meer uitgebreid en drukker zodat we nu dagelijks de reusachtige straalvliegers (zoals de ‘Jumbo's’ van het type Boeing 747), die een lange aanloop nodig hebben om op te stijgen, met oorverdovend lawaai rakelings boven de beiaardkamer zien scheren. Zoals de zaken nu staan, komt die spits nooit meer erop. Het ‘voorlopig’ dak is intussen zover versleten dat de regen ongenadig binnensijpelt en het beiaardmechanisme reeds grondig verroest is zodat het instrument onbespeelbaar geworden is... Nochtans verdienen de merkwaardige klokken belangstelling.
In 1549 werd er reeds te Steenokkerzeel ‘gebeierd’ door de koster op de feestdag van St.-Rumoldus (1 juli) op een 3-tal klokken. Vanaf 1574 kwamen talrijke bedevaarders St.-Bernardus (medepatroon der kerk) vereren; een gedeelte van hun offergeld werd o.a. besteed om het aantal klokken uit te breiden. In 1595 waren er vijf; in 1614 acht en in 1626 leverde de Nijvelse gieter Jan Tordeur nog vijf speelklokken bij, die nog altijd bestaan in de huidige beiaard. Ze werden in 1632 en volgende jaren bespeeld door Jan van Vlesselaar, zoon van de koster.
In 1702 werd de beiaard nogmaals uitgebreid door de Lierse gieter Alex Jullien, waarbij de Brusselse beiaardier Paul Nijs adviseerde (dezelfde die in 1714 z'n St.-Niklaastoren zo ijlings moest verlaten toen deze begon in te storten!).
In 1733-35 werden de Jullienklokken uit de beiaard verwijderd behalve de zwaarste speelklok (200 kg en 69 cm ø) die nog steeds de basis van het klokkenspel is. We vermoeden dat een Jullienklokje van 1702, thans bewaard in het torenmuseum te Halle, van Steenokkerzeel afkomstig is. Tijdens dezelfde periode kwamen er 33 nieuwe beiaardklokken van een lid der vermaarde familie Van den Ghyn die sinds 1506 tot heden niet minder dan 23 klokgieters heeft voortgebracht van vader op zoon of van oom op neef tot de laatste vrouwelijke Van den Gheyn met een Van Aerschodt huwde, die ook een paar generaties klokgieters leverde (waarvan een klok te Steenokkerzeel uit 1877). Vandaag zet J. Sergeys, langs vrouwelijke zijde afstammend van Van Aerschodt, nog steeds te Leuven het eeuwenoude klokgietersbedrijf voort.
Omstreeks 1733 ging de kosterszoon Matheus Van Frachem van Steenokkerzeel leren beiaard spelen bij zijn voornaamgenoot Mathias Van den Gheyn te Leuven - de beroemdste beiaardier der 18e eeuw - terwijl diens broer Andreas-Jozef toen de vermaardste klok- en beiaardgieter van Zuid-Nederland was. Van hem is de nog steeds bestaande grootste luiklok te Steenokkerzeel, jaar 1784 met een ø van 1,32 m en een gewicht van 1.400 kg.
Toen in 1922 de ‘tussenverdieping’ aan de toren toegevoegd werd (op initiatief van pastoor Lemmens) moest de beiaard eruit tijdens de duur der werken. Hij werd dan tentoongesteld te Mechelen (t.g.v. een internationaal Beiaardcongres aldaar, waaruit de stichting van de Beiaardschool volgde). Na de herplaatsing in de toren telde het klokkenspel 41 exemplaren, met de drie reeds aanwezige luiklokken, wat het totaal op 44 bracht. Jef Denyn huldigde de gerestaureerde beiaard in op 10 juni 1923. Daarna werd hij verder bespeeld door Antoon Elskens, laureaat van de Mechelse beiaardschool en die als koster-organist ook reeds zijn gouden jubileum vierde.
Een grote ijzeren speeltrommel bij het uurwerk zorgde voor de kwartieraria's. Jammer genoeg moeten we alles in de verleden tijd schrijven want toen we op 27 oktober 1973 de beiaard bezochten, was deze volkomen verwaarloosd en stilgevallen vooral wegens dat lekkend torendak. De historische klokken, die er nog allemaal zijn, kunnen gelukkig door regenwater niet aangetast worden.
In overleg met het huidig kerkbestuur (eigenaar van de beiaard) hebben we een restauratieplan opgesteld waarbij de drie luiklokken zouden aan het klavier gekoppeld worden zodat de beiaard aanzienlijk zou verzwaren (want hij is thans een beetje te licht en in wanverhouding met de robuste toren). Tevens is een uitbreiding voorzien met een 5-tal nieuwe klokken waardoor het totaal aantal op minstens 49 zou komen.
We wachten nu op de goedkeuring van onze plannen door ‘hogerhand’ en... de nodige subsidies doch we weten dat de administratieve molen langzaam maalt. Dus: nog even geduld en we hopen dat de inwoners van Steenokkerzeel in de nabije toekomst opnieuw muzikale klanken uit hun toren zullen horen, dit in tegenstelling met de dreunende ‘geluidshinder’ der voortdurend opstijgende vliegtuigen, dag en nacht, in het nabije Zaventem.
We blijven ons inspannen om te Steenokkerzeel een merkwaardig klokkenbezit van ondergang te redden.
Hiermede zijn we ‘rond’ met ons bezoek aan twee steden en drie landelijke gemeenten, gelegen in een nog grotendeels ongerepte streek, waar overal de beiaardklanken ons tegemoet waaien.
Vermelden we nog dat ook te Meise reeds jarenlang mooie brochuurtjes verschijnen van de programma's der gespeelde concerten; dat aldaar een rustige luisterplaats is in een enig mooie dreef met kastanjelaars waar, speciaal voor dit doel, een vijftal ‘beiaardbanken’ geplaatst werden.
Tot besluit: van de vijf beschreven beiaarden werd alleen die van Meise destijds op een fonoplaat vastgelegd en dan nog maar een kort stukje (5 minuten) te midden van 9 andere Vlaamse beiaarden. De oude beiaard van Grimbergen kwam vroeger soms al eens in de radio; de nieuwe helaas nog niet.
De prachtige beiaard van de Brusselse kathedraal evenmin. De hernieuwde beiaard van Halle is vóór een paar jaren wel eens op de TV geweest, als achtergrondmuziek voor een wedstrijd tussen 4 Limburgse scholen: ‘Wie weet wint’. Van dit klokkenspel bestaan er ook bandopnamen, echter in privé-bezit. In de streek van Halle is er nog een ijzergieterij die destijds ook wel eens klokken produceerde (te Sint-Pieters-Leeuw) en waarvan een voorslag hangt op de Don-Bosco-kerk te Buizingen. Ook het nabije Vlezenbeek kreeg onlangs een voorspel van enkele nieuwe klokjes maar dat brengt allemaal niet veel aarde aan de dijk. Wat we nodig hebben zijn: enkele nieuwe beiaarden in West-Brabant, volwaardig uitgerust met klavier en dan denken we hierbij aan enkele torens in Brusselse voorsteden zoals: de H. Hartbasiliek te Koekelberg; de O.-L.-Vrouwekerk te Laken; de gemeentehuistorens van b.v. Vorst, Sint-Gillis en Schaarbeek, die a.h.w. ‘geknipt’ zijn op maat om een behoorlijke beiaard te herbergen.
Vlááms van oorsprong zijnde, zouden een aantal bronzen stemmen een stukje Vlaamse aanwezigheid in voornoemde plaatsen kunnen brengen. En niemand zou dat kunnen kwalijk nemen vermits muziek niet taalgebonden is doch internationaal en eeuwig in ruimte en tijd. Vooral klokkenmuziek weerklinkt voor alles en voor iedereen zonder enig onderscheid; bovendien gratis in open lucht, zowel voor rijke als arme mensen.
We eindigen met de woorden van de Rubenscantate (in dit Rubensjaar!) en zingen samen met onze grootste Vlaamse toondichter Peter Benoit: Dan mocht de beiaard spelen... Ook en vooral in ons geliefd Brabant.
Gaston Van den Bergh
Beiaardier te Mechelen en Halle