talen. Als men daar eigenlijk wel over discussiëert, want het is zo dat de literaire vertaling zowel in de literatuur zelf, als in de studie van de literatuur, een positie bekleedt die opvallend veel gelijkenis vertoont met die van de prostituee in onze maatschappij: men maakt er wel gebruik van, maar men spreekt er liefst niet over. Of, om het iets minder cru uit te drukken: Assepoester. De oplettende lezer heeft natuurlijk nu al begrepen dat ik in de vorige zin weer vertaald heb: ik heb een begrip uit een denkcategorie, of althans een begrip dat daar gewoonlijk mee geassociëerd wordt, naar een andere denkcategorie overgebracht. De metafoor, de metonimie, de beeldspraak in het algemeen, de analogie waarvan iedereen zo dikwijls gebruik maakt bij het argumenteren zijn evenveel voorbeelden van vertaling, en nog eens, het woordenboek komt er niet aan te pas.
Wat dan wel? In de eerste plaats de vertaler zelf, die brontekst In doeltekst moet weten te evalueren in verhouding tot hun bronsituatie en hun doelsituatie. Dit betekent dat de vertaler vooral thuis moet zijn in twee culturen, en zeker ook in twee media; dat kunnen twee talen zijn, maar het geval is ook niet denkbeeldig waarin het ene medium wel taal is, maar het andere niet.
De eerste vraag is deze: hoe functioneert (of functioneerde, wanneer het om teksten gaat uit een oudere periode) de brontekst in de bronsituatie. De tweede vraag is: bestaat er een analoge doelsituatie. Soms wel, soms niet. Een van de redenen waarom soms uitstekend vertaalde (althans in de woordenboekdimensie) toneelstukken uit de Griekse oudheid het doodeenvoudig niet doen, is dat er geen analoge situatie bestaat in de doelcultuur. In dat geval kan men proberen een dergelijke situatie te creëren, of men kan ook resoluut van de bronsituatie afstappen en zich totaal richten naar wat de eigen opinie is van de doelsituatie. Als men Hugo Claus heet schrijft men dan een Orestes, bij voorbeeld.
De ware verantwoordelijkheid van de vertaler ligt dus in het juist (of althans zo juist mogelijk) inschatten van de functie van een tekst, niet in het vakkundig hanteren van woordenboeken. Als dat zo was dan zou vertalen inderdaad een kinderspel zijn. Dit is dan ook een van de redenen waarom men geen handleidingen kan opstellen voor het goed en foutvrij vertalen. De problemen liggen telkens weer anders, en de vertaler moet telkens weer een andere oplossing zien te vinden. Algemene regels moeten dus, precies omdat ze zo veel zouden moeten omvatten, inderdaad ‘algemeen’ blijven, d.i. zo vaag dat er verder zeer weinig mee aan te vangen is.
Gelukkig zijn er, voor het vertalen van literaire teksten althans, wel een aantal vooronderstellingen waar men kan van uit gaan. Het is bij voorbeeld duidelijk dat wanneer een dichter bovenaan een gedicht ‘sonnet’ schrijft, of ‘elegie’, of iets dergelijks (ook wanneer het gedicht in kwestie helemaal geen ‘sonnet’ in de traditionele zin, of helemaal geen ditto ‘elegie’ blijkt te zijn) hij of zij de lezer (en dus ook de vertaler) wel in een bepaalde richting wil sturen. Als het gedicht eigenlijk zijn eigen titel tegenspreekt, dan ook is een bepaalde richting aangegeven, namelijk die van de ironie. Deze functies, of ‘verwachtingspatronen’ zijn, tot op zekere hoogte, ‘voorgeprogrammeerd’, en dat zijn ze, in sommige gevallen, zoals de Ilias, al meer dan tweeduizend jaar. De vertaler bevindt zich dus niet helemaal op glad ijs. Op voorwaarde dat hij van de ontwikkeling van literaire genres en vormen op de hoogte is, kan hij zich een oordeel vormen over de functie van een bepaalde tekst dat een hogere graad van waarschijnlijkheid zal bezitten dan het oordeel dat een vertaler van een niet-literaire tekst vroeg of laat voor zich moet uitspreken. Dé knoop ligt wanneer men moet proberen een tekst een analoge functie te geven in de doelsituatie. Om bij het voorbeeld van het sonnet te blijven: wie schrijft er nu in 's hemelsnaam nog sonnetten? En toch was, voor Shakespeare bijvoorbeeld, het sonnet eens de modevorm bij uitstek. Zou het dan kunnen dat men, door strak aan de vorm vast te houden, - met andere woorden, door de vorm niet te... vertalen - het vertaalde gedicht eenvoudig niet de kans geeft te functioneren op een analoge manier als het origineel? Dit is helaas zeer dikwijls het geval wanneer een filoloog die alleen filoloog is, vertaalt. (Wie herinnert zich niet het doorbrave ‘Caesar, een brug geslagen hebbende, trok de Rijn over’ type, dat zich duidelijk nooit
enige vraag had laten invallen betreffende de functie van de tekst). Vandaar ook dat men, om met enige kans op slagen te vertalen, niet exclusief mag overtuigd zijn van de ‘waarde’ van een of andere cultuur, want dan zal men er niet meer op uit zijn een klimaat te scheppen, of liever, een context, waarin de twee culturen elkaar op voet van gelijkheid kunnen ontmoeten. Men zal veeleer de ene cultuur naar de andere willen richten. Met andere woorden: dicteren, liefst met het woordenboek in de hand, maar niet vertalen.
En wat gebeurt er dan met elementen in de tekst die niet zonder meer duidelijk zijn voor het doelpubliek? Een voorbeeld dat enige droeve beroemdheid heeft verkregen is dat van de arme Aristofanes, wiens grappen lange tijd zo letterlijk zijn vertaald dat geen mens ze nog begreep, laat staan de kans kreeg om te proberen ze geestig te vinden. In dat geval moet de vertaler het als zijn taak zien op de hoogte te zijn van het ‘bevattingsvermogen’ - althans in dit soort zaken - van het publiek waarvoor hij schrijft. Wie Athene hoort zal daarbij wel aan een stad die symbool is voor een hele beschaving, of aan een godin denken, of de twee, en dan maakt de contekst het verder wel uit. Maar of een dergelijke reactie ook verondersteld mag worden ten aanzien van de naam van obscuur filozoof X? In dat geval moet obscuur filozoof X, alle filologen ten spijt, ‘vertaald’ worden, d.i. vervangen door een analogon dat wel in de doelsituatie functioneert.
De vertaler als barometer, dus, in plaats van de vertaler als boekenworm of semantische wisselautomaat. Precies, en precies in het feit dat hij of zij als barometer voor een cultuur moet optreden ligt ook de garantie van die cultuur tegen ‘slechte’ vertalingen, d.i. vertalingen die niet functioneren. Een vertaling die het ‘niet doet’, op de boekenmarkt, in het tijdschrift of op het toneel, is een vertaling die niet ‘goed’ is. En er zijn zowel ‘letterlijke’ als ‘vrije’ vertalingen die het niet doen. Dus daar zal het niet aan liggen.
De vertaler krijgt niet, zoals men zou kunnen opwerpen, indien men deze visie verkeerd interpreteert, een soort toelating om de buitenlandse literatuur tot zijn beeld en gelijkenis te herscheppen. Hij moet het product wel ter beoordeling aanbieden, en de beoordelaar is, ten slotte, de cultuurgemeenschap waaraan hij zijn product voorstelt. Ook in dat opzicht is de vertaler een barometer: hij moet op de hoogte zijn van die buitenlandse producten die een verrijking, of een bron van inspiratie zouden kunnen zijn voor het eigen produceren, d.i. het produceren binnen de eigen cultuurgemeenschap. Dit houdt ook in dat er geen ‘definitieve’ vertalingen bestaan, wel stadia in het functioneel maken van een tekst in de doelcultuur. De vertaler uit het Russisch kan, bij voorbeeld, nu al veel meer ‘gekend’ veronderstellen dan de vertaler uit het Chinees. Waarom? Eenvoudig omdat hij, binnen onze cultuurgemeenschap, meer voorgangers heeft gehad. Zijn eerste voorgangers hebben het Russisch, of beter, de Russische toestanden, sterk moeten ‘naturalizeren’ omdat de tekst anders niet begrijpelijk zou zijn. Dit is, om het even te caricaturizeren en zodoende meer klaarheid te scheppen, het stadium van de ‘boršt, dat is dikke soep’ vertaling. Er komt wel een ogenblik waarop een volgende vertaler, precies vanuit zijn barometer functie, gaat zeggen: ‘“boršt” alleen kan ook wel, denk ik’.
Wat er dan weer op wijst - en dan zijn we bijna rond - dat ‘vertaling’ eigenlijk geen individueel proces is. Er zijn, eigenlijk, geen vertalers. Er zijn wel mensen die proberen, zo goed en zo kwaad als het gaat, te bemiddelen tussen twee culturen. Het eigenlijke ‘vertaalwerk’ wordt door de leden van die twee cultuurgemeenschappen gedaan - of niet gedaan. De vertaling, de vertaalde tekst, is een uitnodiging, maar uitnodigingen kan men ook afslaan, om allerlei redenen. Maar wie een uitnodiging tot vertalen afslaat doet dat zeer dikwijls vanuit een intern onbehagen, of een soort defensieve arrogantie, net zoals men ook een uitnodiging tot het vertalen van een ander mens kan afslaan om dezelfde redenen. Want ten slotte vertalen wij elkaar de hele tijd, ook al spreken wij dezelfde taal. We proberen te bemiddelen tussen onze vooronderstellingen en die van een ander. Het is natuurlijk niet makkelijk. Je hebt er meestal geen woordenboek voor nodig. Je blijft er wel mens van.
André Lefevere
Universiteit Antwerpen, UIA.