regels die hier geschreven staan...
Ro. - (leest fragment uit brief)
‘Ik heb nog niet beslist of ik in mijn eigen land zou blijven of voor altijd terugkeren naar Rome, waar ik onder de gunstigste voorwaarden word uitgenodigd. Ook hier laat men niets onverlet om me hier te houden met alle soorten vleierijen.
De aartshertog Albrecht en de Hoogedele Infante Isabella hebben brieven doen schrijven om er mij toe aan te zetten in hun dienst te blijven. Hun aanbiedingen zijn zeer mild, maar ik heb weinig lust om opnieuw een hoveling te worden. Antwerpen en zijn burgers zouden me voldoening geven zo ik vaarwel kon zeggen aan Rome.
De vrede, of liever, het bestand voor vele jaren zal ongetwijfeld worden gesloten en men gelooft dat tijdens deze periode ons land zal heropbloeien...’
Ru. - (onderbrekend)
Wat inmiddels langzaam maar zeker geschiedt. Het Twaalfjarig Bestand tussen Noord en Zuid werd vorig jaar gesloten. Wat ik gedroomd heb, wordt werkelijkheid! Alom in de stad dienen verwoeste of beschadigde kerken heropgebouwd of hersteld. Vooral de Jezuïeten laten niet af en blijken zowaar Roomse hemelbestormers! Belangrijke bestellingen voor kerken en herenwoonsten overrompelen mij...
Waarom dan naar Rome vertrekken wanneer mij Antwerpen al biedt wat ik wensen kan...?
Ro. - Zo hoor ik het graag Pieter! De zoon van Jan Rubens, eens Antwerpens stadsekretaris, hoort hier thuis!
Ru. - Bovendien droom ik van een woonst op de Wapper die ik weldra zal kunnen betrekken, een huis vol ruimte en licht waar het heerlijk zal zijn te werken en mijn leerlingen op te leiden...
Ro. - Waardige leerlingen die op hun beurt ooit meesters worden: Frans Sneyders, David Teniers, de ‘Fluwelen’ Bruegel, Cornelius Devos enz., enz., om vooral de jonge, onstuimige Antoon Van Dyck niet te vergeten!
Ru. - Een huis waar ik bovendien ook mijn hooggeleerde vrienden waardig ontvangen kan al wordt het wel nooit een huis, Nikolaas, als uwe..., ‘De Gulden rinck’ in de Keizerstraat waar al wat naam heeft in Antwerpen samenkomt geleid door Mecenas Cornelius Van der Geest, deken van het hoofdambacht der Meerseniers...
Ro. - Maar bovenal bewonderaar van Rubens, wat hij nog onlangs bewees toen op zijn aandringen door de kerkmeester van Sint-Walburgis en niet door die van Ons-Lievevrouwe bij U een ‘Kruisoprichting’ werd besteld.
Ru. - Een opdracht, Nikolaas, die ik beslist als een der heerlijkste beschouw die ik tot heden ontving...
Een drieluik waarvan ik hoop dat het Sint-Walburgis tot ere zal strekken...
Ro. - Een opdracht waarvoor ik vermoed dat reeds een aantal schetsen bestaan... Want ook dààrvoor ben ik gekomen.
Begeleid door een page verschijnt Cornelis Van de Geest die gewoon onderbreekt:
Dan treffen we het samen uitstekend, burgemeester! Als ik dan even mee mag kijken.
(reiken elkaar de hand)
Ru. - Deken Cornelis Van der Geest! Wees welkom! Beter gekomen kon het niet!
Co. - (tot Rubens)
En... waarde Meester, wat valt er mij te melden inzake de opdracht U door de Meerseniers gegeven...
(tot Rockox)
Het onderwerp is Rubens best bekend: een ‘Kruisoprichting voor de Sint-Walburgiskerk’, een drieluik met het middenstuk groot 4,60 m × 3,60 m, de zijluiken 4,60 m bij 1,50 m.
Ru. - (licht schertsend)
Om juist te zijn 4,62 m!
Ro. - Die laatste 2 rekent Pietro Paulo Rubens er beslist niet bij...
Ru. - En zelfs de schetsen zijn begrepen in het bedrag!
Co. - ...groot 2.600 gulden
Ru. - inbegrepen!
Ro. - Het hoofdambacht der Meerseniers streeft hier beslist de Kolveniers voorbij die lange tijd reeds ‘dromen’ van een opdracht, Pieter, maar bij gebrek aan zulk bedrag wel even moeten wachten...
Co. - Ook hier gelde de leuze, burgervader, dat Rome evenmin als Aken op één dag zijn gebouwd!
Maar kom, laat ons kijken, Meester Pieter, hoever het met de schetsen staat en hoe het groeit in zijn geheel...
(Een getormenteerde Passiemuziek breekt los na enkele ogenblikken op de achtergrond)
Ru. - Sinds ik die opdracht kreeg, breken uit mij de lijnen los in aards en bovenaards geweld...
(Rubens toont langzaam één na één de schetsen die hij als volgt kommentarieert)
Ru. - Te midden van het drieluik rijst het Kruis met Kristus God en Mens niet ‘Sicut vermis’, ‘als een worm’ maar, alle geseling ten spijt, als een machtig heerser.
In geen geval een afgetakelde Kristus, maar ook nà de tocht naar Kalvarie een mens met bovenmenselijke kracht. Een vastgespijkerde Heiland waarvan het kruis niet eens door zeven stoere kerels kon worden opgetild maar een geharnast krijger ter hulp dient te snellen...
Ro. - Alvast een niet-alledaagse en nog minder traditionele kijk op het klassiek overgeleverde Kalvariegebeuren.
Co. - Een wel erg bewogen afwijken van de gotische, bleek uitgemergelde Kristusfiguren van de Kalvarietaferelen uit heel wat onzer kerken en abdijen.
Ru. - Maar juist dàarom een eigentijdse Kristus als zinnebeeld van het alom opnieuw opbruisende Roomse leven, een Kristus die zoals zovele steden en dorpen in Vlaanderen gegeseld en gemarteld tijdens een krankzinnige godsdienstoorlog, weet dat uit de gruwelijkste dood het stralendste leven opbloeien zal...
Een doek met beulsknechten en krijgslieden die de tronies dragen van hen die ik zelf in deze stad heb ontmoet.
(wijst enkele figuren aan)
Een worstelaar woonachtig aan de havenkant, een farizeeër uit de koopmanswereld van deze stad, een wachter op de Antwerpse wallen die de hoorn blaast als er onraad blijkt op de Schelde...
Ro. - Gestalten waarvan ook ik er meer dan één meen te herkennen...
Co. - Alleen de hond, Meester, gans onderaan uw schets blijft me een raadsel!...