Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26
(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd1. De Sint-PieterstadsbeiaardDe Sint-Pieterskerk bevindt zich in het centrum van de stad tegenover het gelijktijdig gebouwde stadhuis. Met de bouw van de kerk werd een aanvang gemaakt voor het jaar 1000. Het is een meesterwerk van de Brabantse gotiek. De toren boven de hoofdingang zou de basis gevormd hebben voor drie hoge torens (middenste 165 m) doch, omwille van de bodemgesteldheid, moest hiervan afgezien worden. Reeds in 1434 werd er in de toren gebeierd op de ‘appeelkens’ en op de uur- of werkklok. In 1525 leverde de Mechelse klokkengieter Pieter Waghevens een kleine beiaard bestaande uit een reeks van acht klokken, grotendeels ontstaan uit het hergieten van de werkklok. Deze beiaard van één octaaf werd geplaatst in de bovengenoemde toren. Deze was voorzien van een klavier om, bij feestgelegenheden, melodietjes te laten horen en om het halfuur de tijd te melden. In 1562 werd de Mechelse gieter, Pieter Van den Gheyn, aangezocht om deze beiaard uit te breiden, doch de plannen konden toen niet uitgevoerd worden. In 1693 werd er een nieuwe poging gedaan tot uitbreiding, doch voor de tweede maal werd ervan afgezien, omwille van de hoge uitgaven. In 1724 werd door het stadsbestuur beslist dat Leuven een nieuwe beiaard met twee octaven diende te hebben. Met de gieter Andreas-Frans Van den Gheyn werd een overeenkomst afgesloten om een beiaard te leveren, bestaande uit 23 klokken. De klokkengieter, die in Tienen woonde, nam zijn verblijf te Leuven en, drie jaar later, meldde hij dat de nieuwe beiaard geplaatst was. Na de keuring door de klokkencommissie, werd in het verslag meegedeeld dat de 23 klokken moesten bijgewerkt worden. Andreas-Frans hergoot deze, maar niets kon baten. Het was en bleef een middelmatig instrument. Op deze beiaard heeft een zoon van de gieter, en wel de beroemde stadsbeiaardier Mathias Van den Gheyn, veertig jaar zijn talent als virtuoos en componist bewezen. Omstreeks 1800 was de beiaard volledig in verval en twee van de voornaamste klokken waren gebarsten. In 1810 werd de stad eindelijk eigenaar van een volwaardige beiaard. De Heren van de abdij van Park-Heverlee stonden hun beiaard, bestaande uit 40 klokken, af aan de stad, in ruil voor de stadsbeiaard. Zij hadden deze klokken gedurende de Franse Revolutie verborgen gehouden onder de vloer van hun schuren. Alleen het verschil in gewicht zou door de stad bijbetaald worden. In 1914 werd deze volledig vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog. De huidige beiaard dateert van het jaar 1932 en bestaat uit 49 klokken of 4 octaven, met een totaal gewicht van 17.582 kg, en gegoten te Leuven door Vader en Zoon, Constant en Frans Sergeys. In de Tweede Wereldoorlog werd deze beiaard door de Duitsers weggevoerd, nadat ze eerst de basklok ter plaatse hadden laten springen. Na de bevrijding werden 36 van deze klokken onbeschadigd teruggevonden. Van 1947 tot 1961 werd er gespeeld op deze reeks klokken, die ondertussen opnieuw hun plaats hadden ingenomen in de Sint-Pieterstoren. In september 1961 werden de ontbrekende klokken bijgegoten door de firma Sergeys, zodat de stadsbeiaard sedertdien opnieuw 49 klokken telt. De doorsnee van de basklok bedraagt 1835 mm met een gewicht van 4436 kg. De kleinste klok heeft een diameter van 180 mm met een gewicht van 7,25 kg. Karel Peeters bespeelde deze beiaard tot in juni 1745; Mathias Van den Gheyn, van 1745 tot 1785. Zijn zoon Joost-Thomas volgde hem op en vervolgens was het de beurt van de Amerikaan Arthur Bigelow, tot 1940. Sedert het jaar 1947 wordt deze beiaard tweemaal in de week bespeeld door de stadsbeiaardier Renaat Vansteenwegen: op zondag van 12.30 u. tot 13.30 u. en op donderdag van 19.30 u. tot 20.30 u. Luisterplaats: van op de Lei en in de omgeving van het gerechtshof. | |
2. De Sint-GeertruibeiaardDeze beiaard bevindt zich in de toren van de Sint-Geertruikerk, een voormalige abdijkerk, die samen met de ernaast gelegen abdij, gebouwd werd in de jaren 1204-1206 en voor parochiale diensten werd gebruikt vanaf 1252. De kerk is te bereiken, rechts van de Mechelsestraat, in de nabijheid van het klein Begijnhof. De oorspronkelijke toren (na 1326) werd in 1380, onder de leiding van Jan van Ruysbroeck, vervangen door de huidige toren, die voorzien is van een achtzijdige spits, afgezet met vier hoektorentjes en omgord is door een balustrade. In 1944 werd de kerk en de toren zwaar beschadigd door een bombardement. In de loop van de jaren 1950-1953 werd het gebouw gerestaureerd onder de leiding van F. Vandendael en R. Lemaire. Deze sierlijke stenen naaldtoren | |
[pagina 208]
| |
De bibliotheekbeiaard.
van Sint-Geertrui bevatte sinds 1642 een kleine beiaard, bestaande uit 14 à 20 klokken, die gerestaureerd werden in 1713 en dienst deden tot in 1745. In 1776 gelastte de Prelaat de Renesse twee klokkengieters uit Leuven, nl. André-Joseph Van den Gheyn en zijn zoon André-Louis Van den Gheyn, met de uitvoering van een nieuwe beiaard. Men gebruikte daartoe de klokken van de oude beiaard. De eerste klok werd gegoten in 1776. Daarop volgden er vier in 1777, negenentwintig in 1778, en drie in 1779. In totaal dus 37 klokken. De sol-klok, de zevende, meldt dat het de eenentwintigste beiaard is welke deze klokkengieter maakte. (Volgens opzoekingen, gedaan door de Firma Sergeys, bij de restauratie van 1970, zouden er echter 38 klokken geweest zijn, in plaats van 37.) In 1801 zetten de parochianen zich in om de restauratie van de beiaard te verkrijgen. In een brief van dit jaar bevestigde de Burgemeester de Beriot: ‘que le carillon de Sainte Gertrude passait pour un des meilleurs qui existaient dans les départements réunis.’ Tussen de jaren 1843-1857, dit volgens het boek van E. Van Even, kwamen er acht klokken bij, gegoten door André-Louis-G. Van Aerschodt, waaronder een zware basklok van 7.200 pond en een andere van 2.541 pond. (Volgens de Firma Sergeys moet ook hier een vergissing in datum zijn, want deze acht klokken worden in feite bijgevoegd tussen 1829 en 1847.) Deze laatste klokken werden geschonken door P.J. Peeters, pastoor van de parochie. Op 21 september 1847 werden ze gewijd door Kardinaal Sterckx, aartsbisschop van Mechelen. De bourdonklok barstte op de vooravond van het feest van de heilige Rosalia in 1877 en bleef vijftien jaar ongebruikt, totdat ze hersteld werd in 1892 door M. Teirlinck van Zegelsem, bij Nederbrakel. De tweede klok, - ze weegt 3.700 pond, - is de oudste van de stad. Ze komt uit de
De Sint-Geertruibeiaard.
oude Sint-Michielskerk en werd gegoten in 1446 door Jan Zeelstman, klokkengieter te Mechelen. Zo zegt het trouwens de volgende inscriptie: + Michael, prepositus Paradisi, quem honorificant angelorum cives; fusa per lohem Zeelstman, anno Dni M.CCCCXLVI. (Michaël, prins van het Paradijs, die de engelen vereren, gegoten door J.Z. in het jaar des Heren 1446). Deze beiaard bestond dus uit 46 klokken, waaronder de oudste klokken van de stad, geroemd door Meester Jef Denijn. Gedurende ettelijke jaren was het mechanisme ervan onttakeld. Dank zij de toewijding van Pastoor François, werd dat mechanisme vernieuwd, onder de leiding van Jef Denijn, de kunstvaardige beiaardier van de stad Mechelen en door M. Desire Somers van dezelfde stad. Die restauratie werd plechtig gevierd op 28 november 1892. In 1923 was een herstelling opnieuw broodnodig. Het was de Mechelaar Jan Donnes, leerling aan de Mechelse beiaardschool, die deze herstelling uitvoerde op eigen kosten, en door zijn recitals de stenen toren opnieuw aan het zingen bracht. Tijdens de jongste wereldoorlog bleef de beiaard wel gespaard van de Duitse ‘wegvoeringen’, doch een luchtbombardement van de geallieerden in 1944 verwoestte niet alleen de kerk en toren, maar ook de beiaard, ten gevolge van een bom die op de toren viel en aldaar tot ontploffing kwam. De zware basklok van 7.200 pond stortte toen tien meter diep neer en bleef in haar val hangen aan een eiken balk die nu nog te zien is in de toren. In 1957 werden er, met het oog op de wereldtentoonstelling te Brussel van 1958, pogingen gedaan om de hogere instanties te interesseren voor de restauratie van de beiaard en hem op te stellen in het domein van de tentoonstelling, met de bedoeling na sluiting, alles terug te plaatsen in de toren. Maar de Staat had andere projecten voorzien en er kon op dit voorstel niet ingegaan
Beiaard van Diest.
worden. In 1968 werden opnieuw schattingen gemaakt en, na goedkeuring en belofte van staatstussenkomst, werd het lastenkohier opgemaakt. Op 1 mei 1970 namen de werken een aanvang en op 20 juni 1971 kon de beiaard ingespeeld worden. Deze restauratie werd uitgevoerd door de Firma Sergeys uit Leuven (beiaardklokken) en de Firma Clock-O-Matic uit Herent (mechanisch en elektrisch gedeelte). De beiaard werd uitgebreid tot 49 klokken of vier octaven. De basklok heeft een gewicht van 3.750 kg en een diameter van 1.745 mm. De kleinste klok weegt 7,1 kg en heeft een doorsnee van 179 mm. De huidige Sint-Geertruibeiaard, met een totaal gewicht van ± 14.100 kg, werd gerealiseerd in de loop van drie opeenvolgende eeuwen, en wat een zeldzaamheid is, door éénzelfde familie van Belgische klokkengieters, nl. de families Van den Gheyn, Van Aerschodt en Sergeys. Opmerkelijk is ook het feit dat deze beiaard nog steeds 30 klokken Van den Gheyn bevat. Wat de bespeling betreft, is de beiaard, spijtig genoeg, slechts aangewezen op gelegenheidsconcerten door de stadsbeiaardier Renaat Vansteenwegen. | |
3. De bibliotheekbelaardIn deze hoge bibliotheektoren (87 m) hangt de derde grote beiaard van Leuven. Het is een geschenk van de Amerikaanse ingenieursvereniging, ter nagedachtenis aan hun leden die in de Eerste Wereldoorlog sneuvelden. De basisklok heeft dan ook de volgende inscriptie: ‘The Liberty Bell of Louvain’ / This Carillon in Memory of the / Engineers of the United States / of America / who gave their Lives / in the service of their Country / and its Allies / in the Great War 1914-1918. Hij werd gegoten in Croydon (Engeland) door Gillett and Johnston en in 1928 in de toren geplaatst. Hij bestaat uit 48 klokken. De basis- | |
[pagina 209]
| |
klok heeft een gewicht van 7.096 kg; het kleinste klokje weegt 4,2 kg en heeft een doorsnee van 168 mm. Het totaal gewicht aan brons bedraagt 31.751 kg. In 1940 ontsnapte de beiaard, als bij wonder, aan de torenbrand. Gedurende twintig jaar kon hij, als enig gaaf gebleven beiaard, zijn klanken over de stad laten galmen. Later geraakte hij min of meer in verval. Gelukkig heeft men van hogerhand het onmisbare van dit uitzonderlijk prachtige instrument ingezien en in 1976 werd hij, bij gelegenheid van de viering van het 550-jarig bestaan van de Universiteit, gerestaureerd. Sindsdien wordt hij door de stadsbeiaardier, Renaat Vansteenwegen, iedere tweede en vierde vrijdag van de maand bespeeld, telkens van 19.30 u. tot 20.30 u., behalve van 15 juni tot 15 augustus. Luisterplaats: het Mgr. Ladeuzeplein en aan de achterzijde van de bibliotheek. | |
De beiaard in de Sint-Sulpitiuskerk te DiestDe Sint-Sulpitiuskerk is een imposante gotische constructie op de grote markt in het centrum van de stad, opgetrokken uit ijzersteen van de Demervallei (behalve de toren). De bouw van het koor werd aangevat in 1321. Van de toren werd enkel het zandstenen basement gebouwd door Willem de Visschere, architect van de stad Brussel tussen 1503-1533: zware onderbouw, die een enorme romp en bekroning laat veronderstellen, onhandig verbonden met het schip, versterkt met stevige steunberen, voorzien van nissen. Volgens het archief bezat Diest ten jare 1551-1552 reeds een voorslag bestaande uit zes klokken, die kort nadien aangevuld werd met twee klokken. Zo weerklonk voor het eerst te Diest in het jaar 1553 het eerste mechanisch klokkenspel of ‘rammel’, dat de inwoners verwittigde, de voorslag die de uurslag voorafging. Deze voorslag werd, samen met het uurwerk, geplaatst in de kleine toren boven de dwarsbeuk van de kerk. Omstreeks 1670 trad het stadsbestuur in onderhandeling met de befaamde klokkengieter Pieter Hemony uit Amsterdam, met de bedoeling deze voorslag aan te vullen met verschillende klokken. In 1671 bezat de stad Diest een beiaard die 32 klokken telde, gegoten door Pieter Hemony. De voornaamste klokken dragen, benevens sierbanden en opschriften, ook het wapen van de stad Diest. De kleine toren werd grondig hersteld en vernieuwd. Hij werd voorzien van 16 venstertjes en getooid met 24 eikels en 4 vergulde appelen. Door deze restauratie kreeg de beiaardtoren het eigenaardig uitzicht, dat hem de typische naam van ‘mosterdpot’ voor de komende eeuwen opleverde. De basisklok, met een doorsnee van 982 mm en die 592 kg weegt, vertoont een uitzonderlijke decoratie. Naakte engeltjes stoeien doorheen de sierband, ze slaan op (de) klokken en (de) triangels; ze zwaaien bellen of bespelen een beiaardklavier. Op het lichaam van de klok prijken leeuw en griffioen, die het stedelijk wapen en de Diesterse standaarden omknellen, met onderaan het opschrift: Diest Anno 1671. Tussen de bovengemelde sierband en een krans weelderige achanthusbladeren staan de namen van de drossaard en van de twee burgemeesters. De onderste rand van de klok draagt de naam van de schepenen, de secretarissen en de rentmeesters, alsook de naam van de klokkengieter. De tweede grootste klok vermeldt de naam van de gemeenteraadsleden en van de stedelijke bouwmeester. De derde, tot en met de elfde klok, heeft een Latijnse tekst, een reeks toepasselijke verzen, meestal ontleend aan de psalmen. Deze beiaard had een gewicht van 6.100 pond en een omvang van twee octaven en half. Christiaan Jacobs werd in 1671 tot beiaardier aangesteld en in 1729 kwam Jan Jozef De Decker aan de beurt. In 1760 leverde Andreas Van den Gheyn vijf klokken bij, zodat de beiaard tot 37 klokken uitgebreid werd. De Leuvense gieter Michaux Omer goot in 1912 nog drie klokjes, zodat er dan 40 klokken speelden. Tijdens het bombardement van Diest op 18 augustus 1914 werd de toren door een bom getroffen. Vier jaar lang zweeg de beiaard. De wapenstilstand was nauwelijks getekend of de torenmuziek herleefde. De toenmalige stadsbeiaardier Vandeplas nam weer plaats aan 't klavier en deed de nationale liederen over de stad weergalmen. De oorlog 1940-1945 was minder noodlottig voor de beiaard. Omwille van zijn ouderdom ontsnapte hij aan de Duitse smeltkroes. De sleet van het oude speeltuig was echter zover gevorderd dat het voortzetten van de reeks herstellingen geen baat meer bracht. In 1950 werden de drie klokjes, door Michaux in 1912 gegoten, hergoten door de Firma Eysbouts die bovendien nog drie nieuwe klokjes vervaardigde. In het brons van de nieuwe klokjes staat gegrift: + Nativitatem Sancti Joannis Berchmans canto senatu populoque Diestense jubilante-1599-1949. (Ik bezing de geboorte van de heilige Joannes Berchmans bij de jubelviering door het gemeentebestuur en het Diesterse volk-1599-1949). Het jaar 1974 werd het jaar van de algehele restauratie. Het zo vertrouwd gebeier zweeg reeds enkele jaren. Alle klokken vertoonden een corrosielaag die de klokken vals deden
St.-Germanuskerk te Tienen.
Toren van de St.-Pieterskerk, Leuven.
| |
[pagina 210]
| |
klinken. De draadverbindingen waren doorgeroest. Het uurwerk stond eveneens gedurende geruime tijd stil. Het automatisch spel, de ‘rammel’, werd in bijna twintig jaar niet meer gehoord. Bij de restauratie bleven de historische klokken, die alle werden ontdaan van de corrosielaag, behouden. Ze werden opnieuw gestemd volgens het oorspronkelijke middentoonsysteem. Het aantal klokken werd uitgebreid tot 47. Aldus heeft deze beiaard een omvang van 4 octaven. Zoals boven gezegd, heeft de grootste klok een doorsnee van 982 mm met een gewicht van 592 kg; het kleinste klokje heeft een diameter van 169 mm en weegt 8 kg. Deze beiaard kan men iedere zondag beluisteren van 1 mei tot 15 november, tussen 12 en 13 u., liefst vanop de Grote Markt en in de straten in de omgeving van de kerk. De beiaard wordt bespeeld door Henry Vlaeyen, Direkteur van de stedelijke muziekschool. | |
De Tiense beiaardDe Sint-Germanuskerk, gelegen op een hoogte in het centrum van de stad, beheerst de hele omgeving. Omwille van haar Westerblok, dat er aan toegevoegd werd tijdens de dertiende eeuw en gewijzigd gedurende de zeventiende eeuw, wordt deze kerk aanzien als één van de voorname verwezenlijkingen van de Romaanse middeleeuwse architectuur in Brabant. De westergevel werd verstevigd in de zestiende (1555) eeuw, bij het oprichten van de geweldige centrale toren. In 1592, na voltooiing van de toren, werd een mechanisch voorspel van 7 klokken aangebracht. De bliksem bracht, enkele jaren nadien, veel schade toe aan gebouw en klokken. Herstellingswerken werden uitgevoerd. Maar toen in 1613 de spits van de toren afwaaide, moesten de Tienenaars vaststellen dat hun klokken veel aan kwaliteit hadden verloren en in 1623 werd Jan Van den Gheyn uit Mechelen aangezocht om de klokken te hergieten en het getal uit te breiden. Er kwam wegens zijn overlijden en andere familieaangelegenheden echter niets van in huis. In 1627 waaide de torenspits er een tweede maal af. In 1640 goot de Tienenaar Jan Broeckaerts 17 klokken. Doordat de grote toren nog niet in orde was, werd het geheel aangebracht in de scheltoren, maar deze stortte in tengevolge van een brand in 1708 en de beiaard werd vernield. In 1709 kocht Tienen een ‘de Haze-beiaard’ van Jeroom Leenaarts, schoonzoon en opvolger van Melchior de Haze. Deze bestond uit een hele reeks klokken, die echter nooit in de toren zouden weergalmen doordat die beiaard door Brussel werd opgeëist. In 1723 kocht de stad Tienen van Willem Witlockx een beiaard van 37 klokken, gegoten van 1711 tot 1717. Gedurende de negentiende eeuw werden 3 van die klokken vervangen door Van Aerschodt van Leuven. In 1920 werd het klokkenspel aangevuld met 5 lichte klokjes (5,5 kg) door Omer Michaux te Leuven. In 1961 werd de beiaard volledig gerestaureerd door de Firma Marcel Michiels te Doornik, onder toezicht van Meester Staf Nees, direkteur van de Koninklijke Beiaardschool ‘Jef Denijn’ en stadsbeiaardier van Mechelen. De basklok van W. Witlockx werd hergoten door de Firma Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel (N.-Br.) Holland. De tweede grootste is van C. Van Aerschodt, Leuven. Zevenentwintig klokken van W. Witlockx werden behouden en bijgestemd. De 5 lichte klokjes van Omer Michaux te Leuven, alsook nog een tiental andere werden hergoten en, door toevoeging van 12 kleine klokjes, werd het klokkenspel uitgebreid tot 4 1/2 octaven, zodat deze beiaard 54 klokken bevat, de belangrijkste van het land, voor wat het aantal klokken betreft. De basklok weegt 1.529 kg en heeft een doorsnee van 1.300 mm. Het kleinste klokje heeft een gewicht van 7,5 kg en een diameter van ± 18 mm. Het totaal gewicht = 7.500 kg. Deze beiaard kan men beluisteren iedere zondag van 11.30 u. tot 12.30 u. behalve in de periode van de zomeravondrecitals; deze hebben plaats iedere maandagavond van juni, juli en augustus om 20.30 u. Luisterplaats: Veemarkt, waar zitplaatsen ter beschikking zijn van de luisteraars. Er zijn ook geleide bezoeken aan de beiaard tijdens de zomermaanden, elke maandagavond voor de aanvang van de zomerrecitals. Samenkomst: aan het torenpoortje te 19.45 u. Beiaardier: André Wagemans. Programmaboekjes te bekomen bij het V.V.V. (Vreemdelingenverkeer).
R. Vansteenwege Stadsbeiaardier Leuven |
|