| |
| |
| |
wij huldigen / wij gedenken
Gerdy Bollaert
Poëzieprijs 1975 Literaire Dagen Eindhoven
Gerdy Bollaert was, als enige Vlaming, één van de zes bekroonden van de Poëzieprijsvraag 1975, uitgeschreven door de Stichting Literaire Dagen Eindhoven. Er waren 304 deelnemers met een totaal van 1520 gedichten. Geen kleine verdienste voorwaar.
Gerdy Bollaert (geb. Wervik, 23 mei 1954) studeerde aan het St.-Aloysiuscollege te Menen en vervolgens aan de Rijksnormaalschool in Kortrijk, waar hij het diploma van regent Germaanse talen behaalde. Zijn poëtische voorkeur gaat naar de middeleeuwse letterkunde en het werk van Paul Snoek.
Over zijn vijf bekroonde gedichten schrijft Ankie Peypers in het juryverslag:
‘“Onder mijn huis / mijnt angst” zijn de slotregels van het vijfde gedicht en die vijf woorden zijn tekenend voor zijn poëzie: het spelen met woorden en klanken, de mijn onder zijn huis, de angst die ondermijnt, de associaties zijn er, maar de grote woorden worden vermeden (...). Soms zijn de beelden nog conventioneel, maar het samenspel van klank en ritme, van beeld en betekenis, werkt tegelijk unheimlich en ironisch en het gevoel van dreiging dat hij verwoordt, wordt in zijn korte gedichten in een goede spanning gehouden.’
Gerdy Bollaert schrijft inderdaad een zeer gedepouilleerd, tot op het bot ontvleesd vers, dat gekenmerkt wordt door een existentiële angst en een eerder pessimistische levensvisie, al wordt die in sommige van zijn gedichten door een vleugje ironie gerelativeerd. Een gedicht schrijven betekent voor hem in de eerste plaats een spel met de taal en haar mogelijkheden. Dat hij als jongere daarbij de kunst van het ‘schrappen’ beheerst en publikatiedrift hem vreemd is, pleit sterk voor een ernstig en bezonnen toekomstig dichterschap.
Lionel Deflo.
Zijn adres: Klijtmolenstraat 12, 8670 Wervik.
Uit zijn bundel ‘Ik had je veel meer moeten vertellen’ koos de redactie volgende verzen:
bij het verlaten van ons warme bed
dat in de lucht zou moeten hangen
die mijn gedicht komen stelen
| |
Aleide Boumans (ps. Krista Groenendal): 60
Ik zag haar voor het eerst toneel spelen in een opvoering van ‘Gudrun’ in een regle van Anton Vande Velde. Het was te Herentals in de openlucht bij de molen. Zij was één van de speermeiden en had een paar zinnen te zeggen. Onmiddellijk werd ik getroffen door de warme klank van haar sonore altstem. Na afloop begaf ik mij achter het toneel om een paar vrienden te groeten en zo herkende ik dan in de speermeid Aleide Boumans de Antwerpse voordrachtkunstenares, oud-leerlinge van Modest Lauwereys, die tot het spreekkoor had behoord, onder mijn leiding, van het 7e Vlaams Nationaal Zangfeest te Brugge in 1939.
Het weerzien was hartelijk. Ik liep toen reeds met een plan in mijn hoofd om Vondels Lucifer voor een reisvoorstelling te monteren in een vrij fel omstreden dynamische regie. Aleide was direkt entoesiast om mee te doen. En zo begon het... Wie weet wat het betekende in 1942 een teatertoernee doorheen het hele Vlaamse land te maken, zal direkt begrijpen dat dit een soort voorspel betekende voor hetgeen zich drie jaar later professioneel zou herhalen bij de start van ‘Het Reizend Volkstheater’, waarbij Aleide Boumans eveneens present was, maar nu onder het pseudoniem: Krista Groenendal.
Op 10 februari 1977 zullen haar jaren tot het diamanten getal stijgen, maar haar hart is van goud en haar tong is kwikzilver gebleven. Zoals ik haar leerde kennen, zo'n veertig jaar geleden, zo is zij nog: vitaal, ondernemend, ietwat onrustig, vol artistieke zin, kristelijke flamingante. Haar aristocratisch, schijnbaar koel type verborg een zeer gevoelige natuur. Zij was door haar verschijning en haar persoonlijk stemgeluid al direkt op het vertolken van klassieke personages aangewezen. Ik denk hierbij o.a. aan de vele vrouwen die zij beschelden maar zo juist vertolkte als partnerin van de zeer geprezen Shakespeareactrice Anni De Loenen. Zij waren een
voorbeeldig op elkaar ingespeeld team; ook vele moderne rollen speelde zij met talent, inzet en discipline. Een van haar sterkste vertolkingen was voorzeker, weer samen met Anni, onder mijn regie in het aartsmoeilijke ‘Levende wandtapijt’ (Manfred Haussman) een vrij experimenteel stuk met religieuze inhoud.
Nu zij zestig wordt wensen wij haar van harte geluk met haar vruchtbare artistieke loopbaan. Moge de vitaliteit die haar kenmerkt haar nog lang behouden midden ons. Zij was en zij is een begaafde artiste, een correcte collega, vol aandacht voor haar medespelers en een trouwe kameraad, eerlijk bovenal!
Rik Jacobs
| |
| |
| |
Paul Callant: 70
Dokter Paul Callant, uit Oudenaarde, werd geboren op 6 nov. 1906. Hij volgde M.O. in het plaatselijk college, behaalde het diploma van geneesheer aan de Gentse universiteit in 1931 en specialiseerde zich, einde '32, in kindergeneeskunde te Parijs. Thans heeft hij nog steeds een drukke praktijk. Bovendien staat Paul Callant in zijn stad bekend als een zeer kunstzinnig mens. Hij hield biezonder veel van tekenen, schilderen en van klassieke muziek.
Hij studeerde zes jaar, onder Karel De Zutter, aan het Kon. Muziekconservatorium te Oudenaarde, waar hij na de oorlog, in 1918 reeds vroeg begon met de lessen in compositie. Hij volgde er o.a. ook twee jaar harmonie. Aldus werd hij een degelijk vertolker van Mozart, Schubert, Chopin en Beethoven, zijn geliefde meesters.
Tijdens zijn collegetijd was hij gedurende zes jaar leerling aan de Stedelijke Academie en 's zondags ging hij naar de ‘schildersschool’.
Wij zagen uit zijn eerste periode een merkwaardig werk, getiteld ‘Slag: aftocht’ (olieverf). De meeste onderwerpen uit zijn jeugdperiode ontsproten aan de fantasie. Tijdens de eerste jaren van zijn medische loopbaan lag het schilderen stil. Later kreeg hij weer zin en meer tijd en creëerde stillevens, landschappen, potloodtekeningen en enkele treffende portretten. Dit alles was hoofdzakelijk figuratief werk. Thans kunnen we van zijn hand enkele doeken bewonderen met een abstracte en/of surrealistische inslag.
Hij stelde voor het eerst ten toon in het stadhuis te Oudenaarde, samen met dokter André Boeckaert en Albert Crombé, later regelmatig met ‘Die Cierlycke’, een kunstvereniging waarvan hij ondervoorzitter is; tevens was hij twee-, driemaal te gast in het Zuid-Oostvlaamse Kunstsalon. In 1972 werden werken van hem geselecteerd voor een collectieve tentoonstelling te Rijsel.
We wensen dokter Paul Callant nog veel aangename iaren en veel succes met zijn mooi werk, dat ons confronteert met een waarachtige bezieling en een diepe medemenselijkheid.
Albert de Longie
| |
Gerda de Vrieze
Poëziepremie Brussel
Als jonge vrouw, moeder van drie kinderen en dichteres is Gerda de Vrieze een sympathieke verschijning. Op 13 juli 1946 zag zij het levenslicht te Etterbeek, liep school in het centrum van Brussel en behaalde de akte van bekwaamheid voor bibliothekaris O.B. te Gent. Zij studeerde ook voordrachtkunst en dictie aan de Rijksmuziekacademies van Brussel en Gent.
Thans woont zij te Mariakerke bij Gent, waar zij met liefde en toewijding voor haar gezin zorgt. Tussendoor, voor zover zij niet in beslag genomen wordt door allerhande plichten, zit zij aan de schrijftafel. Amper de kinderjaren ontwassen voelde zij zich aangetrokken tot de letterkunde, inzonderheid tot de poëzie. Zij debuteerde in 1960 met een sprookje en met gedichten, gepubliceerd in ‘Het Nieuwsblad’ en ‘De Standaard’. In de periode 1960-1964 verschenen verzen en kortverhalen van haar in diverse tijdschriften. Later werkte zij mede aan ‘Yang’, ‘Vlaanderen’, ‘Kruispunt-Sumler’ en de ‘Poëziekrant’. Ook aan ‘Leievaart’ (1973-'76) en aan ‘Poëtisch Gastmaal’ reeks VI (1975) uitgegeven door de Vereniging van Katholieke Oostvlaamse Schrijvers.
Op de ‘Achtste Jong Nederlands literaire dagen’ (1965) te Sint-Martens-Latem behaalde zij een erkenningsprijs, in 1976 een aanmoedigingspremie op de poëziewedstrijd van het Poëziesyndikaat en het Davidsfonds te Halle en in hetzelfde jaar een eerste premie voor dichters boven de 25 jaar in de prijs voor Poëzie Vlaams Brussel, met het gedicht ‘Terra Nova’. Haar eerste gedichtenbundel, ‘Rood Licht’, dagtekent van 1972 en is gepubliceerd in de ‘Yang Poëziereeks’. Persklaar ligt haar tweede verzenbundel ‘Het Verschijnsel Man’.
Uiteraard behoort Gerda de Vrieze tot de generatie van elementen, die een eigen opvatting hebben over de dichtkunst en als het ware vreemd staan tegenover eeuwenoude verworvenheden. Zij hanteert een vrijere vorm - los van alle traditie - waarin het woord als zodanig het hoofdaccent krijgt. Niettemin slaagt zij erin aan haar ontwaringen een adequate gestalte te geven, overeenkomstig de moderne mentaliteit. Van dit standpunt uit blijkt zij begaafd te zijn.
Wij wensen haar verdieping, werkkracht en volharding toe voor de uitstraling van het Schone Geheim der Poëzie.
Miel Kersten
| |
Marc De Wintere
World Print Competition 77
Zijn adres: Damweg 73 te 8790 Waregem zit nu ook in de kataloog te San Francisco voor de World Print Competition 77 en het California College of Arts and Crafts waarvoor hij geselecteerd werd. Zijn werk zal tentoongesteld worden in het San Francisco Museum of Modern Art. Voor deze selectie waren niet minder dan 4085 inzendingen genoteerd. De reizende tentoonstelling van het wereldbekende Smithsonian Institution zal zijn werk, een koperets (burijngravure, akwatint), in een reeks van 100 selecties gedurende twee jaar in ongeveer 15 museums laten zien in de V.S.A. en Canada. De toegekende prijs heet ‘Special Edition Purchase Awards’ en beloopt 1000 dollar.
Marc de Wintere is niet aan zijn proefstuk. Toch geven we hierbij nog ter herinnering enkele realia en wensen hem van harte geluk met de reeds behaalde successen.
Geboren: 18-03-'53 Waregem.
Studies: '66-'69 Sierkunsten Kortrijk. '69-'76 Plastische Kunsten A2: Hoger St.-Lucasinstituut te Gent. Plastische Kunsten A1, Specialisatie Vrije Grafiek: Hoger St.-Lucasinstituut te Gent.
Prijzen: Selectie: Lijn - Kleur - Volume ‘Pro Civitate’ '73. Eerste premie ‘Provinciale Prijs W.-Vl.’ '75.
| |
Urbain Gerlo
Op 31 mei a.s. wordt kunstschilder Urbain Gerlo 80 jaar.
Opgegroeid tussen de verfpotten en kwasten van vaders schildersbedrijf volgde hij achtereenvolgens de akademies van Waasmunster - zijn geboortedorp -, Sint-Niklaas en later van Gent waar hij toen een kunstgalerij openhield in de Vlaanderenstraat.
Vrij vlug wist hij zich los te maken van de Wase luminist en kolorist Edmond Verstraeten. In zeer gevoelige kleur- | |
| |
schakeringen openbaarde hij spoedig zijn eigen geaardheid en schiep hij een reeks werken waarmee hij vele kunstliefhebbers wist te bekoren. Schilderen was voor hem een poëtische beleving, schreef Jan Vercammen terecht. Zijn kunst is bovendien typisch Vlaams naar thema's en naar koloriet. Overbekend en zeer gewaardeerd werden zijn stoere molens, zijn karakteristieke Durmeboorden - zo gans anders dan die van de Leie -; zijn Vlaamse huisjes en bekoorlijke, typisch-landelijke kerkjes; zijn breedgeborstelde heidegezichten uit zijn geboortestreek; zijn dreven en knotwilgen; zijn zigeunerwagens overwinterend ergens in Vlaanderen; zijn verwelkende zonnebloemen; zijn talrijke stillevens en betoverende stadsgezichten maar ook zijn knappe portretten.
Gerlo beoefent niet alleen het olieverfschilderen; hij is tevens een meester van de pastel- en houtskooltechniek. Een uniek - hem eigen - kunstprocédé is wel het leggen van gekleurde zandtapijten op groot formaat, waarmee hij zoveel sukses boekte in binnenen buitenland (Amerika en Nederland). Zijn grote doorbraak beleefde hij tijdens de Wereldtentoonstelling van 1964-65 te New-York, waar hij in het Belgisch dorp niet alleen zijn schilderijen exposeerde maar tevens demonstreerde met het leggen van zandtapijten. Naast eigen komposities copiëerde hij o.m. de Kruisafneming van Rubens.
Gerlo heeft nu een lange carrière achter de rug. Steeds bleef hij trouw aan zijn principes met een kunst die evolueerde in crescendo naar vorm, techniek en kleurverdieping. Hij was er zich niet van bewust dat hij de regel van Michel Seuphor heeft gevolgd nl. ‘Kunst is spelen met schoonheid’. Vele werken bevinden zich niet alleen in Vlaanderen maar behoren tot de verzameling van heel wat Amerikaanse topfiguren.
Hij werd vereremerkt met de gouden palmen van de Kroonorde en gepromoveerd tot ridder in de Orde van Leopold II.
Zelfs op deze hoge leeftijd schildert hij nog gezwind elke dag verder.
R.A.
| |
Fred Germonprez
Lode Baekelmansprijs Koninklijke Vlaamse Akademie
Fred Germonprez werd geboren in De Panne op 30 december 1914 als zoon van een griffier van het Vredegerecht en een moeder die een textielzaak uitbaatte. Na het einde van de vijandelijkheden keerde het gezin terug naar Nieuwpoort, waar Fred Germonprez de Grieks-Latijnse humaniora volgde en poësis, retorika te Moeskroen. Een zware longziekte verhinderde hem hogere studies te volgen.
In Nieuwpoort werd hij secretaris van de Commissie van Openbare Onderstand. In 1938 publiceerde hij enkele verhalen en werd medewerker van het tijdschrift ‘Nieuw Vlaanderen’, onder redactie van Prof. Vandeweyer. Enkele gedichten verschenen in ‘De Vlaamsche Gids’ en ‘Volk’.
Hij debuteerde in 1938 met een novelle ‘Kinderen van de zee’. De kritiek was zeer aanmoedigend en A. Demedts schreef dit jaar ‘Onthoud de naam Germonprez’.
Na de bevrijding kwam hij in de journalistiek terecht en werd redacteur van dagblad ‘Het Volk’. Sedert 1953 leidt hij het redactiekantoor van ‘Het Volk’, gewestelijke editie ‘De Koerier van West-Vlaanderen’. Hij woont te Kortrijk, Rijselsestraat 18.
Fred Germonprez vestigde zich definitief als literator door zijn boek ‘Iseland, Iseland’, waarvan in het Nederlands taalgebied niet minder dan 50.000 exemplaren verschenen en dat ook in het buitenland succes kende. In 1956 ontving hij de jaarlijkse prijs van de Westhoek voor de beste toeristische reportage van het jaar 1955 onder de Vlaamse journalisten. In 1958 werd de auteur bekroond met de dr. K. Barbierprijs door de Kon. Vlaamse Academie van Taal en Letterkunde voor zijn historische roman ‘Kaper Jan Bart’ (tijdvak 1956-1959).
Hij maakt zich eveneens verdienstelijk door het schrijven van vele luisterspelen, die door de nationale zender van de B.R.T. en de gewestelijke zender van de B.R.T. West-Vlaanderen en Antwerpen regelmatig werden uitgezonden. In 1962 ontving hij voor het beste luisterspel de ‘Theo De Rondeprijs’ van Sabam. In 1974 ontving hij de prijs van de ‘Scriptores Catholici’ voor zijn gezamenlijk oeuvre en in 1976 werd hij opnieuw door de Koninklijke Vlaamse
Academie voor Taal en Letterkunde voor zijn roman ‘Haaien op de kust’ met de Lode Baekelmansprijs bekroond.
Twee massaspelen werden opgevoerd: ‘Naar veilige haven’ te Oostende in 1953 onder regie van de bekende choreograaf Heiko Kolt en ‘Door de branding’ op de Grote Markt te Kortrijk in 1960. In het buitenland kende zijn werk een mooi succes en de kritiek was vol lof. Einde 1964 deed de ‘Gesellschaft zur Förderung der flämischen Kultur’ te Bad-Godesberg een enquête bij vrienden, studenten, de lezerskring van een stadsboekerij, klanten bij boekhandels en leden van boekengilden om aan de hand van een lijst van 25 Vlaamse schrijvers een ‘bekendheidsgraad’ op te stellen. Volgens het verslag in de Nederlandse pers verschenen, namen de Westvlaamse auteurs een eervolle plaats in. De percentages waren voor Timmermans 99, Roelants 77, Streuvels 76 en Fred Germonprez bezette de zevende plaats met 49, juist na Maria Rosseels.
Acht romans verschenen in Tsjechische vertaling met een minimumoplage van elfduizend ex. en hij behoort in dit land tot een der meest gelezen als geprezen auteurs. Voor 1973-75 werd hij door de Koninklijke Vlaamse Akademie met de Lode Baekelmansprijs bekroond voor ‘Haaien op de kust’. Succes en eerbewijzen die hij verdiend heeft. In één woord: proficiat!
| |
Paul Hardy
Prijs van de Provincie Antwerpen voor het gezamenlijk oeuvre 1974
Na de bekroning vanwege de Staatscommissie voor Openbare Bibliotheken en vanwege de Scriptores Catholici ontving Paul Hardy ook de prijs 1974 voor het gezamenlijk oeuvre vanwege de provincie Antwerpen: dit alles was de erkenning van een langdurige literaire en literair-kritische werkzaamheid. Het waren nochtans niet de eerste erkenningen: vanwege de provincie Antwerpen ontving Paul Hardy in 1951 de prijs
| |
| |
voor een eerste werk met zijn ‘Annie grijpt in’, dat ook in de scholen een ruime verspreiding vond, in 1958 werd hem de prijs voor een toneelwerk toegekend voor ‘Paviljoen op Heidebergen’ en in 1967 nog eens voor zijn T.V.-spel ‘Bolero’, de bewerking van een der eerste oorspronkelijke radio-luisterspelen in Vlaanderen. Dit waren telkens bekroningen van toneeltechniek, van knappe karaktertekening, sprankelende taalvirtuositeit en optimistische levensvisie. Met zijn vele toneel- en luisterspelen heeft Paul Hardy inderdaad zeer verdienstelijk werk geleverd.
De naam Paul Hardy is echter vooral bekend om zijn werkzaamheid op het gebied van de literaire kritiek, verspreid in de talloze wekelijkse recensies in de ‘Gazet van Antwerpen’ en in de eveneens lange reeks van ‘Kronieken van het Vlaamse Proza’ in ‘Boekengids’. Deze kritieken zijn even zovele bewijzen
van een uitzonderlijke en gedegen belezenheid in de Nederlandse en in de vreemde literaturen, waaraan echter alle geleerddoenerij vreemd is. Ze worden gekenmerkt door een schroomvolle eerlijkheid en ruimdenkendheid, door een eerbied voor elk kunstwerk, door een scherpe speurzin, een verfijnde artistieke smaak, een grote bescheidenheid en niet minder door een levendige stijl en een rijke taal. Al deze gaven stelde Paul Hardy in dienst van de lezende gemeenschap. Daarvan liggen de bewijzen eveneens in het driedelige ‘Lectuur-Repertorium’, samengesteld door Joris Baers en Paul Hardy, en in het nogmaals driedelige vervolg daarop, samengesteld door Paul Hardy en Xavier de Win: dit magistrale naslagwerk is een onmisbare en bewonderenswaardige gids voor al wie informatie zoekt inzake literatoren en werken; de naam ‘standaardwerk’ is een groot woord, maar is ruimschoots verdiend.
Hardy's bescheiden dienstbaarheid bleek nog eens uit het tweedelige werk ‘Bij Benadering’: dit is geen bundeling van zijn beste of schitterendste kritieken, maar van die stukken die de literatuurbelangstellenden dienstig kunnen zijn juist omdat over de besproken werken en auteurs weinig informatie voorhanden was. Uit deze bundel én uit de overtalrijke andere kritieken van Paul Hardy kunnen vele indringende essays worden samengelezen, zoals hij er wijdde aan Duribreux en aan Lampo. Wellicht hebben weinigen in het Vlaanderen van na de tweede Wereldoorlog een zo diepgaande invloed op het grote lezerspubliek uitgeoefend als Paul Hardy.
Om de grote verdiensten van deze informatie-werkzaamheid, door de auteur blijkbaar beschouwd als een hoge levenstaak, verdient Paul Hardy onze dank, die we de even bescheiden als beminnelijke kunstenaar gaarne betuigen.
A. Keersmaekers
| |
Constant Lambrecht: 60
Hij studeerde aan de academie van Roeselare en La Grande Chamière te Parijs, bij Zadkine en Ed. Goerg. Hij ontving de Emile Duyvewaerdt-prijs en de vermelding: Jonge Belgische Schilderkunst 1950-'53. Hij exposeerde in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel (2-maal), evenals in Zaal Campo, te Antwerpen, en te Brugge. Verder o.a. in Gent, Luik, Ieper, Parijs, Cannes, Wiesbaden, Rome, Turijn, Galery International te New-York (3 maal), Munster, Hamme, Bocholt, Kortrijk, Kuurne, Oostende, Nice, Schelderode (werken voor de Olympiade van München), Knokke, Tiegem, Damme. Werk van C. Lambrecht werd opgenomen in de verzameling Jules Dhondt, Deurle; Van Gheluwe, Brussel; Saporre, Nice, enz.
Ik leef, zegt C. Lambrecht, met de dingen die mij in mijn wezen hebben geschokt en die ik in mijn natuur terugvind. Schilderen is voor mij een gevecht met mijzelf om wat mij omgeeft tot rust te
brengen, om het tot eenheid te brengen met de tijd, die in kunst alles corrigeert en situeert. Mijn werk is dat van een kind met een groot mannelijk bewustzijn, dat op een verheven tijdsplan de dingen beheerst.
In zijn jeugdwerk onderkent men invloeden van Picasso, Goerg en Zadkine, die echter vlug werden ingepast in een eigen harmonische en vitalistische vormgeving. Fijne, sublieme kleurnuances in evenwichtig uitgebalanceerde kubistische kleurvlakken, een hevig levendig ritme, een diepe bewogenheid en een geëigend kleurenperspectief vormen samen de esthetische basisingrediënten van zijn kunst, waarin de inhoud vorm is geworden en de vorm precies samenvalt met de inhoud, niet meer te scheiden van elkaar, als de eruptieve materie en de verrukkelijke bruinrode gloed van een wervelende vulkaan.
‘Hij zoekt, aldus zijn commentator Jan De Maere, in plan, massa, volume en kleur, zijn meest eigen Zijn met een grote technische bekwaamheid te verwezenlijken. Hij tracht in zijn tijd eenvoudige dingen groot te maken. Wij zouden zijn kunst een geëvolueerd abstract expressionisme kunnen noemen, dat steeds intuïtief naar zijn eigen natuur overvloeit.
Contemplatief verzonken in de geheimenis van de oervorm wentelt kleur zich in zijn sacrale dans, beeft in de huiver van het voor de eerste keer zien en stolt op het doek van de mens Lambrecht. Hij is de esotericus die weet dat de zee van zijn ZIJN niet in de vingerhoed van zijn Ik kan gevat worden en dat het onveranderlijke groot is in zijn evolutie. Zijn werk is ons vertrouwd in zijn deformatie, in de bijna onspeurbare figuratie, die toch nog een vorm laat vermoeden. Het brengt ons grote helderheid, een innige vrede, die de spanning tussen de geest en materie opheft. Zijn kunst is voor ons de volledige identificatie met onze oorsprong en de confrontatie met het “Onkenbare”. Zijn werk is gevoelig, sculpturaal en gedurfd, een rustpunt in de ons omgevende -ismen en schilderkunstige theorieën. Een werk dat gegroeid is en op zichzelf staat in de historie van de abstracte kunst’. Het CVKV wenst zijn trouw lid en zijn lieve dame nog veel gelukkige jaren en een blijvend succes met zijn omvangrijk en talentvol oeuvre.
Albert de Longie
| |
Bert Peleman
Vatikaanse Erepenning
In verband met de voorbereiding van een door hem in de Buschmannreeks ‘Flandria Illustrata’ samen te stellen platenboek gewijd aan Pieter Pauwel
| |
| |
Rubens, verbleef Bert Peleman zojuist enkele dagen te Rome. Bij deze gelegenheid werd de dichter uit het Scheldeland persoonlijk door Paus Paulus VI in het Vatikaan ontvangen en overhandigde de vlaamse schrijver aan de H. Vader niet alleen zijn platenboeken ‘Abdijen in Vlaanderen’ en ‘Schelde-Leie-Noordzee’ maar tevens een kunstfotoalbum gewijd aan zijn bekend Mariekerkse Passiespel ‘Kristus aan de Schelde’.
Tijdens een opvallend rustig gesprek gevoerd in een volkomen ontspannen sfeer doorbladerde Paus Paulus vol belangstelling naast het abdijenboek het platenboek gewijd aan het werk van Kunstschilder Regnier de Herde geinspireerd door de twee vlaamse rivieren en de Noordzee.
Uitzonderlijk geboeid bleek de Paus evenwel door het fraaie fotoalbum gewijd aan het Passiespel, waarbij de H. Vader met aandrang vroeg zijn gelukwensen aan de Mariekerkse vertolkers over te brengen en beloofde hen eerlang een pauselijke foto met een speciale opdracht te zullen toesturen. Niet minder belangstelling toonde de H. Vader voor het eveneens door Bert Peleman te schrijven schouwspel ‘Rubens in de Katedraal’ dat volgend jaar door het A.K.V.T.-Antwerpen zestig maal op het hoogkoor van de O.-L.-Vrouwekerk in de Scheldestad zal worden opgevoerd.
Ten afscheid overhandigde Paus Paulus aan de vlaamse letterkundige om zijn verdienste inzake het schrijven van dit Passiespel en allerlei kristelijk geinspireerde poëzie, waarbij met nadruk o.m. zijn gedichtenbundels ‘Gij zandloper en zeis’ evenals zijn ‘Dankgebeden van de man Job’ moeten vermeld worden, een Vatikaanse erepenning. Als een zoveelste verrassing tijdens deze privé-audiëntie werden tenslotte door de pauselijke fotograaf Felici van de plechtige maar hartelijke ontvangst een aantal schitterende kleurenfoto's gemaakt. Alvast over heel de lijn een uitzonderlijk eerbetoon aan een Vlaams dichter op doorreis in het land van Dante en Petrarca.
| |
Maria Vlamijnck
Prijs Letterkunde Stad Nieuwpoort 1975
Deze bekroning werd haar toegekend voor haar geschiedkundige roman ‘Het beleg van Nieuwpoort’, gesitueerd in 1793 met als achtergrond de Franse revolutie en haar weerslag op West-Vlaanderen. Dit verdienstelijk werk munt vooral uit door de stevige gedocumenteerdheid en de brede visie waarvan Maria Vlamijnck blijk geeft ten aanzien van de Nieuwe Tijd, geboren uit de Franse omwenteling van 1789, zowel op politiek, militair als cultuurhistorisch vlak. Diezelfde gedegenheid spreekt ook uit de voorstelling van het leven in de Westhoek en het beleg van Nieuwpoort door de Franse generaal Van Damme. Die boeiende roman heeft zonder twijfel veel voorstudie geëist en men moet uit de Westhoek stammen of er lang hebben geleefd om dit zo authentiek te kunnen weergeven.
Maria Vlamijnck werd geboren in Sheffield (G. Britt.) in 1917 uit Vlaamse ouders, maar woonde aan zee van 1922 tot 1946. De liefde tot de zee en haar zin voor geschiedenis treden ook aan de dag in haar eerste roman ‘Vierboete’ (1963), een sterk gedocumenteerd en levendig verhaal van een oude vuurtoren en de stad Nieuwpoort, zoals ze reilde en zeilde in de 16e eeuw. Dit boek bevat een schat aan oude gegevens. In 1965 verscheen ‘Een steen op een graf’, een roman van liefde, verbroken geluk en leed, hard en toch mild.
De Clauwaert publiceerde in 1971 ‘De weg terug’, die in de literaire wereld
niet de aandacht heeft gekregen die het boek verdiende. Een verrassend werk over het genezingsproces van een jonge psychopaat, dat ons vlot en op een bijzonder indringende wijze binnenvoert in de psychiatrie en de wondere, geheimzinnige wereld van syndromen en demonen, neurose en schizofrenie. Een keihard diepmenselijk boek.
Schrijven is voor Maria Vlamijnck de wereld wat beter maken, schoner en rijker. In haar jongste nog onuitgegeven roman en kortverhalen gaat haar voorliefde uit naar de psychologie en ze daalt af in de afgronden van de menselijke ziel om er te peilen naar de geheimste roerselen. Zij woont al vele jaren in Brussel en is steeds werkzaam geweest in de privé-sector. De laatste vijftien jaar was ze verbonden aan het studiebureau Licht en Engineering van een grote vennootschap, met hoofdtaak de Nederlandse vertaling van technische en commerciële projecten.
| |
Michel Wyffels:
40-jarig toneeljubileum
Op die mistige februariavond, na de toneelvoorstelling van ‘Twee op de wip’, waarin Michel Wyffels de mannelijke rol vertolkte, de voorstelling die gegeven werd ter gelegenheid van zijn 40-jarig toneeljubileum, vroeg ik Michel: ‘Is het toneel nu nog weg te denken uit je leven?’ Hij antwoordde: ‘Die “nu”, maakt het antwoord moeilijk, want nooit heb ik zo diep aangevoeld dat het woord “toneel” op zichzelf zo relatief is! Houden van toneel is, houden van echte vrienden, en hoe zeldzaam ze ook zijn, ik vond ze in de toneelwereld! Houden van toneel is houden van mooie herinneringen, van diep-ingrijpende emoties. Houden van toneel is,... ja, dat betekent zoveel dat ik moet antwoorden: ‘Nee toneel is “nu” niet meer, en is waarschijnlijk nooit weg te denken geweest in mijn leven!’ Dit antwoord typeert Michel als mens en als kunstenaar. In de vele groepen waarin hij akteerde en vooral regisseerde heeft hij de mensen met wie hij omging onweerstaanbaar geboeid door zijn enthousiasme en zijn totale inzet voor het toneel. Steeds streefde hij ernaar beter te akteren, zijn mensen ‘meer mens te laten zijn!’
Toen hij vijftien was trad hij het eerst op in ‘Elckerlijk’, maar toen stond hij reeds in vurige bewondering voor Staf Bruggen en voor de bezieling die deze grote Vlaamse akteur toen uitstraalde. In 1952 verliet hij Gent als laureaat van de toneelklas van het Koninklijk Conservatorium waar Edgard Depont zijn leermeester was. Citeren wat hij allemaal verwezenlijkte is in korte lijnen niet meer samen te vatten, maar als hoofdpunten in zijn toneelloopbaan
| |
| |
moeten we toch het volgende aanstippen: In 1958 stichtte hij het ‘Oostends Kamertoneel’ en na een veelzijdige akteurs- en regisseursloopbaan stichtte hij als laatste groep: ‘Toneelschool Studio James Ensor’ met zijn gekende afdeling ‘Jeugdtheater Harlekijntje’ dat vele kinderhartjes aan het kloppen bracht. Thans fungeert hij bij deze laatste kring, die erkend werd door het Ministerie van Nederlandse Cultuur, als Artistiek Directeur, als acteur en als regisseur, maar vooral als leraar dictie, ruimte en bewegingsleer en toneelgeschiedenis!
Michel, ter gelegenheid van je 40-jarig toneeljubileum zijn wij fier je te mogen danken voor je grootse, veelzijdige liefde voor ‘het toneel’.
Francine Lescouhier
| |
In memoriam Dirk Vansina
Posthuum gedicht
N.a.v. zijn tienjarig overlijden, 16.1.1967, ontvingen we een ongepubliceerd gedicht van zijn hand vanwege zijn dochter, zelf dichteres (A. Delportestraat 77 te 1050 Brussel).
Onstuimig jaagt het jonge bloed
Wie stelt er grenzen aan zijn gloed?
Zijn voor de dag van morgen.
Zie purper in de beukenlaan
pralende rhododendrons staan
en rode kolle en korenbloem
juublen der halmen hoge roem;
de vlier geurt aan de zoom van het bos
een reuzevlinder lijkt elke tros
die vlekt helwit op donker diep...
Hoor, hoe de koekoek prijzend riep.
O wonne van een dag vol zon,
of het leven heel opnieuw begon:
een hel festijn van zeldzaam licht
een teerblauw gloeiend vergezicht,
gestolde lucht, waar loopt teloor
de sliertlijn van een karrespoor
waarlangs een droom in durven driest
in dronken vaart zichzelf verliest.
O lentemorgen, rein en puur,
Als water klaar en laaiend vuur,
waadt nu mijn hart en is tevreên,
en zeurt niet meer en vindt zijn zin
in de heerlijkheid van uw begin
en juicht zijn lied en waadt in licht,
trilglanzend als een zonneschicht.
|
|