Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 25
(1976)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 342]
| |
Marek Skwarnicki, Vice-president van Pax Romana.
| |
[pagina 343]
| |
Marek Skwarnicki.
kwesties. Dat is de reden waarom een christelijk kunstenaar die actief is in de materialistische intellectuele diaspora, weinig neiging voelt met woorden te spelen of waarden in vraag te stellen die niet alleen een artistieke maar ook een filosofische betekenis hebben. Een situatie die vermeldenswaard lijkt in dit verband, is dat niet-christelijke kunstenaars - liberalen, agnostici, en ook marxisten - de menselijke waarden van de religie niet betwisten, en ze integendeel, eerbiedigen. Zij bespotten de Bijbel niet. Er zijn er onder hen zelfs een aantal die onlangs een nieuwe en verbazingwekkende interesse voor de Bijbel lieten zien. Dat is de situatie in Polen vandaag. De nieuwe Poolse vertalingen van Oud en Nieuw Testament kan men aantreffen in de woning van ongelovigen. Zowat een jaar terug bood het tweemaandelijks tijdschrift ‘Literatuur in de wereld’ uitgegeven door een staatsbedrijf de vertaling van het Boek der Schepping van de hand van een vertaler die elke christelijke binding afwees. Dit kan ten dele te maken hebben met de intellectuele belangstelling voor culturele psychologie (anthropologie), mythen enz., toch zijn zulke tendenties belangwekkend. Ik heb reeds gesproken over de discussie omtrent de zin van het leven en zijn uiteindelijke betekenis. Laat me hier aan toevoegen dat deze controverse niet alleen wordt uitgevochten aan de grens tussen het ‘personalistische’ en het ‘collectivistische’ ideaal omtrent de mens, al is dit het essentiële punt in het conflict tussen christelijke en marxistische filosofie. Het eerste ideaal richt alles op de waardigheid en de waarde van elk individueel persoon terwijl het andere het verband legt tussen menselijke waarden en de klassen of groepen en hun collectieve activiteiten. Dit geestelijk, intellectueel en ook moreel conflict is een produkt van onze hedendaagse beschaving die dezelfde is of men nu in het Oosten of het Westen leeft. En die dezelfde goede en kwade gevolgen heeft. Voor de christelijke kunstenaar zijn de gevolgen van vervreemding voor een nadenkend wezen in de consumptiemaatschappij en de gevolgen van zijn ondergeschiktheid t.a.v. de collectieve technologische en wetenschappelijke inspanning, steeds dezelfde of deze inspanning nu gebeurt onder een communistische of kapitalistische maatschappij. In ons socialistisch deel van de wereld zijn er veel christenen die akkoord gaan met het programma van industrializering en modernizering van de nationale economie, zij steunen de stappen door de Staat in deze richting gedaan. Derhalve is de kwestie geen louter politieke zaak. De werkelijke problematiek die aan de orde is slaat op het gevoel van afzondering en eenzaamheid dat het individu overvalt door de alomaanwezigheid van produktie en consumptie. De mens wordt dan een louter element van de markteconomie, hij verliest het gevoel van zijn individuele waarde en zelfs de zin van zijn eigen existentie. Dit wil zeggen dat voor christelijke kunstenaars het verschil tussen Oost en West hoofdzakelijk bestaat in het feit dat de eenzaamheid in het midden van een amorfe massa als gevolg van de hedendaagse beschaving nog verder wordt verzwaard door een gevoel van vereenzaming en innerlijke spanning opgewerkt door de richtlijnen van de Staat. Er is nog een ander aspect i.v.m. de confrontatie van christelijke kunstenaars met de marxistische ideologie. Ze zijn nu meer voorbereid dan vroeger het geval was waardering op te brengen voor de sociale waarde van kunst en voor de problemen van sociale ethiek in de evangelische boodschap. Het klimaat van filosofisch conflict over de conceptie van de mens en zijn waarde heeft er de kunstenaars toe gebracht al hun werk op te vatten als een getuigenis over de waarden die ze aanhangen. Het is geen zaak van primitieve propaganda of devotionele quasi-kunst. Integendeel. Wat zij trachten aan te tonen is dat de huidige ervaring van de Bijbel en het Kruis, als ze wordt uitgedrukt door de middelen van de hedendaagse artistieke conventies, het meest overtuigende getuigenis wordt van geloof dat een kunstenaar kan brengen in zijn moeilijke situatie. Want is het niet zo dat een oorspronkelijke christelijke kunst in zichzelf het bewijs levert van haar levenskracht? Bovendien is zij op deze wijze instaat het sacrale element binnen te brengen in de idealen van het gemeenschappelijk denken en de cultuur van de maatschappij tot in de wortel te bereiken. De marxisten van hun kant hebben ons geleerd aandacht te schenken aan de problemen van de armen. We hebben de zware rekening moeten betalen van ons vroeger verwaarlozen van sociaal-ethische vragen in de prediking van de Kerk. We zijn uiteindelijk nu tot het inzicht gekomen dat de zonde van het christendom in de loop van de geschiedenis was het verwaarlozen van het gebod van de liefde t.a.v. de vervolgden en de economisch of sociaal zwakke medemens. Dit leidde tot een grotere gevoeligheid dan in het Westen voor de morele aspecten van armoede en rechtvaardigheid in de hedendaagse wereld. Dit sluit geen goedkeuring in van de hele marxistische ideologie die de bevrijding van de mens voorstaat door hem los te maken van de ideologieën van de bevoorrechte standen en derhalve van het christendom. Het betekent wel de erkenning van een aanvullende verplichting om van het christendom te getuigen dat het begrepen en beleefd wordt op zo'n wijze dat elk vermoeden dat het zijn fundamenteel gebod van de liefde verwaarloost, uitgesloten wordt. Dat het christendom geen bevoorrechte plaats in de maatschappij bekleedt maakt dit getuigenis des te gemakkelijker. Ik meen dat binnen de tijdsbeperking van deze voordracht ik de grote lijnen van het probleem waarover ik moest spreken, heb geschetst, maar ik vind het nodig daar verder op in te gaan. Er werd me niet gevraagd over zuivere religieuze kunst te spreken, maar hoe kan ik deze beperking aanvaarden als in de bijzondere omstandigheden in mijn land een dergelijke kunst het gevolg is van een bewuste keuze door de kunstenaars omdat ze de boodschap van de Bijbel ernstig en letterlijk nemen. Ik veronderstel dat deze thematische restricties in uw uitnodiging een weerspiegeling zijn van de Westerse visie op het probleem van de religieuze inspiratie. Gedurende de 19e eeuw werd religieuze kunst zoet en banaal tot het peil van een populaire vulgariteit zodat thans het etiket van christelijke kunstenaar hem geen voordeel brengt op de kunstmarkt onafgezien van de werkelijke waarde van zijn werk. Liberale ideeën, welke in Europa sinds de 18e en 19e eeuw stammen uit de periode van een overheersende mythe over wetenschap en laïcisatie die de wereld zouden redden, laten nog steeds hun invloed gelden. Ik meen | |
[pagina 344]
| |
dat het goed is vast te stellen dat hun invloed in het Oosten niet zo sterk is als in het Westen. Juist het omgekeerde doet zich voor. Het zijn juist de kunstwerken die een specifiek christelijk karakter hebben, uiteraard als ze dit uit eigen kracht verdienen, die een grotere opmerkzaamheid van de intellectuele elites in mijn land gaande maken, zij krijgen meer aandacht dan de werken die ‘algemeen-menselijke waarden’ vertegenwoordigen. Bovendien, goede religieuze kunstwerken, zij het schilderkunst, beeldhouwkunst, muziek of letterkunde, zijn talrijker dan b.v. voor de 2e wereldoorlog, toen Polen een parlementaire democratie was en een pluralistische opvatting van cultuur liet zien. Ik vermeldde reeds Penderecki, maar er zijn ook andere componisten die muziek schrijven met een duidelijke inspiratie op bijbelse themata. Voor de schilderkunst is er b.v. Teresa Stankiewicz, Nowosielski, Maria en Jerzy Skarpski, Dobrzansk Rychlewska en vele anderen. Er is de priester-dichter Jan Twardowski waarvan gedichten werden vertaald in de Bondsrepubliek; er is de fotograaf Adam Bujak die een reeks ‘mystieke’ foto's publiceerde in de V.S.A. Het zijn maar voorbeelden en ik zou er andere kunnen aanhalen. Gelijkaardige voorbeelden van duidelijk religieuze inspiratie in de letterkunde, de schilderkunst en de beeldhouwkunst van verscheidene andere socialistische landen werden gepubliceerd in het Westen. Dit alles betekent echter niet dat er in het Oosten sprake is van een wijd verbreide renaissance van het christendom. Integendeel. Het proces van secularizatie en van het verdwijnen van het sacrale element uit het dagelijkse leven en cultuur neemt nog toe. Maar de reactie tegen dit proces heeft ook het geestelijk leven van de christelijke intellectuele elites opgeroepen. Ik moet nog antwoorden op de vraag wat de mening is van christelijke kunstenaars in het Oosten over de hedendaagse westerse kunst. De meest gehoorde kritiek slaat op de onverschilligheid van deze kunst en op haar helaas te vaak vastgestelde geestelijke dorheid. Anderzijds is er fascinatie t.a.v. diversiteit, overvloed van de rijkdom aan esthetische en formele programma's en scholen. Toch wordt deze kunst ook beoordeeld als ontgoocheld arm, oppervlakkig op zoek als ze is naar goedkope effecten die feitelijk zonder inhoud zijn aan betekenis. We worden wanhopig als we kunstwerken zien doordrongen van een vreemde passie die zichzelf en ook christelijke waarden wil vernietigen. We zagen filmen van Fellini, Pasolini, Buñuel, e.a. niet noodzakelijk christelijke realisators. We erkennen hun artistieke waarde maar we vragen toch waarom West-Europa er op uit is de fundamenten van het huis zelf te vernietigen, in te hakken op de wortel waaruit het ontstond. Onze visie op de westerse literatuur is dezelfde. Deze reacties zijn beïnvloed door de ietwat geïdealiseerde mythische voorstelling die we van de westerse kunst hebben waarvan de meeste Oosteuropese naties de culturele invloed hebben ondergaan. Omdat we het zelfmoordinstinct dat vele van de beste Westerse kunstenaars blijkt aan te grijpen, niet delen, is onze zelfontgoocheling versterkt door eenzaamheid en vervreemding. Wij houden immers nog altijd van de waarden waarin wij geloven, maar die in het Westen in diskrediet geraken, en we zijn niet zinnens ze los te laten. Het is klaar dat deze voorbeelden van kunstprodukten die we zeer heftig kritikeren de probleemstelling niet afsluiten. Wij blijven hopen dat de geestelijke renaissance van de hedendaagse cultuur mogelijk is. Deze heropleving zou over alle politieke verdeeldheid heen een steun betekenen voor de geestelijke en culturele gemeenschap. Want iedereen heeft zijn eigen kruis in het leven te dragen op zijn eigen levensweg. Ten slotte is het voor iedereen hetzelfde kruis. Onze huidige ervaring van het kruis in onze tijd als de geincarneerde goddelijke werkelijkheid van de wereld is de band die deze vergadering verbindt. Om te eindigen wens ik te benadrukken dat ondanks alle verschillen en conflicten we nog behoren tot dezelfde cultuurgemeenschap die steunt op de fundamenten van dezelfde universele waarden. Of ze verworpen of erkend worden, deze waarden verwekken altijd geestelijke, morele en intellectuele spanningen. Europa is altijd een bontgeschakeerde mozaïek geweest van verschillende lokale culturen en van scheppende of, zoals het fascisme, destructieve ideologieën. Ik ben overtuigd dat het nog altijd, zoals destijds Griekenland en Rome, een schiereiland blijft van andere en grotere continenten. Als we in de Bijbel geloven, dan is het maar logisch te geloven dat Europa nieuwe wegen zal vinden naar een nieuwe wereld in de toekomst.
Daszynskiego 22-8, 31-534 Kraków. | |
Nicola Sebastio, beeldhouwer, Milaan Voorzitter Unione Artisti Cattolici Italiani
| |
ItaliëWat meer bepaald Italië betreft, we moeten zeggen dat de democristiana-politiek weinig gedaan heeft voor cultuur en kunst. Wel heeft senator Fanfani te Rome een studiecentrum voor Latijns-Amerika opgericht en eens een nationaal Congres georganiseerd over ‘de Kunst en de markt’, dat wegens electorale doeleinden goed georganiseerd en gefinanceerd was. | |
[pagina 345]
| |
Nicola Sebastio: Kruis van Ch. de Foucauld.
Onze Italiaanse vereniging van katholieke kunstenaars, de UCAI, heeft o.m. een congres te Rome ingericht gedurende het Heilig Jaar voor het 5de Eeuwfeest van Michelangelo's geboorte. Spijtig genoeg worden we dikwijls in onze acties gehinderd door innerlijke spanningen. Men denkt te volstaan met een belangrijke manifestatie om de twee-drie jaar, maar in feite hebben we elke dag geestelijk voedsel en vorming vandoen, om tot echte onderlinge vriendschap en samenwerking te komen. Onze vereniging bezit 12 kunstgalerijen, verspreid over het gehele land; te Milaan zijn er zelfs twee; deze galerijen werken onafhankelijk van elkaar. Desalniettemin voelen wij, christelijke kunstenaars, ons in Italië dikwijls nutteloos en overbodig, en onvoldoende geestdriftig om de wereld te bezielen met de mooiste en de meest waarachtige boodschap die er bestaat. Misschien kunnen we enige hoop stellen in een aantal nieuwe kerkelijke bewegingen. Zo zijn er de ‘Focolarini’, die te Loppiano (bij Florence) een centrum voor kunstambachten hebben en waarbij te Milaan enkele waardevolle architecten en beeldhouwers zijn aangesloten. We hebben de ‘Fraternità di Charles de Foucauld’ die te Rome ook een centrum voor kunstambachten bezit; trouwens een zustertje uit die groep is werkzaam als beeldhouwster hier in België. Er is ook ‘Comunione e Liberazione’, een beweging die sterk met cultuur begaan is; zij bezit een studiecentrum, een uitgeverij en een aantal kunstenaars en kunstcritici horen erbij. Onze UCAI heeft trouwens met ‘Comunione e Liberazione’ reeds herhaaldelijk samengewerkt. Er is tenslotte nog een charismatische groep, die verleden jaar te Milaan door Kard. Suenens werd voorgesteld en waar enkele goede architecten aan zijn verbonden. Het lijkt me volstrekt noodzakelijk, vooral dan in Italië, dat katholieken en marxisten met elkaar geconfronteerd worden op cultureel en artistiek gebied, zoals ‘Comunione e Liberazione’ het al heeft gedaan op schoolgebied. Het is volstrekt noodzakelijk dat wij, tegenover de marxistische arrogantie, nieuwe en valabele alternatieven zouden plaatsen. | |
SpanjeAls voorzitter van de Latijnse regio van SIAC voel ik verantwoordelijkheid tegenover deze landen en ben me bewust van de grote moeilijkheid om er als vereniging op te treden, ten gevolge van het individualisme dat er heerst. Ik herinner me een brief van onze eerste voorzitter, Gino Severini, aan Don Giovanni Rossi te Assisi, waarin hij uitlegde hoe moeilijk hij het had om een ‘Christus-arbeider’ te maken die hem was besteld en erbij voegde hoe moeilijk het was te Parijs christelijke kunstenaars samen te brengen. Ik denk aan onze Spaanse vriend Artigas Baste, die voor enkele tijd overleed en die ik zo gelukkig zag toen de Spaanse bisschoppen SIAC officieel erkenden, maar die toch niet in staat bleek naar onze eerste internationale tentoonstelling voor gewijde kunst te Milaan Spaanse deelnemers te sturen. Negatief was ook onze poging om contact te leggen met P. Aguilar van de revue ‘Ara’ en met de abdij van Monserrat. Dat alles terwijl dit jaar op de biënnale te Venetië Spanje het meest levendige en meest belangwekkende paviljoen heeft, over de avantgardekunst en de sociale realiteit van de burgeroorlog tot heden. Een tentoonstelling, die gedomineerd wordt door Picasso en Miro en door de ironische houtsculpturen van Sanchez die contrasteren met bronzen partizanenkoppen. Een kenmerkend protestkunstwerk is de bijna caricaturale ‘Dood van een bisschop’, met de roerloze in paars geklede figuur, omringd door sture personages, waartussen men Franco herkent. En als ik buitenkom in de echte Venetiaanse ‘calle’, waar het leven zijn gewone gang gaat, zie ik het wasgoed over de straat hangen van venster tot venster en dan moet ik denken aan het linnen dat plakte op het lijf van een man en een vrouw op een doek uit het Spaanse paviljoen: de handen heffen ze in de hoogte tegen een muur enkele ogenblikken voor ze zullen gefusilleerd worden. | |
België en NederlandHet pavillioen van België in de giardini van | |
[pagina 346]
| |
Nicola Sebastio: Bevrijding.
Venetië biedt een grote zaal met schilderijen van Maeyer, die tenten voorstellen in één kleur of met kleurbanden; het lijkt echt geplooid linnen. Er zijn ook straatbeelden van hem met geraffineerd grijze plaveien. De landelijke omgeving en de terugkeer tot de natuur worden opgehemeld in een andere zaal, waar men door houten vensters nauwkeurig het landschap ziet dat het huis omringt van Jozef Willaert, die hier te Brugge in de Heidelbergstraat woont: velden, bomen en huizen aan de rand van de stad. Van SIAC-België ontmoette ik Dr. Smeets te Heiligenkreuz bij Wenen, waar we besloten hebben het SIAC-jubileum te Brugge te vieren. Dr. Smeets zond me enkele interessante exemplaren van het tijdschrift ‘Vlaanderen’. Ik ken hier ‘Art d'Eglise’ een zeer mooi tijdschrift over gewijde kunst, dat open staat voor religieuze en profane kunst. Voor kort kreeg ik een schrijven van Mgr. Fallani (bisschop van Partenia en voorz. van de Italiaanse commissie voor religieuze kunst) over het mooie congres hier verleden jaar gehouden over oude kunststeden. Maar kan een beeldhouwer als ik hier te Brugge de grote Vlaamse schilders vergeten en hun determinerende invloed op de Italianen. Ik hou vooral van Jan van Eyck, Rogier van de Weiden, Hugo van der Goes, de voorloper van het surrealisme Jeroen Bosch en de sappige Bruegel. En dan is er hier nog de peinzerige en kalme Madonna van Michelangelo in de O.-L.-Vrouwkerk. Uit SIAC-Nederland is de belangrijkste figuur Dr. Vroom, ere-voorzitter van SIAC, een zeer goede vriend, die op het geslaagde congres van Salzburg aan onze vereniging nieuw leven heeft pogen te schenken, maar daarvoor niet op het congres te Bologna voldoende steun ontving. Holland herinnert me ook het congres en de tentoonstelling voor religieuze architectuur en kunst, die Architect Herman Reuser te Utrecht organiseerde. Er is dan ook nog de 1ste Internationale Tentoonstelling voor religieuze huis-kunst; Dr. Vroom had me naar Arch. Reuser verwezen voor de Hollandse deelneming, maar Reuser en Kuypers schreven me dat in Nederland helaas de christelijke kunstenaars geen religieuze kunst meer maken en dat zelfs in een Hollandse kerk amper nog een kruisbeeld en een madonna toegang krijgen. Dr. Kamann is nu wel wat optimistischer geworden en gelooft dat de Nederlandse artiesten zich nog voor de christelijke tematiek interesseren. | |
Duitstalige landenTe Venetië werd ik getroffen o.a. door enkele spontaan door een Zwitserse groep samen gemaakte schilderijen. SIAC heeft veel aan Zwitserland te danken. Fribourg was voor ons een belangrijk animatiecentrum. Zwitserland kent mooie moderne kerken. De Zwitserse architect Dahinden speelde als voorzitter tot 1 oktober l.l. een voorname rol in SIAC en ook Dr Reinle, voorzitter van de Zwitserse St.-Lucasvereniging. Zijn opvolger Ingenieur Kleffner kan op onze medewerking rekenen. En dat brengt ons bij Duitsland. In het Duits paviljoen te Venetië was er een door een wand over twee zalen verdeeld cubistisch paard: symbool van het verdeelde Duitsland of gaat het om de scheiding van het materiële en het spirituele? Wij Italianen hebben vooral contacten met de groep van kerkelijke kunst van München o.l.v. arch. Gärtner, Mgr. Fellerer en mevr. Lill. Hun bijdrage tot onze Italiaanse tentoonstellingen hebben we erg geapprecieerd. Wij zelf exposeerden te München het werk van de jonge Turijnse kunstenaar Saccomandi. In Oostenrijk vond SIAC een grote weerklank; dit land ontving SIAC-congressen een eerste maal te Wenen, een tweede maal te Heiligenkreuz en we hebben er prettige herinneringen aan behouden. | |
Andere landenFrankrijk vertoonde te Venetië o.m. een zaal met wereldkaarten in grijs-zwarte, rode, groene en gele tinten. Aan dit land danken we het congres van Pax Romana te Reims, waar SIAC werd gesticht, gevolgd door de | |
[pagina 347]
| |
congressen van Parijs en Lyon. De hele vernieuwing van de gewijde kunst is trouwens in Frankrijk ontstaan; Frans is ook de lieflijkheid van het eeuwig vrouwelijke en het prototype van de ‘honnête homme’. We hebben er ook mensen als Léon en Simonne Raffin leren waarderen, o.m. als medewerkers voor onze tentoonstelling van religieuze kunst te Milaan. Het is me niet mogelijk hier over alle in de Biënnale aanwezige landen te spreken. De grootste verrassing kreeg ik er van Venezuela met de schilder Alirio Rodriguez, die een surrealistische realiteit met sterke contrasten van zuivere kleuren weergeeft. De mens staat bij hem centraal. Zijn schilderij ‘Nieuwe figuratie’ is een tasten naar de wezenheid van de mens in verleden en toekomst: twee zwarte kubussen drukken een kruis, dat gemaakt wordt door twee armen met brede handen en door uitgelengde benen, met in het midden een ironische en sarkastische kop. Met Venezuela had ik contact door bemiddeling van een ‘petit frère de Charles de Foucauld’ Arturo Paoli: een moedig teoloog, die een moeilijk leven leidt in Italië. Hij leeft er in de Venezuelaanse kolonie, na vervolgingen te hebben ondergaan in Argentinië en Brazilië, waar hij de vriend was van Helder Camara. Thans brengt hij boeren en studenten samen om het Evangelie te bespreken in verband met de actualiteit. Ik ontmoette hem bij vrienden te Milaan en ik sprak hem over de nutteloosheid van de christelijke kunstenaar tegenwoordig. Hij antwoordde me: ‘Morgen zal het evangelie naar de rijken gebracht worden door armen en door artiesten; de artiesten zullen veel beter over het evangelie getuigen dan de sociologen’. Dit gezegde heeft me sterkte gebracht in deze crisis-wereld, sterkte om mijn taak voort te zetten, die is vreugde te brengen aan de mensen. Wij moeten allen armer worden en nederig onze kunst, onze cultuur, ons talent, ons geld geven aan wie niets bezit of minder bezit dan wij. Alle mensen moeten in zekere zin artiesten worden, en hun berekeningen vergeten om zich te laten leiden door de artistieke drang van de Heilige Geest. Maar hebt U reeds gemerkt dat wij christenen soms door ongelovigen worden geëvangeliseerd? In een der expositieruimten te Venetië zag ik een doek van de grote schilder Guttuso, een communist. Het was zijn ‘Begrafenis van Togliatti’ (Togliatti is de vroegere Italiaanse communistische partijleider). De omringende massa is er als verheerlijkt door de witte kleur van de gezichten, elk karakteristiek als een portret. Togliatti ligt uitgestrekt in zijn doodskist en steekt er slechts uit met zijn wit gelaat in profiel, groter dan de andere gelaten, en omkranst met de rode rozen van Manzù. Rode vlaggen bewegen lichtjes als hangende tongen, in harmonie met het wit van de gelaten. In een zekere zin is dit een religieus doek van grote artistieke waarde. Een christen zou er een afbeelding in kunnen zien van de verheerlijking door de uiteindelijke verrijzenis. Toen ik uit de zaal in de openlucht kwam werd ik verblijd door de witte huizen, die weerkaatsten op het water en die door de lichte mist als kostbaar werden en getekend en geïndividualiseerd zoals de gelaten van de massa op het doek daar binnen.
Oktober 1976 - Via Amadeo 28, 20133 Milano. | |
Peter Koenig, Chairman Association of Catholic Artists of England
| |
De Christelijke kunstenaar volgens de H. SchriftZij vertelt ons dat de christelijke kunstenaar een dorstige hinde is, in een uitgedroogd, uitputtend en waterloos land (Ps. 42/43). Een hinde die het verschil smaakt tussen wat echt en wat illusie is, want ook al kan zij soms een waanbeeld nalopen en de wind achterna zitten (Eccles. 34,1) toch verschijnt het licht van de waarheid voor haar. Zij kent de ijdelheid der dingen, ze weet dat niets onder de zon uiteindelijk bevredigt en dat het bedrog is te denken dat iets hier haar dorst kan laven (Eccles.). Eigenlijk heeft de christelijke kunstenaar eenvoudige verlangens. Als de hinde verlangt hij naar het beste en wat is er eenvoudiger dan dat. Niets kan het onuitspreekbare Heilige der Heiligen vervangen: Hij, Christus, is het beste. Hij is de bruidegom (Joh. III, v. 29). Ja, de ziel weet het als zij een schat heeft gevonden in het veld. Daarbij vergeleken is gelijk wat anders gewoon waardeloos; tegenover deze parels lijkt het als plasticbolletjes van slechte makelij. Zij weet of zij een schat heeft gevonden, want zij heeft die schat in Christus gevonden. Waarom iets anders verkiezen; kent er iemand iets waardevoller?
Peter Koenig, voorzitter I.C.A.
| |
[pagina 348]
| |
Peter Koenig: ‘Het is tijd over liefde te zingen’ (naar het Hooglied). Schilderij, 76 × 101 cm, 1974.
Het is waar, soms lijkt het voor de ziel (van de kunstenaar) dat haar beminde verdwenen is. En aangezien wie bemint niet lang de scheiding kan verdragen, gaat zij op zoek naar Hem. Als zij zo door de stad trekt dan meent zij soms in een labyrint te zijn waarin alle straten dezelfde schijnen en nergens heen leiden (Hooglied). | |
Conflict met de redeDe straten lijken dan helemaal leeg, met enkel maar hier en daar een takje, een twijgje of een nagel die verraadt dat de beminde hier langs kwam. In de holle straten, waarin enkel de echo van haar gedachten aanwezig schijnt te zijn, vindt ze echter wakers (Hooglied). Waarop die wachten weet niemand. Wat zou er kunnen gebeuren in het holle van de nacht? Maar zij dwalen rond in het wit gekleed, sommige in het zwart. Zij konden ook grijs gekleed zijn want zij schijnen zich met de muren te versmelten (Math. 23, 27). En zij zijn zo redelijk. Zij kunnen alles en nog wat verklaren. Als er een mysterie is dan zullen ze het in flarden trekken. Als er iets heiligs is dan zullen ze het ontwijden. Als er liefde is dan zullen ze het berekenen. Ze zitten achter alles aan, die wereldse wakers, en het zijn mannen in een wereld van mannen. Deze rationele wakers beklemtonen dat de rede het laatste woord moet hebben, want gevoel is onbetrouwbaar. Rede is betrouwbaar en veilig. Gevoel is onveilig. Maar is er geen mysterieuze pijn in de schaduw van de liefde? Maakt liefde de ziel niet aanhoudend ziek? Is de omhelzing van de beminde geen pijnlijke extase? Dat alles is onredelijk, beweren zij. Als liefde een roos met doornen is, waarom ze niet weggooien voor ze u steekt. Je moet je zelf toch geen pijn aandoen. Dat is onredelijk. Deze wijze mannen hebben beredeneerd dat er geen ‘Bruidegom’ is (Christus). Hij is dood. De wereld is zinniger zonder Hem. Zij hebben zelfs een verklaring bij de hand voor de dorst van de ziel en een ersatz om die te voldoen. En zelfs als ze er nu nog geen hebben, dan zullen ze er later wel wat op vinden. De hedendaagse technologie biedt geredelijk drugs voor alles. Volgens hen hebben gevoel en rede een gespannen nerveuze relatie, een onderling mistrouwen dat gemakkelijk tot open conflict leidt! Zolang de rede ‘Big Brother’ is, mag het gevoel wel ‘Baby Sister’ blijven. Maar wee als ze wil volwassen worden. Er is geen plaats voor een huwelijk van geest en materie, van godsdienst en wetenschap, van gevoel en vrede. Het ene moet het andere domineren! Wat zal dan met de ziel (van de kunstenaar) gebeuren als ‘zij’ in alle eenvoud en vertrouwen aan deze wakers vraagt of zij haar beminde hebben gezien, die zij meer lief heeft dan haar eigen leven: één dag in zijn gezelschap is meer waard dan duizend andere. Wat antwoord kan zij verwachten van die wakers. Als zij uit die ‘tuin’ geraakt zonder er meer dan een mantel bij in te schieten dan mag zij zich gelukkig prijzen. Zij zouden haar zeker verkrachten zo zij er de kans toe zagen. | |
Wat Christus is voor de christelijke kunstenaarWaar moet dan de ‘bruid’ heen? Zij mag afgemat zijn en diep zuchtend zichzelf afvragen waarom Hij die ze mint zich om haar zou bekommeren (Ps. 43, 5). Wat is een menselijk wezen tenslotte meer dan een zucht van de wind, ijl als een schaduw. Verlangt Hij wel naar haar? Maar zij hoeft niet ongerust te zijn. Zij hoeft nergens heen te gaan: waar kan zij aan Zijn geest ontsnappen? Als zij zou vluchten naar de oorsprong van de dageraad of zelfs in de hel, Hij zou er zijn (Ps. 139). Niemand kan naar de bruidegom gaan, zo hij er niet toe getrokken is. Het is geen zaak van eigen wil of keus. Niemand kan voor zichzelf dit verlangen naar de ‘Beminde’ kiezen, want het is een genade van de Heer zelf. Uiteindelijk is keus geen teken van vrijheid. God kiest nooit, debateert nooit wat Hij doet en Hij is vrij! Voor de ziel van de kunstenaar rijst het probleem van vrijheid en keus niet. Zij is te zeer vervuld met het verlangen naar Degene die zij mint. Zij wil haar ware ik vinden en niet haar onbeduidend ego, dat venstertje dat uitkijkt uit een vellen zak naar een vreemde wereld die het zelf heeft uitgedacht. Zij weet dat zij meer is, iets anders is, een andere is. Zij weet dat zij alleen dan echt zich zelf is, wanneer zij verbonden is met het Lichaam van Christus. Zij beseft dat zij niets is daarbuiten, zelfs geen afzonderlijk atoom dwalend in een wijde ledige spelonk, ruimte geheten, en komende van nergens en nergens heengaande. Haar echte ik is Christus en zij is het echte beeld van Christus. Natuurlijk verlangt de ziel (van de kunstenaar) de liefde van Christus tot haar uit te drukken. Het is als namijmeren over de gebeurtenissen van de verliefdheid, de verliefdheid van de ziel met haar echte Ik. Dit namijmeren over het verleden verrijkt het heden en voorspelt de toekomst. Dit is de manier waarop schilderijen functioneren in het leven van de kunstenaarsziel. Zij kunnen wat tijdelijk vergeten was terug voor de geest brengen. Dit heeft een hoedanigheid van tijdeloosheid, waarin de ziel opnieuw de intieme aanwezigheid voelt van de Beminde. In die schilderijen beeldt de kunstenaarsziel niet zichzelf uit. Dit brengt geen gevoel van frustratie teweeg, want zij voelt zich veilig in het besef van Christus' liefde. Zij heeft | |
[pagina 349]
| |
geen reden om te twijfelen. Zij ziet haar echte ik in Christus, één met Hem. Dat is volgens mij wat een christelijk kunstenaar is vandaag, gisteren en morgen: deel van Christus' Lichaam en onafscheidelijk ervan. Leven is Christus ademen, Christus spreken, Christus voelen en smaken. De kunstenaarsziel, zo zij uit dit lichaam kon treden, zou kunnen zeggen dat zij er de ogen van is: maar zij is er zo mede één, dat Christus in haar, met haar en door haar is tot glorie van God in de eeuwen der eeuwen. Amen. | |
Wat kan gedaan worden voor de christelijke kunstenaar?Dit is een praktische vraag, maar ook een algemene vraag. Ik zou geneigd zijn te vragen ‘Voor welke kunstenaar is het biezonder?’. Ik weet niet goed wat ik op een algemeen plan zou moeten antwoorden. Misschien kan ik beginnen met te zeggen dat er al veel is gedaan voor de christelijke kunstenaar, speciaal hier in België. U kent waarschijnlijk het merkwaardige Museum voor Religieuze Kunst te Oostende (conserv. Jan Ghekiere), dat met veel enthousiasme en medewerking is tot stand gekomen. Hierdoor meer dan door wat ook heeft mijn eigen werk bekendheid verworven. Wij hebben dergelijke initiatieven nodig over de hele wereld, wij hebben vooral priesters nodig die begrijpen dat christelijke kunst echt zijn plaats heeft bij ons. Onze boodschap is erop gericht de mensen ertoe aan te zetten meer te willen weten over Christus en een weg te zoeken naar elkaar als leden van hetzelfde lichaam. In mijn eigen land is de houding van vele priesters zó dat zij cultuur als iets nutteloos beschouwen voor de christenen. Zij zijn fier over de kunstenaars van het verleden, maar hebben geen interesse voor de levende kunstenaars. Mijn lof voor deze galerij kan niet hoog genoeg zijn en ik ben blij dat mijn tentoonstelling daar zovele mensen met mijn werk heeft in contact gebracht, ook niet-christenen. | |
Op parochiaal planIk besef ook dat ik een taak heb in een parochie, in een plaatselijk liturgie-vierende gemeenschap. Spijtig genoeg heb ik in mijn eigen parochie geen artistieke werkkring kunnen vinden. Maar ik heb een broer, die in een andere parochie is aangesteld, waar mijn werk met veel sympathie is onthaald geworden. Om de mogelijke samenwerking tussen kunstenaar en priester te illustreren wil ik u kort vertellen wat ik er gedaan heb. Ik werd uitgenodigd een wandtapijt te ontwerpen, dat door dames van de parochie zou uitgevoerd worden: het is 4 m op 4 geworden en met twintigen hebben zij eraan gewerkt. Hun werk was echt een gebed en ik had hen gezegd dat het dat moest zijn. De uitvoering was zeker niet volmaakt, maar het was toch genietbaar. Trouwens onze bedoeling was om aan de andere leden van de kerkgemeente een illustratie te brengen van het woord Gods. Het enthousiasme was zo groot en de tevredenheid zo algemeen dat een medechristen, die de leiding heeft van een Home voor jeugdige delinkwenten nu ook het verlangen heeft geuit dat ik met zijn jongens iets dergelijks zou realiseren. Om te besluiten. Toen ik me voornam een religieus kunstenaar te worden had ik nooit gedacht dat ik eens in België zou exposeren. In mijn jeugd droomde ik er wel eens van
Peter Koenig: ‘Prijs, mijn ziel, de Koning des Hemels’. Schilderij, 101 × 76 cm, 1976.
iets te maken dat zo goed is als het werk van de oude meesters. Wel, elk artiest moet zijn best doen, maar het is God die het laatste woord heeft. Het is tenslotte God die weet wat hij van elk kunstenaar verwacht en Hij zal ervoor zorgen dat het werkelijkheid wordt. Onze samenkomst hier is een gelegenheid om elkaars opvattingen te leren kennen. Want wij hebben gezamenlijk een taak te vervullen. Dank voor de uitnodiging te spreken op dit congres waarvoor ik Gods zegen vraag.
‘Ashling’, Ellington Road, Taplow-Maidenhead-Berks, England. | |
Arch. Heinz Buchmann, Sekretaris van SIAC voor het Duits-Nederlands-Skandinaafs taalgebied.
| |
Geen ghetto voor de christelijke kunstenaarWant het zou betekenen dat er een klooster bestaat, een ghetto of een kraal of zelfs een serre, waarin de kunstenaars die de eer hebben tot grotere glorie van God te werken zich hebben teruggetrokken: lieden die er altijd op gewacht hebben en misschien vandaag nog wachten dat de Moederkerk op hun prestaties wanneer het nodig is zal beroep doen en die als zij het niet doet in de verdrukking zitten. De christelijke kunstenaar staat met
Heinz Buchmann.
| |
[pagina 350]
| |
H. Bloed-kerk te Dinslaken, naar een ontwerp van Heinz Buchmann (1965).
beide voeten op de aarde, misschien met de rug tegen de muur, maar in elk geval oog in oog met de wereld. Misschien hebben een aantal onder ons dat nog niet beseft en staan ze daarom hulpeloos. De waarheid is dat de Kerk hen de warme mantel van een bestendige opdrachten-automatisme heeft ontnomen en hen openlijk in de storm van de wereldse werkelijkheid heeft gestoten. Wij kunnen begrip opbrengen voor dergelijke verstotenen omdat we een integrerende gemeenschap zijn, maar we zijn als kunstenaarsverbond noch bereid noch in de mogelijkheid voor hen als sociale dienst of atelier op te treden of ons van buiten uit als iets dergelijks te laten beschouwen. De creatieve mens staat immers alleen voor God en voor de wereld. Hij heeft een verheven taak opgenomen en moet deze direct en zelfstandig waar maken. De creatieve christen weet bovendien dat wegens zijn positie zelf het uiterste aan uitdrukkingskracht en overgave wordt verwacht: echt kwaliteitswerk. Het is niet de Kerk die hem draagt, maar door de drang van zijn begaafdheid zelf draagt hij het beeld van de Kerk en van haar zending overal uit waar hij ook werkzaam is in de wereld. Want zo gedurende eeuwen de christelijke kunstenaars hun innerlijkste en meest persoonlijke expressie legden in het huis des Heren, nu dienen zij die buiten te dragen in de wereld. Over de vraag of christelijke kunst nog inhoud en zin heeft kan men geen antwoord vinden in tentoonstellingen en musea, maar op de markt, in de ‘Surburbs in Downtown’, en op straat. Misschien werden de kunstenaars niet echt uit de tempel verdreven maar integendeel uitgezonden om getuigenis af te leggen. De Kerk heeft namelijk altijd, omdeswille van de toekomst een confrontatie gezocht met het heden. Eens waren de kerken burchten, in andere tijden baldakijnen, kronen of schrijnen. Vandaag zijn het als tenten, die men overal kan opstellen en die nergens uit de toon vallen. En haar priesters en gelovigen zijn pelgrims. Wij zijn precies als pelgrims en zendelingen, sociale werkers en welzijnsverzorgers in een dagelijkse wereld, in de wereld van de grauwe alledaagsheid. Wij zijn uitgetreden uit de schaduw van machtige godshuizen naar het helle licht van de openbaarheid, als een groep zoekenden, altijd bereid en ter beschikking als het er op aankomt stelling te nemen in de lijn van onze roeping. | |
Een christelijke kunstenaar, bestaat dat?Misschien nog een woord over de christelijke kunstenaar. Zolang ik reeds lid ben van SIAC hebben we erover geredetwist of er wel een christelijke kunstenaar bestaat, en ik zou ook vandaag nog vechten voor de overtuiging dat de christelijke kunstenaar een realiteit is. De tegenpartij is overtuigd dat hij dood is, omdat zij de begrafenis heeft bijgewoond van alle voorstellingen en verwachtingen die zij immer voor de wezenheid van de christelijke kunstenaar hebben gehouden. Zolang er christenen zijn zullen er christelijke kunstenaars zijn. Of wij daarbij behoren kan men uitmaken uit onze beslissende uitspraken. Het misverstand, waaruit men afleidde dat de christelijke kunstenaar uitsterft, bestaat ongetwijfeld voornamelijk hierin: dat een christelijke stellingname uitsluitend op het gebied en tegen de achtergrond van de Kerk tot uiting zou komen. Zodat men besloot dat de christelijke kunstenaar sterft of productief is naargelang de Kerk op haar domein werkopdrachten geeft of niet. Zelfs zo men gelooft dat de christelijke kunstenaar bestaat, dan stelt zich toch nog de vraag of men nog op hem beroep doet. Of spreken we alleen maar van hem omdat hij overleefde of in de grond reeds overleefd is. Het zou een totaal ander onderzoek vergen om af te wegen wat oud en goed is en wat af te leggen is en moet vergeten worden. Misschien kan dit een thema zijn voor een later congres. Maar zijn we aan het epicentrum gekomen van de storm als we de vraag stellen: ‘Wat nu met de christelijke kunstenaar?’. Heel zeker niet. Als men deze vraag stelt houdt dit in dat men verwacht dat er iets heel nieuws op ons afkomt. Maar dat is niet het geval. De vraag is eigenlijk al oud en het antwoord is stereotiep: ‘neem plaats in de tijd waarin ge leeft’. Indien er voorbeelden zijn - en veel wijst erop - dat de krisis van de kunst in de christelijke sfeer sommige kunstenaars plots werpt in de draaikolk van existentiële angst en bezorgdheid, dan moet ik ernstig de vraag stellen: ‘Wat had u eigenlijk verwacht?’. | |
Er staat de christelijke kunstenaar zoveel te doenOnze Kerken stoten ons in de wereld in de hoop dat we de problemen van deze wereld zullen aanpakken met onze eigen handen en ze niet zo maar zullen prijsgeven aan het spel der divergerende krachten van het pluralisme. Jaren gelegen werd als richtregel gesteld - nu is dat reeds vergeten - dat voor openbare gebouwen 2% aan kunstproductie zou voorzien worden. Afgezien van het feit dat dit (God zij dank) niet meer in voege is, was het de inzet van een kunstproductieve fase, die misschien in den lande merkbare sporen heeft gelaten, maar al met al niet tot wezenlijke resultaten heeft geleid. Anderzijds zijn er in alle landen nieuwe steden, nieuwe nederzettingen, nieuwe orga- | |
[pagina 351]
| |
nismen ontstaan, die voor creatieve temperamenten een uitdaging waren, vooral dan voor een vanuit christelijke opvattingen scheppende kunstenaar. Nu nog bestaat deze situatie, die vraagt naar een christelijk engagement. Natuurlijk is er voor het geheel der problemen van de menselijke samenleving geen exclusief christelijk concept. Maar de mogelijkheid is er om - uitgaande van de basis onzer wereldbeschouwing - ons in te zetten en constructief mede te werken tot de ontwikkeling van een menselijk leefmilieu, dat voorwaarde is voor persoonlijke ontplooiing. Hieruit ontstaat een hele waaier van mogelijkheden en een breed veld voor praktische medewerking. We raakten pas het geval aan van de bij de bouwwerken te voegen kunstproductie en van de verspilling, die eruit voortvloeide omdat dikwijls door bouwpartners verkeerde oplossingen werden opgedrongen. Men zou echter dienen te onderzoeken of door samenwerking geen waardevolle resultaten zijn te bereiken. Men moet hier b.v. vooropstellen dat de bouwheer - als partner van de kunstenaar - van af het begin en parallel met de planning van het gebouw de medewerking van de beeldende kunstenaars moet wensen en mogelijk maken. In mijn eigen activiteit als architect heb ik reeds dikwijls precies uit de medewerking van bouwheer, architect en beeldende kunstenaar - aangevuld door contacten met mensen uit de journalistiek, de sociologie en de bevolking - waardevolle impulsen mogen krijgen en veelsoortige beïnvloedingen die mijn werk als architect slechts konden ten goede komen. Een beetje bescheidenheid misschien, een beetje zelfkritiek ook en een grote mate aan openheid voor de gemeenschap dragen wezenlijk voordeel bij tot het realiseren - met de hoop op wat genade en wat geluk - van een gemeenschappelijke arbeid. De tijd is immers voorbij dat elk van ons kon verwachten op zich zelf en zonder hulp iets wezenlijks tot stand te brengen. Wij zijn gemeenschappelijk op weg en we hebben daartoe het veilige fundament nodig van een christelijk-humaan denken. De toekomst, waarvoor alle creatieve mensen zich inzetten, vereist immers hoop en vertrouwen, engagement en inspanning. Uiteindelijk is ons engagement beslissend. | |
KwaliteitWat te denken over de kwaliteit van het kunstwerk? Wij zijn een gemeenschap van mensen van goede wil. Wij voelen ons verbonden aan de
H. Geest-kerk te Hiesfeld (1963). Ontwerp: Heinz Buchmann.
Heer en aan zijn onderrichtingen, zoals zij ons werden overgedragen. Bovendien zijn we gemaand geworden te woekeren met onze talenten en tot verwezenlijking te brengen datgene waarvoor we de begaafdheid hebben gekregen. Met deze opdracht zijn mensen in de gehele wereld tot de gemeenschap gezonden om te werken, eenieder volgens zijn vermogen en zijn positie. Allen zijn we gelast tot het laatste van ons kunnen te presteren, overeenkomstig de verhevenheid van onze Hoge Opdrachtgever en de fundamentele waarden waarvoor wij ons hebben in te zetten. Ons antwoord op deze opdracht is dat we onszelf verplichten kwaliteitswerk te leveren. Om eerlijk te zijn betekent dat ook dat ik zelf en ook anderen onder ons, bij de confrontatie met wat ons omringt, moeten kunnen op de achtergrond blijven zolang anderen met grotere begaafdheid en efficiëntie ons op onze weg voorafgaan. Wij gaan mede met hen en geven getuigenis dat we wensen gemeten te worden naar de prestaties van de besten en naar de beperktheden onzer medewerkers. Wij weten dat beide belangrijk zijn: het engagement van de enkele zeer begaafden en de gemeenschappelijke hulp van de velen, de stille werkers in de wijngaard des Heren.
18 oktober 1976 4220 Dinslaken, Goethestrasse 53. | |
[pagina 352]
| |
Christelijke kunst heden nog mogelijk?
|
|