Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26
(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||
Televisieschrijvers in Vlaanderen? Nooit van gehoord!Uitgangspunten voor dit artikel waren enerzijds de vaststelling dat de BRT-produkties opvallend beneden de Amerikaanse, Britse, Nederlandse en andere buitenlandse maten bleven en anderzijds de vraag naar de mogelijkheden voor specifieke televisieschrijvers. Dat de oorspronkelijke produkten van onze nationale zender vaak een schrijnend gebrek aan ideeën vertonen hoeft nog nauwelijks aangetoond, laat staan bewezen. Elke kijker met enig kritisch vermogen kan bij herhaling vaststellen dat onze voortbrengselen afgewogen tegenover het buitenlandse aanbod op velerlei gebieden het onderspit delven. Het schoentje wringt minder op het technische dan op het inhoudelijke vlak. Maar de mensen die deze ideeën zouden moeten aanbrengen en op een televisueel verantwoorde manier uitwerken, laten het hier afweten. Of komen ze niet aan bod? We hebben geen echte scenarioschrijvers, slechts auteurs die graag een schnabbel bijverdienen, de uitzonderingen bevestigen ook hier de regel, nietwaar Paul Koeck? In de toekomst zullen we ook geen specifieke scenarioschrijvers krijgen, want er wordt ook niet het geringste ondernomen om de zaak uit het stop te helpen. We zouden ons de vraag kunnen stellen of de verantwoordelijken voor dit hiaat het überhaupt als een gemis aanvoelen. Insiders fluisterden ons het antwoord in het oor: neen. Het klinkt allemaal weinig bemoedigend, maar zo liggen de kaarten nu eenmaal. Een relevant gesprek met producer Jos Van Gorp van de dienst Drama bij de BRT-televisie leert ons hoe dramatisch de situatie wel is.
JVG: We hebben inderdaad geen specifieke televisieschrijvers. Op de keper beschouwd is scenarioschrijven een vak, een beroep dat behalve talent ook een aantal technische vaardigheden vereist. In landen waar het televisiedrama een grote ontwikkeling gekend heeft, is het zelfs een vak met specialisaties geworden. Een script voor een aflevering van een serie wordt daar doorgaans door een team van scenaristen geschreven: één schrijft de dialogen, twee werkt de aktiescènes uit, drie bedenkt de gags, enz. Bij ons blijft het nog te vaak een artistieke opdracht, een hoofdzakelijk literaire aangelegenheid, die bij voorkeur wordt toegewezen aan schrijvers die op andere terreinen een zekere status verworven hebben.
Vlaanderen: Zou het oprichten van een soort van experimentele werkgroep waar geinteresseerde schrijvers het vak zouden kunnen leren een uitkomst kunnen brengen?
JVG: Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn, maar bij de BRT is het (nog) niet gebeurd. Eén manier waarop de BRT enkele mensen helpt bij hun ‘opleiding’ tot scenarioschrijver, is hen af te vaardigen naar het Schrijverspraktikum, een Nederlands initiatief, uitgevoerd door de Werkgroep Drama, waarin de drama-medewerkers van de diverse zuilen vertegenwoordigd zijn en de afdeling Opleidingen van de N.O.S. Dit praktikum wordt jaarlijks georganiseerd in de opleidingsstudio Santbergen te Hilversum. Vanaf 1975 werden per jaar telkens twee Vlaamse auteurs uitgenodigd om er zich met enkele vakmensen (dramaturgen, regisseurs, acteurs) over het maken van televisiedrama te bezinnen. In 1975 werden Paul Koeck en Roger Van Ransbeek door de BRT afgevaardigd, in 1976 Teresa Van Marcke en René Verheezen, dit jaar kwamen Fernand Auwera en Jos Houben aan de beurt. De doelstellingen van het praktikum zijn beperkt:
Het werkrooster omvat een eerste kennismaking, een oriëntatiedag, waarbij opdracht gegeven wordt tot het schrijven van een scenario voor enkele minuten eenvoudig televisiedrama en een maand later een kleine week intensief bezig zijn met de realisatie van dit project. Het praktikum wordt afgesloten met het bekijken en bespreken van de gerealiseerde projecten. Het is zonder meer duidelijk dat dit Praktikum geen schrijversopleiding is. Het is gericht op de confrontatie van reeds verworven ideeën met een stukje uit de normale produktiedwang gelichte televisierealiteit. Wie zichzelf even op de proef wil stellen, kan eens proberen zo'n moment televisiedrama uit te werken met de mogelijkheden en de beperkingen van het Schrijverspraktikum:
Wie denkt met deze beperkte middelen toch een origineel stukje televisie te kunnen schrijven, mag het resultaat altijd opsturen naar de dienst Drama van de BRT. Eén van de medewerkers zal wel bereid gevonden worden om het werkstukje te lezen en te becommentariëren. De schrijvers die tot nu toe aan het Praktikum deelnamen, voelden zich zonder uitzondering een ervaring rijker, maar betreurden het haast even eensgezind dat het bij een eenmalig gebeuren blijft, dat geen passende follow-up krijgt. Veel van dit soort opleidingswerk is geënt op methodes die de
‘Jeroom en Benzamien’.
Maurits Balfoort met zijn naaste medewerkster, regie-assistente Tia Merecy. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||
‘Agamemnoon’ t.v.-spel door Johan Boonen naar Aischulos in een regie van Lode Hendrickx. Met o.a. Joanna Geldof, Veerle Wijffels, Leo Dewals, Hugo Van den Berghe en Gaston Vandermeulen. Decor: Paul Degueldre; programmatie: Jos Van Gorp; produktie: Hubert Van Herreweghen.
Een algemeen beeld van de grote studio. Bovenaan de belichtingsapparatuur: spots voor gericht licht, lichtbakken voor diffuus licht. Op de vloer twee camera's op hun gewone voet en één op een studiokraan (de dolly) gemonteerd, daarachter een microfoonhengel. frequent toegepast worden. Jammer genoeg worden bij de BBC nog slechts bij hoge uitzondering niet-Commonwealthers tot de cursussen toegelaten.
Vlaanderen: Krijgen de schrijvers die aan het Praktikum deelgenomen hebben daarna tenminste een opdracht van de BRT?
JVG: Dat is geen automatisme, maar meestal wordt aan de deelnemers toch de mogelijkheid gegeven om nadien een echt televisiespel uit te werken. Zo legt de BRT momenteel de laatste hand aan de realisatie van een zeer interessant scenario van René Verheezen, dat na zijn deelneming aan het Praktikum tot stand kwam. Het zou natuurlijk ideaal zijn, wanneer de BRT enkele mensen in dienst zou kunnen nemen, die enige opleiding genoten hebben en die een duurzame belangstelling aan de dag leggen. Plannen in die richting zijn wel eens geopperd, maar een begin van uitvoering is niet in zicht. Men gaat ervan uit dat het afzetgebied te klein is om zich de luxe van een dergelijk team van scenaristen te kunnen permitteren.
Vlaanderen: Wat doet de BRT dan wel?
JVG: In afwachting van betere tijden proberen we de mensen die met een project aankomen of die we zelf een opdracht geven een maximale begeleiding te geven.
Een ongewone kijk op de decors.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||
BBC ontwikkeld heeft en die daar nog Vlaanderen: We kennen niet onverdienstelijke schrijvers die een scenario inzenden en het een aantal maanden later teruggestuurd krijgen zonder boe of ba. Terug aan afzender. Punt. Dat zullen dan wel gevallen van minimale begeleiding zijn?
JVG: Dat gebeurt, ik zal het niet ontkennen. We krijgen per week gemiddeld één origineel manuscript toegezonden. Meestal zijn het miskleunen. Tijdverlies. Je mag niet vergeten dat onze dienst onderbemand is. Tijdsgebrek dwingt ons soms tot zo'n optreden. Eigenlijk zouden we met iedereen die de moeite neemt om iets te schrijven en het ons toe te zenden, moeten praten. Maar dat kan gewoon niet. Als we maar even denken dat er iets waardevols in zit, doen we dat wel, maar meestal blijkt dat het bij een aardig idee blijft, maar dat de uitwerking zo mank loopt dat er geen rechttrekken aan is.
Vlaanderen: Hoe verloopt dan zo'n maximale begeleiding? JVG: Interessante projecten komen zelden spontaan tot stand. Meestal geven wij de auteurs een opdracht, zo'n vier of vijf per jaar. Die opdracht kan volkomen vrij zijn, maar het gebeurt ook dat wij een auteur zoeken die een onderwerp wil uitwerken, waar wij belangstelling voor hebben. Zo heb ik Paul Koeck gevraagd om een gedramatiseerde documentaire te schrijven over de handel in tweedehandse auto's. Dat heeft ‘In perfecte staat’ opgeleverd. Zo heeft onze dramaturg, Lou De Vel, Libera Carlier en Roger Van Ransbeek aangetrokkken om scenario's te schrijven voor de serie ‘Tussen wal en schip’ omwille van hun bekendheid met het scheepvaartmilieu. Eerst wordt met zo'n auteur uitvoerig gepraat over de lengte, de mogelijkheden en de beperkingen wat betreft studiofaciliteiten en/of filmlocaties, de budgettaire consequenties van een bepaalde aanpak, de wenselijkheid van de te verwerken stof, enz. Wanneer de auteur niet uit zichzelf met een kant en klaar script op de proppen komt, vragen we hem doorgaans om eerst een synopsis te schrijven. Hij mag dat naar believen doen in de vorm van een doorlopend verhaal of gestructureerd in sequenties, die telkens een min of meer continuë, aan tijd en plaats gebonden handeling beschrijven. Daarnaast wordt van
‘Jonas de Walvisvaarder’, t.v.-spel van Roger Van Ransbeek in regie van Dré Poppe. Met o.m. Jan Reussens en Greta Lens.
De vier camera's klassiek opgesteld in een halve cirkel voor het decor. hem verlangd dat hij een proeve van uitwerking levert, een tiental bladzijden tekst, die niet noodzakelijk het begin van het te schrijven televisiespel moeten zijn, maar die wel toonaangevend moeten zijn voor de structuur, de stijl en de dialoogverwerking van het geheel. Uit de ervaring blijkt dat het schrijven van een sobere natuurlijke dialoog voor de meesten nog de grootste struikelblok vormt. Blijkt het resultaat interessant genoeg, dan pas wordt opdracht gegeven om het televisiespel of het filmscenario uit te werken. Als dat gebeurd is, is de kous nog niet af. Voor de begeleiders van de dienst Drama en in de meeste gevallen ook voor de auteur zelf begint dan het zwaarste werk. Hij moet namelijk in samenwerking met dramaturg, producer en regisseur de bereidheid opbrengen om zijn werk te herzien, scènes te veranderen, uit te bouwen of in te korten, dialogen te herschrijven, enz. Natuurlijk kan de samenwerking van beide zijden na het eerste stadium (synopsis en proeve van uitwerking) of na het tweede (eerste versie van het scenario) afgebroken worden. In zo'n geval worden alleen de honoraria voor het geleverde werk, respectievelijk vijfduizend en twintigduizend frank uitbetaald. Voor een uitzendklaar televisiespel ontvangt de schrijver momenteel vijfenveertigduizend frank. In dat bedrag zijn geen uitzendrechten begrepen. Die bedragen voor een origineel werk op dit ogenblik ongeveer zeshonderd frank per minuut. Al moet men er bij vergelijking van deze honoraria met buitenlandse tarieven rekening mee houden dat daarin vaak de uitzendrechten voor één of meer uitzendingen begrepen zijn, het blijft een feit dat ze erg laag zijn. Als men ervan uitgaat dat het schrijven van een scenario twee à drie maanden werk betekent en dat een schrijver zich gelukkig mag prijzen als hij om het jaar één televisiespel aan de BRT kan slijten (andere afzetgebieden zijn er nauwelijks in dit land), dan lijkt scenarioschrijven niet meteen een lucratief beroep. Daartegenover staat dat de televisieschrijver, in tegenstelling tot de schrijver die zich op de andere dramatische media richt of die zich tot het gedrukte woord beperkt, gebruik kan maken van een machtige infrastructuur en dat hij zijn werk zonder moeite kan vertonen aan een bijzonder groot pubiek, dat | |||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||
Opname uit ‘De vierde man’. De regisseur, studiomeester en regie-assistente plegen overleg, terwijl machinisten met decorpanelen zeulen. Verrijdbare monitor.
voor de meer gesofistikeerde media vaak ontoegankelijk is. De lage honoraria hangen natuurlijk samen met de lage doorsneekwaliteit van het aanbod. Alle elementen voor een vicieuze cirkel zijn hier aanwezig en de tijd lijkt mij helaas nog niet rijp om die te doorbreken. De televisiemensen verwachten van de schrijvers dat zij zich ernstig in dit specifieke vak verdiepen, en dat begint met het aandachtig bekijken en analyseren van vakkundig geschreven buitenlands werk (Engelse, Amerikaanse, Duitse televisiespelen en series). Het is verbijsterend hoe weinig inzendingen, bij voorbeeld voor een televisiespelwedstrijd specifiek op dat medium afgestemd zijn. In vele gevallen kan zo'n tekst even goed (of even slecht) dienst doen als luisterspel voor de radio of als scenario voor de poppenkast van de jeugdvereniging. De schrijvers mogen van de televisiemensen verwachten dat zij op een maximale manier begeleid worden en dat de kansen op werk steeds frequenter worden.
Vlaanderen: Bestaat die kans echt, of blijft het voorlopig bij een wensdroom? JVG: Om daarop een antwoord te kunnen geven, lijkt het mij nuttig om de behoeften van de BRT aan televisiedrama even in een historisch perspectief te plaatsen, zij het dan een sterk verkort. Er bestaat bij de BRT om te beginnen een feuilletontraditie. Onze vroegere programmadirecteur, Bert Janssens beweerde zelfs dat het televisiefeuilleton een uitvinding van de Vlaamse televisie was! Wanneer we Schipper naast Mathilde even in een voor televisienormen heel ver verleden laten en ons grosso modo tot de laatste tien jaar beperken, dan moet het opvallen dat het dramatische gelaat van de Vlaamse televisie jarenlang bepaald geweest is door een opeenvolging van populaire feuilletons: Jeroom en Benzamien, De filosoof van Hagem, De heren van Zichem, De vorstinnen van Brugge, die zonder uitzondering de handtekening droegen van Maurits Balfoort, niet alleen als regisseur, maar ook als auteur of co-auteur van de bewerking. Het afscheid van Maurits Balfoort aan de Vlaamse televisie heeft ook duidelijk een lacune gelaten. Niemand was bereid of in staat om meteen in dit genre, dat door velen weliswaar geringschattend bekeken werd, maar dat ongetwijfeld beantwoordde aan een levendige behoefte bij brede lagen van het publiek, door te gaan. Bovendien was het bijna onmogelijk geworden om produkties van die omvang in BRT-verband en op een bijna artisanale manier te realiseren. Als het genre opnieuw aan bod komt, is dat in een meer gestroomlijnde stijl, afgestemd op internationale consumptie en in co-produktie met Nederland. Een mens van goede wil was de eerste telg van deze nieuwe generatie. De co-produktievorm bracht mee dat de bewerking (Nel Bakker) en na enige strubbelingen ook de regie (John van de Rest) in Nederlandse handen overgingen. Er ligt telkens wel een werk van een bekend Vlaams auteur aan de basis van de hele onderneming, maar voor het specifieke televisiewerk wordt een beroep gedaan op buitenlanders. Ook voor het nieuwste project Maria Speermalie is dat het geval. Bewerking en regie zijn in handen van de bekende Tsjechische realisator Antonin Moskalyk. Johan Boonen staat in voor de fatsoenering van de dialogen. Andere bewerkingen van bekende romans beperkten zich tot twee of drie afleveringen, maar ook voor die prestigieuze uitzendingen werd door de band de voorkeur gegeven aan een gereputeerd scenarist uit het buitenland. Zo bewerkte dezelfde Antonin Moskalyk Coolens Herberg In 't Misverstand en zo heb ik de Fransman Jean Ferry, auteur van talloze filmscenario's, aangetrokken voor de bewerking van Lampo's Komst van Joachim Stiller. Gelukkig zijn de Vlaamse schrijvers met belangstelling voor televisie wel aan bod kunnen komen in twee andere genres: het televisiespel en de serie. Laat ik voor een beknopte geschiedenis van het Vlaamse televisiespel weer niet teruggaan naar de heroïsche beginjaren, waarin relatief veel oorspronkelijk werd vertoond. Voor de periode van de laatste tien jaar, waarvan ik zelf kan getuigen, plaats ik graag een nieuw begin van het eigentijdse Vlaamse televisiespel bij de uitzending in 1969 van De week van de kapiteins, een in opdracht geschreven scenario van Jos Vandeloo. De typische televisiestij, het interessante onderwerp (de vereenzaming van oude mensen in een gesticht) en het sociale engagement zijn voor mijn gevoel nog steeds exemplarisch. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||
Opvolgers in dit genre waren o.m. Even bewesten Ouessant van Libera Carlier (1972), De routiers van Paul Koeck (1973), Morgen is het beter van Eddy Asselbergs (1974), Jonas de walvisvaarder van Roger Van Ransbeek en De man van 59, weer van Jos Vandeloo (1975), Het ouderlijk huis van Eddy Asselbergs en In perfecte staat van Paul Koeck (1977). En dit jaar komt daar waarschijnlijk nog een nieuwe naam bij: René Verheezen met Ons klein paradijs. Libera Carlier en Roger Van Ransbeek vinden wij naast twee Nederlanders terug als scenarioschrijvers voor de oorspronkelijke televisieserie Tussen wal en schip. Verschillende andere projecten van series liggen op dit ogenblik ter studie. Interessant is dat voor een dergelijke serie meestal aangestuurd wordt op samenwerking van verschillende scenaristen, een onvermijdelijke en nuttige stap op de weg naar een meer commerciële en vakmatige aanpak van het scenarioschrijven. Naast het oorspronkelijke werk zijn er natuurlijk de talrijke bewerkingen van bestaand literair werk. Op dat terrein zijn weer andere schrijvers aan 't werk. Soms is het een aanloop tot het schrijven van oorspronkelijke scenario's, maar dat is lang niet altijd het geval. Een goede bewerker kan in zijn werk een flink pak creativiteit kwijt en de beschikbare stof is oneindig groot en gevarieerd. Met het systematisch uitbesteden van bewerkingen werd een nieuw begin gemaakt met de reeks van vijf bekende romans van Hendrik Conscience die in 1973-'74 uitgezonden werd en die dit jaar op het tweede net herhaald wordt. Hier kwamen weer andere schrijvers voor 't eerst aan bod: Teresa Van Marcke, Evrard Uwents, René Verheezen, Jos Houben en Clem Schouwenaars, die lang geleden eens een heel aardig televisiespelletje geschreven had. Evrard Uwents bezorgde ook een bewerking van Jos Vandeloo's Huis der Onbekenden. Paul Koeck bewerkte zijn eigen novelle In natura, René Verheezen De danstent van Jozef Simons en Mur italien van Marcel Matthijs, Hein Schütz en Alma Popeyus De nachttrein naar Savannah, Georgia van Marnix Gijsen, Teresa van Marcke Ik zag Cecilia komen van Felix Timmermans. Al die uitzendingen waren in de loop van de laatste twee jaar op het scherm te zien. Wanneer men dit al bij al toch niet zo'n spectaculaire opsomming vindt, moet men
Regie-assistente met koptelefoon, regisseur en schakeltechnicus aan de regietafel.
toch nog een paar gegevens in overweging nemen. Het percentage oorspronkelijk Nederlandstalig werk is de laatste jaren gestegen tot zowat zeventig percent van het totale aantal programma's dat door onze dienst uitgezonden wordt. Tot dit percentage behoren alle feuilletons en series (in de wandeling noemen wij feuilleton een doorlopend verhaal over verschillende afleveringen gespreid, serie een reeks van afgeronde verhalen rond eenzelfde thema; in die zin is Tussen wal en schip een feuilleton, Centraal Station een serie). De buitenlandse televisiespelen die wij produceren worden, in geval ze zich daartoe lenen, aangepast wat betreft namen, plaatsen en toestanden. Ze worden niet zelden gekozen in functie van hun bewerkbaarheid en de bewerkingen worden gegeven aan mensen die een veel grotere inbreng hebben dan gewone vertalers: Joël Hanssens, Jan Decorte, Johan Boonen, Herman De Coninck, enz. Wanneer men tot de slotconclusie komt dat niet zo veel Vlaamse auteurs bij het televisiewerk betrokken zijn en dat vaak dezelfde namen opduiken, moet men bedenken dat het aanbod van kwalitatief behoorlijk werk niet overweldigend groot is en dat wij met de uiterst beperkte staf van medewerkers, waarover wij beschikken, onmogelijk nog meer begeleidend werk aankunnen.
Vlaanderen: Een goed dichter is daarom nog geen goede prozaïst. Een gewaardeerde romanschrijver is ipso facto nog geen goede televisieschrijver. Is het niet van het allerhoogste belang dat de belangstellende auteurs het medium ook van dichterbij kunnen leren kennen?
JVG: Natuurlijk wel. Meestal wordt de auteur van het scenario uitgenodigd om het produktieproces van dichtbij te volgen. Vaak is tijdens het werk aan het scenario al een band gegroeid tussen de schrijver en de regisseur. In zo'n geval gebeurt het niet zelden dat de schrijver ook tijdens de verwezenlijking van zijn project nog een actieve rol speelt. Sommige schrijvers kunnen zich moeilijk losmaken van hun beroepsbezigheden, andere willen met de rompslomp van de produktie liever niets te maken hebben. Om het even wie die met een behoorlijke motivering | |||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||
Een moment van ontspanning tussen twee opnamen van ‘De vierde man’. Links de microfoonhengel, rechts de camera.
‘Jeroom en Benzamien’, de lotgevallen van een Brusselse spekslager en een Antwerpse beenhouwer, beiden destijds gevestigd te Sint-Jans-Molenbeek. Vervolgverhaal in zes episoden, vrij naar de roman van Ernest Claes, met Robert Marcel en Luc Philips in de hoofdrollen.
Filmwerk in de studio met de studiomeester, de cameraman en de assistent. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||
een produktie wil komen volgen, kan dat doen. Pottenkijkers zijn bij ons welkom. Onlangs nog hebben we Marc De Bie op bezoek gehad, die tot nu toe alleen voor het amateurtoneel geschreven heeft en van wie we een stuk voor televisie aangepast hebben. Misschien krijgt hij er op die manier wel zin in om iets voor televisie te gaan schrijven.
Vlaanderen: Toch klagen auteurs dat ze op de BRT geen voet aan de grond krijgen. Welke raad kunt u hun geven?
JVG: Het zal intussen wel duidelijk zijn dat wij niet ieder probeersel van de eerste de beste beginneling kunnen realiseren. Een televisiespelproduktie kost vandaag de dag al veel meer dan een miljoen, ons budget is beperkt, onze programmatiemogelijkheden zijn beperkt, onze staf is beperkt. Aan wie denkt dat hij iets waardevols in zijn mars heeft op dit gebied kan ik maar één raad geven: hij moet persoonlijk contact zoeken met iemand van de dienst Drama, een afspraak maken en persoonlijk over zijn ideeën komen praten. Als hij werk ter lezing aanbiedt, moet hij ervoor zorgen dat er een datum wordt vastgesteld, waarop hij het oordeel van de dienst Drama kan vernemen. Hij moet erop voorbereid zijn dat zijn geduld en zijn doorzettingsvermogen op de proef zullen worden gesteld. Jos Vandeloo heeft ooit eens in december tijdens een tafelgesprek een idee voor een televisiespel gespuid, in februari van het volgende jaar was het opgenomen en in mei was het uitgezonden. Dat is een absoluut record. In de regel gaat daar makkelijk twee jaar overheen. Wanneer het repertoire, de budgetverdeling en de produktieplanning voor een jaar vastliggen, is het zo goed als uitgesloten dat daar nog een nieuwe produktie ingeschoven wordt. Ik kan mij voorstellen dat het voor een jonge ambitieuze auteur heel frustrerend moet zijn, als hij eerst een jaar moet wachten voor hij weet dat zijn werk op het repertoire komt en dan nog eens een jaar voor het gerealiseerd wordt.
Vlaanderen: Ik heb ooit een videospel uitgewerkt en gerealiseerd. Het was de bedoeling om in een videowerkgroep ervaring op te doen als televisieschrijver. Ziet u daar geen heil in? JVG: Dat zie ik zeker. Ik wist niet dat het al gebeurde. Wie op die manier een project wil voorstellen, kan dat beslist doen: we hebben een videorecorder op de dienst. Wat de BRT niet kan, is opname-apparatuur ter beschikking stellen voor dergelijke experimenten, dat zal voorlopig nog door het onderwijs of het vormingswerk moeten gebeuren. Toen de kleurentelevisie moest ingevoerd worden, hebben de meesten van ons wat opleiding gekregen om te leren werken met kleur in een speciaal daartoe uitgeruste studio. Die studio is in gebruik gebleven, jammer genoeg alleen voor de opleiding van technici. Zo'n experimentele studio zou natuurlijk ook een uitstekende proefbank kunnen zijn voor regisseurs, dramaturgen en scenarioschrijvers, Maar dat kon blijkbaar niet.
Vlaanderen: Denkt de BRT niet aan een soort van wedstrijd om talentrijke scenarioschrijvers in de dop op te sporen en een kans op verdere opleiding te bieden?
JVG: De BRT denkt niet, een aantal mensen op de BRT wel! En het resultaat van dat denken is onvermijdelijk dat over veel dingen heel uiteenlopende meningen bestaan. Ik heb ooit zelf naar aanleiding van een resolutie van het negende Colloquium voor toneel-, radio- en televisieschrijvers in Maastricht een plan uitgewerkt om een soort van wedstrijd uit te schrijven voor korte televisiespelen en films. Ik formuleerde de doelstellingen van het opzet toen als volgt:
Nog uit ‘Jeroom en Benzamien’; de voorbereiding van een travelling: links regisseur Maurits Balfoort, achter de camera cineast Jos Van Schoor.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||
‘Wij, Heren van Zichem’, episode van het t.v.-feuilleton naar Ernest Claes, t.v.-aanpassing: C.J. Staes en Maurits Balfoort.
Met o.a.: Herman Coene: Jo De Meyere, Elza Van Berckelaer: Denise Zimmerman, Fons Coene: Jacky Morel, Zelia: Lia Lee, Pover: Carlos Van Lanckere. De regisseur geeft aanwijzingen aan zijn acteurs.
Vlaanderen: Telkens weer worden de beperkte financiële middelen van de BRT ingeroepen om bepaalde tekortkomingen te verklaren. Is dat niet een al te gemakkelijke verontschuldiging voor een gebrek aan visie, aan ideeën, aan geslaagde programma's?
JVG: Over de financiële middelen, waarover de programmadiensten beschikken, kan ik hier niet veel zinnigs vertellen. Cijfers zijn voor buitenstaanders meestal niet te interpreteren. Misschien wordt iets duidelijk als men bedenkt dat de hele BRT het moet rooien met het budget van één grote Nederlandse zuil, dat ieder van de negen Duitse televisiestations over een budget beschikt dat ten minste tien keer groter is dan dat van de BRT. Laten we stellen dat de vindingrijkheid en het creatieve talent van de BRT-programmamakers niet groot genoeg is om de kijkers voortdurend te laten vergeten dat we zo ontzettend krap in de kleren zitten. Zo is het met series en televisiespelen ook kiezen of delen geweest en die keuze is, voorlopig in ieder geval ten nadele van het eenmalige televisiespel uitgevallen. Waar wij een goede vijf jaar geleden nog twintig tot vijfentwintig televisiespelen per jaar konden produceren, is dat aantal nu gedaald tot hooguit acht. Op die manier gaat bij de kijker onvermijdelijk het gevoel van continuïteit en na verloop van tijd ook de belangstelling voor dit soort van programma's verloren. Wel zullen er in het komende seizoen niet minder dan vier feuilletons en series op het scherm te zien zijn: De collega's, Slisse en Cesar, Rubens en Maria Speermalie. Terwijl die bonte parade voorbijtrekt, zal men aandachtig moeten uitkijken om ten minste de oorspronkelijk Vlaamse televisiespelen en -films niet te missen. Vier titels kan ik nu al met zekerheid noemen: Ons kleine paradijs van René Verheezen, De onweersvogel van Paul Koeck, De dag dat het kampioenschap van België verreden werd van Marc De Bie en De kerselaar van Gaston Gheuens. Het is duidelijk dat met dit soort van programmatie op een jaar tijd maar een handvol scenarioschrijvers één keer aan bod kunnen komen.
Vlaanderen: Dus weer de beruchte vicieuze cirkel. Omdat er geen goede scenario's zijn, worden er niet veel televisiespelen gemaakt. Aangezien er zo weinig televisiespelen zijn, zijn er weinig televisieschrijvers. En omdat er geen specifieke televisieschrijvers zijn, worden er geen goede scenario's geschreven.
JVG: Zo is het helaas. Het moet naar buiten toe vechten tegen de bierkaai lijken. Vooral voor beginnelingen, afgestudeerden van het R.I.T.S.C.Ga naar voetnoot* bij voorbeeld, is het moeilijk om door te breken. Hubert Van Herreweghen, de chef van onze dienst, stelt hoge literaire eisen aan een script. Daar wil ook nog wel eens een scenario op afknappen.
Vlaanderen: Maar een scenario is toch niet te vergelijken met een roman. Dat moet toch aan andere eisen voldoen.
JVG: Dat ben ik het met u eens, maar het dient gezegd dat heel wat projecten die ons ter lezing aangeboden worden schabouwelijk slecht geschreven zijn. En dan bedoel ik niet dat er taalfouten in staan, maar dat ze in een on-taal geschreven zijn, een krakkemikkig, stroef Nederlands vol slordigheden en stijlbreuken. Dat wijst op een gebrek aan cultuur en aan discipline en dat stemt je bij de lectuur al meteen heel sceptisch. Nog erger wordt het als je onleesbare teksten toegezonden krijgt: manuscripten met doorhalingen en verwijzingen of zoveelste bleke doorslagen op rood papier en zonder correcties. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||
Hoe kan een schrijver nu verlangen dat je daar ernstig werk van maakt?
Vlaanderen: Moet een scenario qua vormgeving aan bepaalde strenge eisen voldoen om in aanmerking te komen? Moet men verschillende exemplaren inzenden?
JVG: Helemaal niet. Het is natuurlijk handig, wanneer men de allereenvoudigste conventies respecteert. Om te beginnen is er geen echt verschil tussen een televisiescenario en een filmscenario. Filmscenario's zijn vandaag de dag makkelijk in de boekhandel te kopen. Een amateur-scenarioschrijver doet er goed aan zo'n paar filmscenario's aandachtig te lezen. Zo leert hij meteen wat er in een script hoort te staan en wat niet. Bovendien heeft hij een voorbeeld van bladschikking. En zelfs daar hoeft hij geen rekening mee te houden. De meest eenvoudige richtlijn is nog de volgende: verdeel uw blad in twee kolommen, schrijf in de linkse wat u wilt zien, beschrijvingen van de locaties, van de handelingen, aanduidingen voor het camerawerk en in de rechtse wat u wilt horen, dialogen, effectgeluiden en muziek. Het is niet nodig om alles af te weten van camera's, lenzen, hoeken, bewegingen om een scenario te schrijven. Beschrijf gewoon de beeldinhoud waar u dat noodzakelijk vindt voor een goed begrip van uw bedoelingen. Al het overige is het werk van de realisator. U hoeft niet meer dan één exemplaar in te zenden. Het mag natuurlijk wel, dat bespaart ons het fotokopiewerk als we 't meer dan één medewerker tegelijk willen laten lezen. Geef vooral geen uniek exemplaar uit de hand. Vlaanderen: Nu praten we toch weer net alsof de BRT een luilekkerland voor scenarioschrijvers is, alsof we zouden willen dat vandaag nog honderd schrijvers in hun pen klimmen om het televisiescenario te schrijven waar ze tot nu toe alleen maar even van gedroomd hebben. Misschien zou het goed zijn dat ze het toch doen, ondanks alle moeilijkheden die hun te wachten staan. Wat baat het de schrijvers te klagen dat ze niet meer gelezen worden. De twintigste eeuw is een beeldtijd, meer dan een lees-tijd. Men leest niet meer, men kijkt: prentjes, strips, geillustreerde bladen, film en... televisie. Is het dan geen dwingende noodzaak voor de auteurs om zich aan dit bij uitstek populaire medium aan te passen en het zo snel
‘In natura’ t.v.-spel van Paul Koeck.
Vertolkers: Roger Bolders, Jeanine Schevernels, Liliane Raeymaekers, Leo Dewals; regie: Bert Struys. De regisseur praat met een acteur voor een opname.
Voor lange, vloeiende bewegingen wordt de filmcamera op een wagentje gemonteerd dat geluidloos en zonder schokken op sporen loopt: de zogenaamde travelbaan. Hier voor de opnamen van ‘Klaaglied om Agnes’.
mogelijk optimaal te leren bespelen? Als er kwalitatief betere scripts op de producerstafel belanden, zal men ook interessantere honoraria en werkvoorwaarden kunnen bedingen en zullen er middelen gevonden worden om ze te realiseren en mogelijkheden om ze uit te zenden. En als zou blijken dat het allemaal niet zo is, zal men ten minste de auteurs niet het verwijt kunnen toesturen dat ze door hun laksheid weer eens de boot gemist hebben. Jos Van Gorp / Daniël Billiet |
|