Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26
(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Beschrijving Zijluik rechts: H. ClaraDe Heilige, knielend, met bruine pij en witte halsdoek, omklemt met beide handen een monstrans (de lunula is door rechtstaande engelen omlijst). Het wijst op een episode uit haar leven: zij dreef de Saracenen die het klooster van San Damiano aanvielen, op de vlucht door het tonen van de H. Hostie. | |
Zijluik links: St.-Franciscus van Assisi ontvangt de StigmatenKnielend, met open armen ontvangt de heilige de wondertekens verbeeld door een stralenbundel, die echter niet naar de vijf wonden is gericht. Ook het kruis met Serafijn ontbreekt. Op de rugzijde van zijn pij werd een brede lap stof in lichtere kleur geschilderd. Is het een zinspeling op de opdrachtgevers die kleermakers waren? Beide luiken hebben een achtergrond met lichtopklaring aan de onderkant. | |
De twee buitenluiken te LierLinks: Het Visioen van de Engel Een vioolspelende Engel verschijnt aan de boetende Heilige. Op de vloer liggen de ingrediënten van zijn karig eetmaal. Rechts: Ander Visioen De Heilige van Assisi staat voor een altaar met een lam aan zijn voeten. Beide achterzijden zijn vermoedelijk werk van een latere hand.
Het verdwenen middenstuk: Maria legt het Jezuskind in de handen van Franciscus 181 × 157 cm. Paneel Museum van Dijon Maria met een voet op een trede staande reikt haar Kind aan, dat naar zijn Moeder omkijkt. | |
Geschiedenis en oordeelDe triptiek werd door het Kleermakersambacht in 1618 voor hun altaar besteld. Het kostte 400 gulden, d.i. minder dan een vierde van de prijs der grote altaarstukken. Zo kan men best begrijpen dat, buiten de tekening van het ontwerp, en het poezelig Kind Jezus en de keurige handen (bij Rubens en Van Dijck altijd zeer verzorgd), alsook een paar toetsen op de vleespartijen, de Meester er niet veel tijd aan besteedde. Ter vergelijking weze vermeld dat Rubens aan zijn vriend de eminente portretschilder Sustermans, die in Florintië woonde, een schilderij met hetzelfde onderwerp verkocht, ditmaal voor de som van zeshonderd gulden. De triptiek verhuisde in 1794 naar Parijs. In 1809 schonk Napoleon het beste stuk, het centraal paneel, aan het museum van Dijon. Het werd in 1909 door een kopie van E. Wouters vervangen. In 1816 hernamen de zijluiken hun plaats in de kerk. Het geheel is atelierwerk met een laatste toets van de Meester. Het gelaat van St.-Clara is wel het minst rubeniaans. Is het misschien totaal overschilderd? In 1932 werden de luiken, in erbarmelijke toestand verkerend, aan de Antwerpse antiquair-restaurateur A. Van den Broeck toevertrouwd. Het oordeel van Max Rooses klinkt wellicht wat al te streng: ‘Pauvre peinture de fabrique, expédiée à la hâte...’ (O.c. 256). De rijke Collegiale Kerk bezat nog een tweede triptiek van Rubens, nl. De Marteling van Sint-Joris, geschonken door het Lierse Gild van de Boogschutters. Het geroofde middenstuk siert het Museum van Bordeaux. |
|