zijn echter nooit uitgevoerd geworden en de grachten bleven even droog als ze steeds geweest waren.
Nog in februari 1578 werd geboden dat alle natuurlijke of kunstmatige hindernissen, die zich langs de gehele omtrek van de stad binnen het schietbereik van een musket (150 roeden) bevonden, in de eerstvolgende acht dagen moesten vernietigd worden. Honderden huizen, kloosters, kerken, molens, verhevenheden en grachten, aanplantingen, boomgaarden en kriekerijen zijn toen verwijderd geworden, onder andere de parochiekerk van Sint-Amands (het vroegere hospitaal), het klooster van de H. Clara te Gentbrugge en het Kartuizerklooster te Rooigem. Eens de ganse omgeving van de stad van alle hindernissen gezuiverd was, heeft men het werkterrein uitgebreid tot de hele stadsomtrek.
Op 7 april 1578 werd een speciale commissie voor stadsversterking opgericht onder de benaming:
college vander fortificatie. Sinds Pasen immers (30 maart 1578) waren de burgers gedeeltelijk vervangen geworden door betaalde delvers en werden de werken in aanbesteding gegeven. Het was nu de taak van de commissie de contracten op te stellen, toezicht te houden op de werken, op het vervoer van het materiaal en de bevoorrading der bouwwerven, en van dit alles de boekhouding te verzorgen. Zij beschikte hiervoor over: 1) ingenieur Maarten van Thol, die de plannen ontwierp en ze op het terrein uitzette en met het algemeen toezicht op de werken was belast; 2) landmeter Pieter de Buck, die moest meten hoe groot de door de ingenieur
De nieuwe stadsversterkingen tussen Einde Were en de Brugse poort, met van links naar rechts de bolwerken ‘Thender Weere’, ‘Thenden Mueren’ en ‘Himbiesen’ (gekleurde tekening door Jan de Buck, 1590).
afgebakende werkterreinen waren en deze laatste verdelen in verschillende aanbestedingen. Vervolgens moest hij, rekening houdend met de diepte en de breedte van het delfwerk en de hoogte van het bestaande maaiveld, schatten hoeveel aarde in elke aanbesteding afzonderlijk zou moeten uitgegraven worden. Op basis van die gegevens kon hij het aantal werkkrachten en -uren bepalen en het contract opstellen. Vervolgens controleerde hij voortdurend of de contracten werden nageleefd; 3) de stadsbouwmeester-erfscheider Joos Rooman, die de leiding had over een zeker aantal metsers en knapen die men beschikbaar hield voor alle onvoorziene metselwerken die niet in de contracten konden opgenomen worden. Hij leverde ook de gehouwen stenen voor de contractueel vastgelegde bouwwerken, opdat hun aannemers geen schadevergoeding zouden kunnen eisen bij gebrek aan bouwmaterialen; 4) de stadstimmerman-erfscheider Pieter van der Burcht, die de contracten voor alle timmerwerken opstelde en conducteur was van de handgezellen die in daguren de timmerwerken deden, welke niet in aanbesteding konden gebracht worden; 5) de klerk of secretaris Jacques Scheldewaert, die de betalingsbevelen uitschreef en ondertekende, om ze daarna in de kohieren te registreren, samen met alle contracten en de ontvangsten waaruit kon geput worden. Hij hield ook een agenda bij waarin dagelijks de door de commissieleden of werkopzichters noodzakelijk bevonden maatregelen werden genoteerd, opdat zo vlug mogelijk en zonder vergeten alles op de werven zou bezorgd worden.
De nieuwe stadsversterkingen bij de Sassevaart. Rechts de nieuwe sluis en het tolhuis (gekleurde tekening door Jan de Buck, 1590).
Ziedaar de versterkingswerken goed georganiseerd, na de eerder geïmproviseerde aanpak in de voorafgaande maanden. Intussen hadden de schepenen grotere bronnen van inkomsten gevonden in een aantal nieuwe octrooien voor het heffen van accijnzen, in wekelijkse geldinzamelingen en vooral in de verkoop van de kerkelijke sieraden en de confiscatie der geestelijke goederen. Het was dan ook niet langer nodig dat de burgers zelf schop, houweel en kruiwagen hanteerden. In december 1578 overleed de militaire ingenieur Maarten van Thol en werd vervangen door meester Simon Claus, die niet alleen goed onderlegd was in het ontwerpen en uitzetten van grondplannen voor aarden werken, maar ook zeer ervaren in alle metsel-, ijzer- en timmerwerken en bovendien
inboorne deser stede, overzulcx kennende de natuere van alle de stroomen ende rijvieren der zelver stede.
Hoe ging men nu te werk om de volledige stadsomtrek van Gent te versterken? Laten we een rondgang maken van de vesten en beginnen bij de Dampoort. In 1578 heeft men het niet ontmantelde oostgordijn van het kasteel naar het noorden verlengd in de richting van de Muide, dwars door de meersen van de Ham. Dit vestingsfront werd geflankeerd door twee bastions, op schootsafstand van elkaar gelegen. Het meest noordelijke noemde men het ‘Papenbolwerk’, omdat het zich aan het uiteinde van de Papenstraat bevond. Het andere heette ‘Geuzenbolwerk’, een naam die het ontleende aan de nabijgelegen Dampoort, die in het Wonderjaar 1566 was gebouwd en daarom