Kunst en maatschappij
De grote Engelse dichter Wystan Hugh Auden heeft in een van de laatste gedichten die hij heeft nagelaten een nogal brutale waarschuwing gericht aan hen die zich wilden bezighouden met het onderwerp ‘kunst en maatschappij’. Hij schreef: ‘Wild horses could not drag me to debates on Art and Society: critics with credos, Christian or Marxist, should keep their trap shut, lest they spout nonsense...’. Bij ons zou men zeggen: ‘Met geen Brabantse trekpaarden kunnen zij mij naar een debat krijgen over kunst en maatschappij en critici - of zij nu christelijke of marxistische credo's belijden - moeten hun bakhuis dichthouden want er komen toch niets dan nonsens uit...’
Ik ben zo vrij het niet helemaal eens te zijn met Auden en wellicht was de vertwijfelde dichter, die een zeer religieus mens was, het op dat ogenblik ook niet helemaal eens met zichzelf, vandaar de harde toon in het vers. Als Minister van Nederlandse Cultuur en als kristen-gelovige ben ik er van overtuigd dat de kunstenaar niet alleen een belangrijke maar ik durf zeggen, essentiële taak heeft in onze samenleving. Een opdracht die belangrijker is geworden naar mate deze maatschappij is geëvolueerd naar wat ze nu is. En ik zou willen stellen dat van haar kant, een maatschappij zich laat kennen, zich verraadt, aan de wijze waarop zij haar kunstenaars behandelt.
De bekende Britse kunstcriticus Herbert Read heeft geschreven dat ‘door alle eeuwen heen er geen beschaving mogelijk is geweest zonder kunst en zelfs niet zonder kunst met een sociale betekenis. Alleen een maatschappij waarin de kunst ontwikkeld was stond open voor ideeën...’
Dit is de vaststelling van een kunsthistoricus maar ik zou een stap verder willen gaan en durven poneren dat in onze huidige westerse samenleving de kunstenaar niet alleen onmisbaar is maar zelfs een sleutelfunctie heeft in de opbouw van een menswaardige toekomst voor deze samenleving.
Wij zijn de jongste jaren uit een droom ontwaakt, midden van een nachtmerrie. Zeer langzaam is het tot ons doorgedrongen dat wij met onze westerse beschaving op een zekere ondergang afsturen, als wij blijven
Julien van Remoortere.
voortgaan in dezelfde richting. Gelukkig zijn wij op een bepaald ogenblik zonder benzine gevallen en was dit een kort bezinningsmoment vooraleer verder te razen. Op dat ogenblik is tot de meesten in het vertechnizeerde en hypergeïndustrialiseerde westen doorgedrongen dat het tijdperk van Faust, zoals sommigen het hebben genoemd, voorbij was. Aan Faust was beloofd dat hij als mens de hele wereld en natuur aan zich kon onderwerpen. De mens was inderdaad op een punt gekomen dat hij zoals Dèscartes droomde ‘maître et posseseur de la nature’ was geworden. Maar het resultaat hiervan was: vervuiling en destruktie.
Voor deze belofte aan Faust heeft de mens zijn ziel moeten verkopen. Zoals de antieke goden deden met mensenkinderen die aan hen gelijk wilden worden, werd ook de moderne westerse mens met een zekere waanzin geslagen. Hij ging zich inbeelden ‘dat alles wat nu technisch mogelijk was, ook daarom per sé direkt diende gerealizeerd te worden’.
Hij werd overspoeld en ging op in de middelen en vergat het doel. Hij had alles maar wist niet meer waarvoor het diende. Van deze waanzin zijn wij nu stilaan aan het genezen, of liever aan het bekomen.
Onze westerse maatschappij moet zich nieuwe leermeesters gaan kiezen. Zij moet niet meer zozeer te rade gaan bij de moderne alchimisten die onze wetenschappers zijn, maar zij én de wetenschappers én de politici moeten samen op de eerste plaats te rade gaan bij de kunstenaars. De kunstenaar is de nieuwe leermeester. Hij is de pedagoog van een nieuwe tijd, waarin de mens nood heeft boven zijn beperktheden uit te stijgen.
De kunstenaar is namelijk de enige die in zijn arbeid doel en middelen harmonieert. Hij kent als schepper, als creator, als dichter, geen vervreemding maar de ware arbeidsvreugde. De kunstenaar zal de weg moeten wijzen naar een samenleving waarin de mens een nieuwe houding tegenover de natuur gaat aankweken. En dat zal er geen meer kunnen zijn van bezit en vernieling maar een houding van genegenheid tegenover die natuur.
Dit is voor mij de nieuwe opdracht, de sleutelfunctie van de moderne kunstenaar in deze tijd. Of hij nu kristen is of niet. Voor de kristelijke kunstenaar evenwel lijkt mij deze uitvoering van zijn nieuwe taak, nog dringender. Omdat zij, vanuit het evangelie, zijn nieuwe opdracht is. Dat is de Boodschap die hij te brengen heeft.
Het essentiële van de Schrift lijkt mij het nieuws te zijn: ‘dat ieder mens op elk ogenblik zijn leven kan veranderen’.
De kristelijke kunstenaar heeft als eerste taak die ‘metanoia’ van de westerse maatschappij, mede tot stand te helpen brengen. Dat is wat ik tot slot van dit kongres van kristelijke kunstenaars nog even wou zeggen. Ik hoop dat dit kongres bij alle deelnemers in ieder geval het gevoel heeft gewekt dat zij met zeer velen zijn die hetzelfde doel nastreven.
Ik dank U;
Mevrouw Rika De Backer-Van Ocken, Minister van Nederlandse Cultuur.