stichten, waarin de jongeren hun eigen opvattingen verdedigen konden. En diezelfde nacht, ik hoor het nog of het nu gebeurde, lag 'k te luisteren naar het geklaag van een hond in de verte. Zijn geklaag verbrak de bijna ondraaglijke stilte rond de afgezonderde hoeve op de weidse vlakte: een eenzaamheid zonder einde, aan de verste grens van de wereld, te midden van de bloeiende, nog ruwe natuur. Het was diezelfde eenzaamheid die mij in de eerste verzen van Demedts zo diep getroffen had en die de grondtoon zou blijven vormen van heel zijn werk.
De volgende ochtend fietsten wij naar het dorp waar ik, in een klein zaaltje, door Demedts aan een dertigtal jongeren werd voorgesteld als een rijke belofte. Zijn improvisatie was zo schitterend dat ik daarna slechts een paar dankwoorden over de lippen kreeg.
Het stichten van een tijdschrift voor jongeren bleef geen droom maar werd werkelijkheid toen in 1930 het eerste nummer van ‘De Tijdstroom’ verscheen.
De programmaverklaring werd gedeeltelijk geïnspireerd door Demedts en de bijdragen die hij in het tijdschrift publiceerde bevatten belangrijke gegevens voor de kennis van de auteur en de mens. Na het verdwijnen van ‘De Tijdstroom’ trad Demedts nadien toe tot de redactie van ‘Vormen’ en ‘Dietsche Warande en Belfort’. Telken weer opnieuw vonden wij elkaar terug.
Ook in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde, waar hij een ernstige maar joviale collega is. Zelden of nooit ontbreekt hij op de vergaderingen. Geregeld houdt hij lezingen, waarin vooral zijn voorkeur voor de West-Vlaamse aspecten in de literatuur tot uitdrukking komt. Toen hij tot bestuurder verkozen werd vervulde hij dit ambt met een verrassende stiptheid. Gevaarlijke en moeilijke situaties wist hij handig te omzeilen. Op gevoelige wijze stelde hij de sprekers voor en in zijn dankwoord vond hij steeds pittige en sprankelende woorden, die van wijsheid en eruditie getuigden. Ja, hij was en is nog steeds, de geboren improvisator, die weinig woorden nodig heeft om veel te zeggen.
Toen hij aftrad als bestuurder voelden wij dit aan als een verlies. Er is nu eenmaal een tijd van komen en gaan, ook in de Academie. Maar de herinnering aan zijn wijsheid blijft. André Demedts: een joviaal en nobel man, een dierbare vriend, wiens jarenlange aanhankelijkheid ik nooit vergeet.
Pieter G. Buckinx