Kritiek
Op het eerste gezicht zou men kunnen beweren dat de TV-kritiek in Vlaanderen sterk achteruitgelopen is als men de periode van nu vergelijkt met die van de eerste jaren van de televisie. Maar dat is niet helemaal juist. Zij wordt thans op een ‘andere’ manier beoefend. Wel is het zo dat men na twintig jaar aktief kijken niet ontsnapt aan vermoeidheid. Komt daarbij nog dat men door de slijtage van het medium zelf, begint te twijfelen aan het nut van de kritiek. Het in bedrijfstellen van de kabeltelevisie waardoor het programma-aanbod veel groter is geworden en de kijker zelf al lang geen genoegen meer neemt met de programma's op eigen omroep, maar kiezen kan uit een veelvoud van kanalen, is daar niet vreemd aan.
Die vermoeidheid van de criticus is een verontschuldiging die niet opgaat. Net zoals het publiek na een bezoek aan de schouwburg een recensie hoopt te vinden in zijn krant, verwacht de kijker ook iets te kunnen lezen over de televisieavond of alvast over één programma. Hij zal wél aanvaarden dat zijn criticus niets geeft over een doordeweeks amusementsprogramma zoals hij er elke dag minstens één kan vinden op de acht zenders die hij met één druk op de toets in huis kan halen, maar hij wenst wel het oordeel van de criticus te kennen over een goed TV-spel of een of ander probleemprogramma waarbij hij zelf misschien onrechtstreeks is betrokken. Blijft die kritiek uit dan schrijft hij zelf wel naar de krant. Om zijn bewondering uit te drukken of om lucht te geven aan zijn diepe afkeer of ontgoocheling. Waaruit dan voldoende blijkt dat die kritiek er anno '77 nog even nodig is als in de beginjaren van de televisie.
Kritiek, zegden wij reeds, wordt de jongste tijd in Vlaanderen op een andere manier beoefend. Hiermee bedoelen wij dat de TV-redakteurs dank zij de voor-premières van programma's die het waard zijn - uiteraard maar een klein pakket uit het hele aanbod maar toch niet onbelangrijk - hun lezers reeds de dag zelf van de uitzending kunnen informeren over wat zij diezelfde avond te zien krijgen. De lezers reageren niet zo gunstig op deze werkwijze. Zij hebben er hun bezwaren tegen. ‘Alles vooraf tonen, zeggen zij, is voor de omroep niet mogelijk.
De omroep toont té graag goed geslaagde of prestigieuse programma's. Het is een al te eenzijdige politiek’. Wij vinden deze kritiek op het programma vooraf wél een ideale werkwijze maar spijtig genoeg niet vol te houden voor alle dagen in de week, omdat de criticus dan minstens zes tot zeven programma's van te voren zou moeten bekijken, een nogal grote luxe voor het krantenbedrijf van deze tijd.
Zoals wij reeds hebben gezegd ziet het er op het eerste gezicht naar uit dat er minder kritiek in de bladen verschijnt, maar als wij een staal nemen bij de grote kranten en de voornaamste weekbladen en die een hele week uitpluizen, dan moeten wij konstateren dat er aan de televisie nog zeer veel aandacht wordt besteed.
Kijken wij naar onze naaste buur, Nederland, dan blijven de dagbladen bij ons wel erg in gebreke waar het om de kritiek gaat. Dagelijks vinden wij in de gezaghebbende Nederlandse kranten een verslag van de TV-avond die pas enkele uren van te voren de eter is uitgegaan.
Onze kollega's van over de Moerdijk en in het Zuiden werken zeer vlug, kunnen dat ook omdat de Nederlandse pers heel anders werkt dan de onze. Krantdirekties en hoofdredakteurs zien na vijfentwintig jaar televisie nog altijd brood in het medium. Zij zijn er nu meer dan ooit van overtuigd dat zij de huisbioskoop die zeker inzake berichtgeving de kranten onvermijdelijk te vlug af is niet zomaar mogen laten doen; dat zij er moeten bij aanpikken én dat het een kwestie van levensbehoud is en ‘hun’ informatie minstens evenveel waard is als die van de televisie die zij op elk terrein kritisch moeten begeleiden. Dat is de juiste politiek. Maar dat begrijpen de meeste hoofdredakteurs van de Vlaamse kranten nog altijd niet.
De Nederlandse critici gaan wel een andere kant uit dan de onze. Waar de Vlaamse kranten er meestal de voorkeur aan geven, één pogramma per dag grondig en gedetailleerd te bespreken, nemen de meeste Nederlandse critici de hele avond voor hun rekening en zij doen dat in enkele lijnen. In vele gevallen leidt deze werkwijze tot oppervlakkigheid en beginnen deze kritieken veel gelijkenis te vertonen met kursiefjes die meestal prettig lezen, maar waarin omwille van de verpakking wel eens naast de lijn wordt gespeeld.
Maar de metode doet het. Men heeft in Nederland veel meer dan bij ons begrepen dat de mens net nu nog zo goed als in de beginjaren van de televisie met zijn huisbioskoop meeleeft en dat hij ook nu nog wenst te horen wat de criticus te vertellen heeft over het programma dat hij ook heeft gezien.
Emiel Janssens
Werkopname uit ‘Een mens van goede wil’ met de vertolkers van de hoofdrollen: Hugo Metsers, Kitty Courbois en Josine van Dalsum.
Jo De Meyere en Suzanne Juchtmans in ‘Mur italien’ van René Verheezen naar Marcel Matthys.