spits heeft met vier hoektorentjes, bezit een beiaard van 27 klokken, gegoten door Marcel Michiels Jr. te Doornik in 1954. Het totaal gewicht van de klokken in de toren is 5.252 kg. Op zondag 12 september 1954, feest van de Naam Maria, had de plechtige ingebruikname en inspeling plaats. De inrichting van klavier, mechanisch spel en torenuurwerk werd geplaatst door de Firma Leon van Rie uit Quaregnon. Het geheel stond onder het advies van Staf Nees, toenmalig stadsbeiaardier van Mechelen en directeur van de beiaardschool. De klokken zijn bespeelbaar door een stokkenklavier. Het manuaal heeft 24 toetsen (stokken), het pedaal 17. De laagste 14 manuaaltoetsen zijn aangekoppeld aan het pedaal. Mechanisme van uurslag, uurwerk, trommel en beiaardklavier zijn ondergebracht in een nieuw bijgebouwde tussenkamer. De rammel speelt: uur: Lied van O.-L.-Vrouw van Kortenbos (Z.E.P. Quirinus) eerste kwartier: motief Ave Maria (gregoriaans) halfuur: Limburgs volkslied (H. Tijssens) derde kwartier: motief Salve Regina (gregoriaans). Alhoewel deze beiaard maar 27 klokken bevat en dus een zekere beperkte bespeelbaarheid bezit, mag Kortenbos toch terecht fier zijn een beiaard bij zijn cultureel patrimonium te kunnen rekenen. De beiaard is eigendom van de kerk en wordt zeer goed onderhouden. Thans wordt deze beiaard bespeeld door Tony Vissers die ook de functie van kerkorganist te Kortenbos waarneemt. | |||||||||||||||||||||
TongerenNa 18 eeuwen drukt de Romeinse periode nog altijd haar stempel op de stad. Het kenteken dezer stad is het standbeeld van Ambiorix met op de achtergrond de imposante, nooit voltooide kerktoren. Toen de oude Romaanse toren van 1249 bouwvallig werd, bouwde men 99 jaar aan de nieuwe toren, van 1442 tot 1541. De stenen spits is er nooit op gekomen. In deze basiliektoren bevindt zich een beiaard van 42 klokken. Het eerste klokkenspel, op last der stad in verstandhouding met het kapittel werd door Roch Grongnart uit Dinant gegoten in 1586. Op 1 september 1587 wordt Filips Innocet van Rijsel tot beiaardier benoemd. Op 7 mei 1598 sloeg de bliksem in de toren. De brand die daarop volgde vernielde de ganse beiaard. Hetzelfde jaar besloot men de beiaard te hergieten. Roch Grongnart goot de grote klok (3.439 pond) terwijl Hendrik Slouck uit Dortmund 12 kleinere klokjes voor zijn rekening nam (samen 8.443 pond). Op 17 oktober van datzelfde jaar bestelde men nog 5 klokjes bij Hendrik Slouck. Jan Craenen uit Gereonweiler goot in 1599 de Mariaklok, 2.997 pond zwaar. Samen met het later toevoegen van nog enkele klokjes was dit de tweede beiaard te Tongeren. De Franse bevelhebber Calvo van Maastricht deed tijdens de nacht van 28 op 29 oogst 1677 de stad in brand steken. Ook de toren en beiaard werden een gemakkelijke prooi voor de vlammen. Gezien de berooide toestand van de stadskas, besloot het Magistraat in 1690 de eigendom van de O.-L.-Vrouwtoren aan het Kapittel af te staan op voorwaarde dat het Kapittel alle herstellingskosten op zich zou nemen. Pas in 1782 kreeg de Luikse gieter François Chaudoir vanwege het Kapittel de opdracht een reeks van 33 kleine klokken te vervaardigen. Reeds daarvoren waren 9 zwaardere klokken in de toren opgehangen als luidklokken. Deze waren gegoten door Simon, Bernard, Grongnart en Chaudoir. Door toevoeging van die 33 kleinere klokken, verkreeg men thans een beiaard van 42 klokken, die nu nog dienst doet en 7.687 kg weegt. Voor de wekkering deed het Kapittel een beroep op de Luikenaar Gilles Rouma. In 1913 hergoot de firma Michiels-Moeremans van Mechelen nog 2 klokken. Alzo komen we tot de huidige samenstelling van de beiaard; 42 klokken waarvan: 35 gegoten door Chaudoir 1782, 2 gegoten door Michiels Sr 1913, 5 gegoten door J. Simon, A. Bernard, P. Grongnart en Sergeys. Vanaf 1877, het jaar van de afbraak van de spits, waren er geen beiaardbespelingen meer tot op 19 juli 1914 Jef Denyn de herstelde Tongerse beiaard kwam inhuldigen. In 1939 kwam Jef Denyn, alsmede diens opvolger Staf Nees naar Tongeren om nogmaals verbeteringen aan de beiaard aan te brengen. Thans wordt deze beiaard bespeeld door Albert Van den Born, dit elke donderdag om 10 u en op de feestdagen. Ook worden er concerten gegeven door de stadsbeiaardier en vreemde beiaardiers in het teken van de Basilicaconcerten die elk jaar plaatsgrijpen in het toeristisch seizoen. De automatische trommel telt 9.360 gaten om de melodie te noteren voor uur-, eerste kwartier-, halfuur- en derde kwartierslag. Ook hier is er een korte slag bij elk half kwartier. | |||||||||||||||||||||
Genk35% van de bevolking zijn vreemdelingen. 31 nationaliteiten wonen er samen. In de toren van de Sint-Martinuskerk, de ‘Kathedraal der Kempen’, bevindt zich een beiaard van 52 klokken, wegende 11.576,8 kg. Deze werd gegoten door Petit & Fritsen in 1960. | |||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||
Dit klokkenspel, de benjamin van de Limburgse beiaarden, werd een reuzenkind, dat in omvang niet alleen zijn oudere broers (Hasselt, Sint-Truiden, Tongeren) maar menig beiaard van Nederland en België overtreft. Het gemeentebestuur had reeds in de jaren 1950-'53 op financieel vlak voor een belangrijk deel bijgedragen in de bouw van de dekanale Sint-Martinuskerk. Als kroon op dit belangrijk werk keurde de gemeenteraad in 1960 eenparig de nodige kredieten goed voor het plaatsen van een beiaard. De bourdonklok weegt 2.339 kg., het kleinste klokje 8,4 kg. Het gehele speelwerk is ondergebracht in een moderne stalen cabine welke in de klokkenstoel is meegebouwd. Adviseur voor deze beiaard was wijlen Staf Nees, voormalig directeur van de Beiaardschool te Mechelen. Op 39 klokken is er een elektrisch-automatisch speelwerk aangebracht dat elk kwartier een wijsje laat horen. Jos De Greeve was hier de eerste Genkse beiaardier. Na zijn dood werd hij opgevolgd door Jos Wauters die de beiaard bespeelt elke donderdag tijdens de markturen en elke zondag van 11.15 u tot 12.15 u. Tijdens het toeristisch seizoen wordt er ook elke donderdagavond gespeeld van 20 u tot 21 u. | |||||||||||||||||||||
TerugblikZoals u hebt kunnen vaststellen bij het lezen van dit artikel, is thans geen enkele beiaard in Limburg zonder beiaardier. Er zijn regelmatige bespelingen en concerten op elk klokkeninstrument. Limburg is een levende beiaardprovincie. De stadsbeiaardiers van Hasselt, Sint-Truiden en Tongeren behaalden hun einddiploma aan het Internationaal Hoger Instituut voor Beiaardkunde (Kon. Beiaardschool ‘Jef Denyn’) te Mechelen, terwijl de Genkse beiaardier er thans de lessen volgt. Dit om de hoge artistieke waarde aan te duiden die men bij het beluisteren van beiaardbespelingen en concerten op de Limburgse beiaarden mag verwachten. Als Limburger ben ik dan ook fier, in de gelegenheid geweest te zijn om u mijn Gouw als Beiaardprovincie te kunnen voorstellen. Ik hoop dat u, bij het beluisteren van onze beiaarden, het mooie zult ontdekken, waarvoor onze voorouders zoveel overgehad hebben om hun behoud en culturele waarde. Thans ligt de taak bij de stadsbeiaardiers en hun gemeente- en kerkbesturen om het Limburgs beiaardpatrimonium zo hoog mogelijk te houden en uit te bouwen tot een volwaardig kunstbezit waaraan het volk, beiaardliefhebbers en beiaardkenners hun gading vinden. Daar de beiaard als instrument zijn welvaart te danken heeft aan de Vlaamse streken, is hij bij ons een ‘folkloristisch’ instrument. Vermits ook hier de beiaardiers een meer dan degelijke opleiding krijgen, en dezen kunnen wedijveren met alle anderen over de ganse wereld, is de beiaard ook een modern instrument dat stilaan maar zeker in de belangstelling komt. De beiaard is een bindteken, niet alleen voor de inwoners van de stad waar hij geplaatst is, maar ook voor de toeristen en voor alle volkeren tot wie het klokkenspel een taal spreekt die over de gehele wereld dezelfde is en door alle mensen wordt verstaan, de taal van de muziek. Eindigen we dan met een gezegde van een der voortrekkers van onze Beiaardschool te Mechelen, de heer M. Rice: ‘Beiaardspel, goed beiaardspel, is heilzaam voor een volk en zijn land’. | |||||||||||||||||||||
Geraadpleegde literatuur.
Noël Reynders Stadsbeiaardier, Sint-Truiden |
|