Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26
(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
BeschrijvingBovenvak. Bavo in schitterende wapenuitrusting onder rode mantel, buigt voor twee bisschoppen met mijter en rijke koorkap, die hem welkom heten: Sint-Amandus, de apostelmissionaris en de abt van de Sint-Pietersabdij Floribertus. Vier monniken zijn aanwezig bij de ontvangst. Benedenvak. De groep op de eerste treden van de trap steekt schril af tegen de weelde der gewaden en kledij van de verdieping. Hier knielen drie armen, een man en twee vrouwen met drie borelingskens, waarvan één aan moeders borst. Hun halve naaktheid werpt een scherp licht op het voorplan. Hiermee beoogde de schilder het diepteperspectief van het geheel te onderstrepen. Boven de bedelaars buigt zich Bavo (?), een grijzende man, in donkere mantel gehuld en een gouden ketting om de hals. Twee edelknapen stellen hem het geld ter hand dat hij aan de armen uitdeelt. Naast Bavo staan drie rijk uitgedoste vrouwen. De voorste, een jonge dame, vermoedelijk zijn dochter Adeltrudis, ziet treurend op naar het toneel der bovenverdieping, waar haar vader zich aanmeldt in de abdij. Daar: twee gezellinnen pogen haar te troosten. De opstap waar zij zich bevinden draagt het wapenschild van de Gentse bisschop Triest. | |
OpstellingIn geen enkele van Rubens' schilderijen in diagonaal opgesteld - hier zelfs in twee parallel lopende lijnen - is deze techniek zo opvallend, zo opzettelijk bedoeld. Wij wijzen ter vergelijking naar enkele voorbeelden: de beroemde Kruistaferelen der kathedraal van Antwerpen uit de jaren 1611 en 1614; uit het Brusselse Museum: De Marteling van de H. Ursula (1620), en deze van Sint-Lieven (ca. 1635); uit het Museum van Wenen: De Mirakelen van St.-Ignatius en deze van St.-Franciscus Xaverius (beide ca. 1620), naast de triptiek van Sint-Stefanus uit het museum van Valenciennes, de Rijke Visvangst der Mechelse O.-L.-V.-over-de-Dijlekerk en andere werken van grote dimensie. | |
Lotgevallen van het AltaarstukHet begint al met een vóórgeschiedenis. Bijna al de religieuze doeken van Rubens werden niet vrij maar op bestelling uitgevoerd. De opdracht van de Gentse bisschop Maes vinden wij terug in een olieverfschets | |
[pagina 31]
| |
De H. Ignatius (1649). Jezuïetencollege, Brussel
die nu berust in de National Gallery van Londen. (Zie verder commentaar en afbeelding). Zij dateert vermoedelijk van 1612. Kort daarna stierf Maes en zijn opvolger gaf de voorkeur aan grote beelden in marmer en albast, die heel spoedig werden besteld aan de gebroeders Robrecht en Jan De Nole uit Antwerpen. Deze handelwijze stemde onze schilder zeer bitter. Hij schreef naar zijn beschermheer de Aartshertog Albrecht, een brief, herinnerde hem aan het ‘dissegno colorito’ (de schets van het Londens museum) dat hij hem had laten zien. Hij vroeg zijn bemiddeling in deze aangelegenheid. Wat ook gebeurde doch zonder gevolg (brief van 19 maart 1614). Gelukkig bleef het stenen retabel in de kathedraal onafgewerkt, zodat de opvolger van Van der Burch, Antonius Triest, het Rubensontwerp terug nam en liet uitvoeren. Het kwijtschrift is gedateerd op 27 september 1624. Omstreeks 1702 verhuist het schilderij van het hoogaltaar naar de St.-Sebastiaanskapel, blijkbaar omwille van de sterk in het oog springende naaktfiguren op het voorplan. In 1794 wordt het door het Frans Bewind geroofd, samen met 68 Rubensen uit kerken in onze gewesten. Restitutie heeft plaats in 1811 in Brussel, in 1817 in het stadsmuseum van Gent, om eindelijk zijn lange pelgrimage te eindigen in zijn oorspronkelijke plaats, de kathedraal, in 1825. | |
Het leven van Sint-Bavo
| |
IconografieDe meerderheid der geschilderde voorstellingen leggen de nadruk op de heilige edelman Bavo die afstand doet van zijn goederen voor de armen, zoals in het Gentse doek en in het schilderij van Jan de Bray uit het diocesaan museum van Haarlem. De prent- en beeldhouwkunst verkiest de alleenstaande Ridder van hoge adel, omhuld in een hermelijnen mantel boven zijn wapenrok, en torsend een lange degen en scepter in de rechterhand. De andere draagt verschillende attributen als het model van zijn abdij, het kruis of een boek, als evangelieverkondiger. Vaak komt de valk voor, die vliegensgereed zijn vuist omklemt. Want een pittoreske legende vertelt dat de heilige van diefstal van een witte valk beschuldigd was; maar op het ogenblik van zijn terechtstelling daalde het roofdier uit de hemel naast hem. Allicht zinspeelt de gehuifde valk ook op zijn prinselijke afkomst, want de valkenjacht was aan hoge lui voorbehouden. Zijn boetedoening komt zelden aan bod in de iconografie, al ligt zij aan de grond van zijn roem als heilige. Een kopersnede van omstreeks 1600 toont hem in de pij van een kluizenaar, knielend voor het kruis onder de blote hemel. Zonder twijfel is dit thema ontleend aan de vele afbeeldingen van de H. Hieronymus als boeteling uit de 16e en 17e eeuwen. | |
De vereringIn Noord- en Zuidnederland werd hij in meer dan vijfentwintig parochies als patroonheilige gehuldigd, waartussen twee bisschopssteden Gent en Haarlem. Hij wordt aangeroepen voor genezing van kinderziekten, vooral van kinkhoest. | |
BeoordelingDe Bekering van St.-Bavo van Gent behoort tot de Etagestukken in het Werk van Rubens, namelijk met een gelijkvloerstafereel en op de verdieping het hoofdgebeuren. Deze werken horen bijna allen een korte periode toe, tussen 1620 en 1625. Opvallend sterk beklemtoond vinden we deze schikking in werken als De Mirakelen van Sint-Ignatius en deze van Sint-Franciscus Xaverius, beide uit 1620 in het museum van Wenen; in het Sint-Rochuspaneel te Aalst (1623); in meerdere doeken van de ‘Triomf van Maria de Medici’, als het Portret aan Hendrik IV aangeboden, de Ontscheping te Marseille en Het Huwelijk te Lyon (1622-1624) of de niet gedateerde Triptiek van Sint-Stefanus in het museum van Valenciennes. De meest schitterende oplossing biedt de Heilige Maagd vereerd door Heiligen van de St.-Augustinuskerk van Antwerpen (1628). Wel moet toegegeven worden dat de compositie in de hoogte zich opdringt voor hoogaltaren van onze gothische kerken met hun hoge gewelven. Heeft Rubens deze wijze van opstelling uit Italië meegebracht, waar veelal de Madonna gezeten was op een marmeren verhoog of hoge sokkel? Alleszins gaf het hem voor religieuze of mythologische onderwerpen een graag uitgebate gelegenheid om de hemel te vullen met engeltjes of putti. Ongetwijfeld was zijn penseel op dat zwevend gezelschap verliefd. Het Gents schilderij neemt een voorname plaats in het oeuvre van de meester in, alhoewel dertien herstellingen in de verleden eeuwen er niet in geslaagd zijn de oorspronkelijke gaafheid en pracht te redden. |
|