Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26
(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Beschrijving middenstuk: De wonderbare visvangstOp de voorgrond spannen drie kloeke vissers zich in om de rijke buit aan wal te brengen. De voorste trekt vanop het strand met herculische kracht het zeel van het net tot zich. Hij is geschoeid met hoge waterlaarzen en draagt een scharlaken visserstrui. Vanuit de boot pogen twee makkers hem te helpen. Hun naakte ruggen werpen een brede lichtbundel op het voorplan. Op de voorsteven boven hen, drukt een makker met al zijn macht op de roeispaan die het vaartuig aan wal moet brengen. Links in het halfduister beijveren zich ook twee mannen om het scheepje te meren. Op de achtersteven schilderde Rubens het hoofdgebeuren. Een knielende Simon Petrus met tranen in de ogen en de rechterhand op de borst, onthutst door het wonder der visvangst, buigt smekend voor Christus die hem geruststelt. Het is de plastische vertaling van het evangelievers: ‘Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens’ (Luc. V. 9). De schippers en vissers zijn aan de levende werkelijkheid van de Scheldekaai ontleend, mannen van hard labeur, gebruinde lijven en ruige baarden. Daartegenover rijst in zijn imponerende gestalte, in donkerrode mantel gehuld, de figuur van de Zaligmaker, die Simon Petrus van zijn ontzettende schrik bevrijdt: ‘Vrees niet! Voortaan zult gij mensen vangen’ (Luc. V, 10). Heel het paneel geeft een trouwe weergave van het evangelisch verhaal. Feitelijk zijn twee gebeurtenissen tot één tafereel herleid. | |
[pagina 26]
| |
Dit procédé van groepering komt vaak in het werk van Rubens voor. | |
De zijluiken rechts: Tobias met de EngelPaneel 301 × 106 cm. De jonge Tobias houdt een grote vis, zopas uit het water getrokken, bij de kieuwen vast en ziet ondervragend naar de Engel op. De hemelse bode Rafaël, met ontblote schouder, buigt neder en richt zijn wijsvinger naar het dier. Wij lezen in het Boek Tobias, kap. V: ‘Grijp de vis bij de kieuwen en trek hem op het droge. Neem de ingewanden eruit met zijn hart, lever en gal; die zullen dienen tot medicijn...’. De Engel met witte vlerken is omhuld in een gele mantel; de jongeling draagt een donker wambuis. | |
Zijluik links: De CijnspenningPetrus houdt een vis bij de kieuwen vast en toont aan de omstaande apostelen het muntstuk dat het dier heeft uitgespuwd. Het is de vertolking van het woord des Heren: ‘Ga naar het meer (van Tiberias), werp een angel uit en de eerste vis die gij bovenhaalt, pak hem en als gij zijn bek opent zult gij een stater vinden. Daarmee kunt ge onze belasting betalen’ (Mat. XVII, 27). | |
Buitenwanden der zijluiken
| |
Links: Sint-PetrusZelfde houding als hierboven met toga die niet volgens de antieke mode in plooien om de schouders is geslagen. Boven hem gekruiste sleutels en tiara. Zonder twijfel zijn de zijluiken atelierwerk, maar naar tekening van Rubens. | |
Geschiedenis en lotgevallenDe wordingsgeschiedenis van de polyptiek is ons door het archief wel bewaard: de eerste onderhandelingen, de bestelling en de afrekening samen met een bezoek van Rubens ter plaatse. Het gaat om een gift van het Ambacht der Visverkopers van het door zovele armen van de Dijle doorkruiste Mechelen. Reeds in de 16e eeuw bezat het op dezelfde plaats in de kerk een muurschildering, welke tijdens de grote restauratiewerken werd blootgelegd (1945-1968). Alleen de omlijsting in renaissancestijl is bewaard, maar het middenstuk was niet meer te ontcijferen. De beslissing tot vernieuwing dateerde al van 1613-1614. Op 9 oktober 1617 kwam Rubens naar Mechelen, bestudeerde de juiste ligging en de lichtinval ter plaatse en kwam met de deken en de meesters van de Visverkopers overeen in de Herberg ‘Den Helm’. Kort nadien volgde de bestelling en een leveringscontract voor de som van 1600 gulden, vermoedelijk na het voorleggen van een olieverfschets die niet bewaard is gebleven. Ongeveer achttien maanden later werd het omvangrijk ensemble van circa vier meter hoog in de Scheldestad ingescheept. Het omvatte niet alleen de triptiek, maar ook een drieledige predella. Inderdaad de Meester concipiëerde een altaarstuk in zes panelen, waarvan helaas de drie onderste voor Mechelen verloren gingen. | |
De ontbrekende predellaDe drie panelen maten 75 op 40 cm. In het midden was een Kruislievenheer afgebeeld, die bij de roof van het Frans bewind is verloren gegaan. Het kruis paste liturgisch bij elk altaar waar de mis wordt opgedragen. Op het linker paneel schilderde Rubens het onstuimig toneel van Jonas, die om het tempeest te bedaren door de medevarenden in zee werd geworpen als prooi voor een gapend monster (Boek Jonas 1, 1-16). Rechts een kalmer onderwerp, de Wandelende Christus op de baren van het meer van Tiberias, die de hem tegemoetkomende Petrus, in verdrinkingsgevaar, uit het water optilt. Tijdens de roof van 1794 werden deze panelen vanuit Parijs naar Nancy (Lorreinen) gestuurd, waar Napoleon een nieuw museum plande. | |
HerstellingenNa de terugkeer uit Parijs in 1816 onderging ‘de Visvangst’ een voorlopige behandeling, want de meer dan zestig Rubensen, naast zoveel andere stukken van Vlaamse meesters, waren erg gehavend door het transport op slechte wegen, ongeveer veertien dagen heen en zovele terug. In 1875 werd de retabel onder handen genomen door De Heuvel en De Brou en in 1901 door Maillard. Uiteindelijk bij de grote werken van herstel en wederopbouw der kerk had een wetenschappelijke behandeling plaats door L. Bosmans, zowel voor de drager in hout als voor het kleurpigment. | |
IconografieDe Wonderbare Visvangst heeft Rubens omlijst in heel wat vis- en watertonelen aan de Bijbel ontleend: uit het Oude Verbond Jonas en Tobias; uit de Evangeliën naast de Visvangst, de Schuldbekentenis van Petrus, de Cijnspenning, en op het ontbrekende voetstuk Christus die op de baren wandelt. Werd de keus van de taferelen aan de schilder vrij gelaten? Legden de opdrachtgevers hem een vast bepaald programma op? Of stond een theoloog hem bij als geestelijk adviseur? Al vragen zonder antwoord, zoals voor de meeste opdrachten van godsdienstige werken tijdens zijn veertigjarige carrière. | |
OordeelDe compositie van het middenpaneel lijkt wel een uitblinker. Men bemerke de soepele toepassing van de diagonaal rechts naar links. De parallelle lijn van de gelaarsde man op het strand met de naakte bejaarde die het net tot zich trekt, wordt door de derde rechtstaande visser verzacht, om, even onderbroken door de gestalte van de bootsman met de roeispaan, zich in het halfdonker op te lossen. Deze opstelling is geen toeval maar de vrucht van een geniale ziener. De twee naakte lijven, gebronzeerd bij de oudere, maar van een warme blankheid bij de rechtstaande jongere, scheppen een zonnige lichttoets en tevens een rustpunt in het diepteperspectief. Opvallend is ook de achtergrond: een opklarende hemel, wit en blauw, rond Christus de Lichtbrengende Verlosser, in tegenstelling met de donkere wolken, waarin de mensheid zich uitzichtsloos aftobt. Niettegenstaande het geweld van de krachtinspanningen op het voorplan blijft de eindindruk toch rustig en sereen. Wie oog voor kleur heeft, wordt getroffen door de delicate tinten der vleespartijen, contrasterend met de beide rode vlekken, door opzettelijk weinig plooien gestoord. Even uitmuntend is het zacht koloriet van het Jonaspaneel. Eugène Fromentin, middelmatig Franse schilder (1820-1876) maar een fijnbesnaard kunsthistoricus, bestudeerde van dichtbij de triptiek tijdens de herstelling van 1875. Alhoewel hij toegeeft dat Rubens volmaaktere werken schiep, stort hij zijn bewondering uit in vijftien bladzijden van zijn ‘Les Maîtres d'Autrefois’ in dithyrambisch proza. Hij waardeert de grote stijl van Rubens in het concept van zijn geest, de scherpte van zijn oog en de snelle vaardigheid van zijn hand, dit alles met een beperkte kleurengamma, maar met een zelfzekerheid die geen aarzelen kent. |
|