| |
| |
| |
| |
Arbeiderscultuur en vorming in de christelijke arbeidersbeweging
Inleiding
In vele middens wordt vorming als toverwoord gebruikt, een wonderkruid tegen alle kwalen. Zowel voor als tegen alles is het een remedie.
Vandaar krijgen we de laatste 10 jaar een ‘boom’ van vormingsinstellingen en -initiatieven allerhande, gepaard aan een massa literatuur en een eigen jargon.
Nu ligt het niet in de bedoeling van deze bijdrage de lezer wegwijs te maken in stromingen en strekkingen binnen het vormingswerk. Evenmin gaat het er om de eigenheid van arbeidersvorming tegenover andere vormingssoorten scherp af te lijnen. Niet dat dit alles niet nodig is, maar het zou onbegonnen werk zijn.
Veeleer willen we een algemeen beeld schetsen van de vorming in de Christelijke Arbeidersbeweging. Geen sluitend concept, maar een visie met een aantal doelstellingen en waarden, initiatieven (thema's) en moeilijkheden.
| |
Ingebouwd vormingswerk
Het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging is ingebouwd in het geheel van de beweging. Het zit ingebouwd in de werking van de vakbeweging en van de mutualiteit, in de jeugdbewegingen, in de verschillende diensten en in het sociaal-cultureel werk met volwassenen. Aangezien dit laatste nauw verband houdt met het verenigingsleven, dat in het vorige artikel behandeld wordt, leggen we hier het accent op vormingsinitiatieven in cursusverband, studiedagen, seminaries... Verder benaderen we vooral het aspect maatschappelijke vorming. Dit sluit niet in dat het aspect musische vorming in de Christelijke Arbeidersbeweging onbestaande zou zijn. Maar deze is eveneens opgenomen in het kader van het verenigingsleven.
Dat het ingebouwd vormingswerk is, betekent niet dat het geen eigen doelstelling heeft.
Wel houdt dit in dat het ‘gericht’ vormingswerk is. Het is gericht op de leden en op de doelstellingen van de arbeidsbeweging.
Bondig samengevat komen de doelstellingen van de Christelijke Arbeidersbeweging hierop neer:
- | het verdedigen van haar leden zowel binnen als buiten de arbeidssituatie (zo betekent b.v. de term syndicaat letterlijk ‘pleitbezorger’) |
- | het vernieuwen van de maatschappij vanuit haar arbeidersvisie (dit ligt in de dynamiek van het woord ‘beweging’). |
Daarop sluit het vormingswerk aan, niet als ‘his master's voice’, maar met een eigen doelstelling. Elk vormingswerk moet de mens helpen zichzelf te ontplooien (tot eigen mondigheid) en zichzelf te situeren in de samenleving. Voor het vormingswerk ingebouwd in onze arbeidersbeweging betekent dit dat het de leden moet helpen niet allereerst om het doel van de beweging te realiseren, maar wel om hen te helpen dat doel mee te bepalen.
Of, kernachtig uitgedrukt: onze vorming moet mensen in staat stellen om te leren niet wat ze moeten denken, maar hoe ze kunnen denken.
| |
Cultuur als leerproces
Cultuur is een wijze van bestaan, een manier van leven, waarin zowel de beleving van de natuur (leven en dood) als de gewoonten, technieken en instellingen, als kunsten, wetenschap en religie zijn opgenomen.
Daarbinnen komt het op de zingeving (de waarden) aan. Nu kan onze cultuur getypeerd worden als functioneel: het zoeken naar verbanden en relaties, naar het hoe, naar het beheersen (kritisch beoordelen en zin geven) van onze toekomst.
Daarom is cultuur een leerproces. Het is een proces van voortdurende vorming. Voortdurend opnieuw moeten we inzichten, vaardigheden, gedragsregels, expressievormen, gereedschappen, instituties... uitvinden. Uiteraard is dat meer dan een kwestie van taal en beeldende kunsten. Evenzeer gaat het om techniek en organisatiesystemen en niet minder om het gevoel waarmee mensen in het leven (hun werk, hun huis, hun tijd) staan. Dat is het uitgangspunt voor onze arbeidersvorming: hoe staan de arbeiders in onze cultuur, hoe kunnen zij deze mee her-scheppen.
Daarom beoogt ons vormingswerk tegelijk een integratie-proces en een veranderingsproces. Onder integreren verstaan we hier ‘het zich eigen maken, zich toeëigenen’. (s'approprier) van feiten, situaties, gebeurtenissen en ervaringen. Het is het onderkennen en bewustworden van ‘dat is mijn situatie’. Tegelijk is het een veranderingsproces. (Vertrekt elke vorming niet vanuit het geloof dat mensen kunnen veranderen?) Vanuit de bewustwording van de eigen situatie moet men verbanden kunnen leggen, een bredere visie ontwikkelen op mens en maatschappij en (actie-)mogelijkheden ontdekken tot veranderingen. Vorming is een voortdurend ervarings- en leerproces. Vandaar dat we kunnen stellen dat het een onderdeel is van een strategie van de cultuur. Het stuurt aan op een culturele revolutie.
Het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging is tegelijk gericht op de persoon en op de maatschappij. Daarbij vertrekt het vanuit een arbeidersvisie. Hoe komt deze nu tot uiting in het vormingswerk?
| |
De arbeider
Het is duidelijk dat ‘dé’ arbeider niet bestaat, net zo min als dé mens bestaat. De arbeiders die je in het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging ontmoet, zijn dan ook telkens anders. Er zitten arbeiders en bedienden tussen, geschoolden en ongeschoolden, jongeren en ouderen, mannen en vrouwen, gastarbeiders, militanten en gewone leden... Toch zijn er enkele grondtrekken in te onderkennen. (Hierin komen terzelfdertijd cultuurwaarden aan het licht.)
| |
1. Het concrete
Arbeiders worden getekend door hun zin voor het concrete, het gevoel, het feit, de gebeurtenis. Deze aandacht voor concrete vragen en problemen wordt zeker mee bepaald door de werksituatie (b.v. het hanteren van materialen). Maar het is meer. Het is een wijze van denken en van in het leven staan. Het abstraheren (gedachtenconstructies, theorieën, geleerde woorden) ligt hen niet. Het is hen vreemd en het werkt vervreemdend (bevoogdend).
Daarom zijn het voorbeeld, het feit en het model onmisbaar in het vormingswerk met arbeiders.
Dit uit zich in hun vraag naar toepassingen van de sociale wetgeving, practische kennis, vaardigheidstips...
| |
| |
Hiermee houdt hun wijze van leven verband, nl. al doende. Het is via ‘trial and error’ dat arbeiders hun logica opbouwen. Zegt men in de volksmond immers niet dat een ezel zich geen tweemaal aan dezelfde steen stoot?
Ogenschijnlijk in tegenstelling hiermee is hun aandacht voor het verhaal. Voor intellectuelen komen verhalen immers dikwijls over als een omweg. Voor arbeiders echter gaan ze terug op feiten en ervaringen en zijn het illustraties om hun probleem of hun mening te verduidelijken. Dan komt het er op aan de pointe te snappen.
| |
2. Persoonsgerichtheid
Arbeiders schieten niet op de pianist, tenminste als hij door hen aanvaard is. Zij gaan er van uit dat je iemand moet ‘pakken zoals hij is’. Voor functionele, structurele en anonieme verbanden en relaties hebben zij weinig oog. (Wel dient hierbij opgemerkt dat zowel opvoeding bv. tot afstandelijkheid, als werksituatie bv. in een mastodontbedrijf, deze grondtrek afzwakken en verduisteren.) Des te sterker waarderen zij het op de man/vrouw af en de directheid in het contact. Dit gaat van de korte begroeting (‘hui’ in mijn dialect) over het scheldwoord en de uitdagende opmerking tot het ronduit zijn mening zeggen. Deze gevatheid in het contact (op cursussen zou je heel wat gevatheidsprijzen kunnen uitreiken) is een kenmerk van echtheid. Beide hebben een weerslag op het vormingswerk: de begeleider moet zich als persoon bloot geven om in de smaak te vallen en direct kunnen reageren.
| |
3. Groepsverbondenheid
Arbeiders voelen zich gemakkelijk groeps- en lotsverbonden (solidair). Dat kan je bv. vaststellen bij een individuele afdanking. Deze grondtrek hangt samen met de twee vorige: het concrete spreekt aan en het iemand nemen of afwijzen zoals hij is. Een organisatie of een instelling wordt dan ook afgemeten naar de mensen die men er ontmoet (een sympatieke baas of leraar of verpleegster of ambtenaar...) Op deze basis ook verbindt men zich met de mensen van zijn groep (familie, vereniging, beweging). Deze verbondenheid berust meer op het elkaar treffen dan op verre doelstellingen. En eens je bij een groep hoort, blijf je daar ook bij. Het zijn alleen maar de ‘rare tiesten’ (of artiesten) die zich door hun eigenaardig gedrag ervan kunnen uitsluiten. Uiteraard, de ‘kazakkendraaiers’ niet te na gesproken. (Hier ook past een bemerking, nl. dat een op het individu gericht cultuurpatroon deze waarde sterk aantast.)
| |
4. Het nu
De geschiedenis speelt voor arbeiders een andere rol dan voor intellectuelen (die met een bepaald soort geschiedenis zijn groot gebracht). Voor hen werkt zij als een herinnering (daarom kun je hier spreken over een collectief geheugen) aan vroegere miserie en als onmiddellijk vergelijkingspunt met het heden. Zij schrijven immers doorlopend de kleine geschiedenis van de overwonnenen. Wat voor hen telt is wat er nu te doen staat en te beleven valt. Een studie van de geschiedenis en een planning van de toekomst passen eigenlijk niet in hun tijdsbeleving, evenmin als een prikklok trouwens. Uiteraard gaat het hier niet om wat onmiddellijk in het verschiet ligt (herorganisatie, looneis, vakantie, schoolkeuze of wat dan ook), maar om grote planning (bv. sociaal beleid) en toekomstperspectieven (bv. zelfbestuur).
Niet dat dit de enige grondtrekken zijn - en evenmin dat deze trekken altijd en overal zuiver aanwezig zijn - maar voor het vormingswerk vormen zij een grondpatroon. Eigenlijk gaan al deze trekken terug op de zin voor het concrete. Daarop moet de inhoud, de begeleiding en de methodiek afgestemd zijn. Rimpelloos gebeurt dit niet, zoals we later in de moeilijkheden nog aanstippen.
| |
Maatschappelijke vorming
De visie van de Christelijke Arbeidersbeweging op de maatschappij wordt elders in dit nummer reeds geschetst. Hier willen we alleen duidelijk stellen dat het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging niet kan buiten een band met deze visie. Immers, noch dit vormingswerk, noch de vormingswerker, noch de deelnemers zijn neutraal.
Aan de basis van de vormingsinitiatieven liggen én een analyse van de maatschappij (vanuit het arbeidersprobleem) en een project voor de toekomst (vanuit de betekenis en de waarde van de arbeid).
Deze visie wordt niet in elke cursus van a tot z uitgewerkt. Dat zou tot in den treure toe zijn! Maar ze vormt het algemeen kader, de in- en uitvalshoek.
| |
1. Een bewegingsstandpunt
Het belang van deze visie voor het vormingswerk zit in het referentiekader. Als men niet wil blijven steken in ‘mijn’ probleem dan moet het verruimd worden. Daartoe is een ‘wij’ ervaring nodig (het is ‘ons’ probleem).
Dat vraagt dat men verbanden kan leggen en structurele oorzaken kan opsporen. Daarmee zitten wij met de vorming in de Christelijke Arbeidersbeweging duidelijk op een ander spoor dan dat van ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’. Dit neemt niet weg dat deze vorming aanstuurt op een persoonlijke betrokkenheid bij collectieve problemen. Het gaat er immers om gezamenlijk problemen en oplossingen te kunnen formuleren. Dat sluit persoonlijke visies en overtuigingen niet uit. Wel sluit het in dat men het zwaartepunt van zijn eigenbelang verlegt naar een meer collectief belang. Dan schakelt men zich in in een bewegingsstandpunt dat men zelf mee bepaalt.
| |
2. Vorming en/in actie
Weliswaar hebben vorming en actie een eigen inwendige dynamiek. In de Christelijke Arbeidersbeweging sluiten ze evenwel op elkaar aan. (Daarom is het ingebouwd vormingswerk.) Ook al gaat het in de vorming om afstandname en kritische bezinning, toch wordt er een brug geslagen naar de actie. Dit gebeurt doordat de thema's aansluiten op de werk-, actie- en leefsituatie (het ‘thuisfront’). Het gaat dus niet louter om bv. cursussen in sociale actie en actievoeren (die ook uiteraard!), maar evenzeer gaat het om de directe band met waar de deelnemers staan en wat ze doen (als ondernemingsmilitant, als bestuurslid...) Dit gebeurt binnen het bredere kader van een actiebeweging (op economisch, sociaal, cultureel en politiek vlak). Vandaar ook de band met het beleid.
| |
3. Vorming en beleid
T.a.v. het beleid (standpunten en beslissingen) functioneert het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging voorbereidend en controlerend. Het zorgt voor ‘input’ en voor terugkoppeling van de ‘output’ naar de input. Een congres zoals bv. over inkomensverdeling is hiervan een sprekend voorbeeld. In vormingsinitiatieven worden zowel de achtergronden, de waarden en de bredere opties uitgediept als de concrete voorstellen tot oplossing. In andere initiatieven worden genomen opties en voorstellen getest op hun waarde en op hun aansluiting op de concrete arbeidersproblemen. Op deze wijze is de vorming een toetssteen voor waar de beweging staat.
Het geheel van deze maatschappelijke vorming vraagt de zelfwerkzaamheid van de deelnemers. Als een beweging door mensen wil gedragen worden, dan moeten zij mee het
| |
| |
gezicht en het optreden van deze beweging kunnen maken. Daarom ook zijn de expliciete vormingsmomenten (als cursussen) moeilijk te isoleren van de vorming door-heen de werking. Het zien-oordelen-handelen is trouwens veel meer een levenshouding dan alleen maar een cursus-houding.
| |
Soorten initiatieven
Een overzicht van de vormingsinitiatieven die jaarlijks in de Christelijke Arbeidersbeweging opgezet worden zou een speciaal team vragen om dit uit te werken.
We beperken ons hier tot enkele suggestieve aanduidingen.
- | In samenwerking met de B.R.T. en het A.B.V.V. wordt een T.V.-programmareeks verzorgd, ‘Loon naar werken’. Zij is voor het brede publiek bestemd en informatief gericht op sociale wetgeving en diverse arbeidsproblemen. |
- | In het kader van de L.C.M. en de economische takken van de Christelijke Arbeidersbeweging wordt het vormingswerk afgestemd op problemen van organisatieontwikkeling. |
- | Werken met groepen, gespreksvaardigheid, vergadertechnieken... zijn domeinen waarin zowel vrijgestelden als vrijwilligers (militanten en kernleden) getraind worden. |
- | Via basisvorming in min of meer gestructureerde programma's, zoals in de VIA-projecten en in de syndicale vorming, wordt ingewerkt op de persoonlijke en maatschappelijke situatie van de arbeiders. Daarin komen zowel de persoonsvorming (bv. leren studeren) als inleiding in wetenschappen (bv. economie) als sociaal-psychologische inzichten (bv. opinievorming) aan bod. |
- | Via thematische seminaries wordt ingegaan op ruimere problemen zoals bv. gezondheidsbeleid, grondbeleid, huisvesting, inkomens, M.N.O., internationale arbeidsverdeling, democratisering, plaatselijke afdelingswerking... of wordt er meer functioneel ingegaan op problemen zoals bv. ondernemingsraad, veiligheid, arbeidsbelasting, solidariteit... |
- | Voor werkneemsters kent men de syndicale vorming (dus naast alles wat in K.A.V. reeds gebeurt) eigen initiatieven, waarbij uitgegaan wordt van hun specifieke problemen, die zowel van practische (bv. klein verlet) als van fundamentele aard (bv. ongelijkheid in bezoldiging en promotiekansen) kunnen gaan. |
- | Eveneens is dit het geval voor de gastarbeiders. Daarin wordt de ruime problematiek behandeld van hun statuut, taalmoeilijkheden, eigen cultuur, en inschakeling in ons arbeidsbestel. |
- | Ook jongeren hebben hun eigen vormingsinitiatieven binnen (V.)K.A.J. of in samenwerking met het A.C.V. Daarin worden niet enkel specifieke jeugdproblemen behandeld (bv. stages, schoolverlaters...) maar evenzeer arbeids- en maatschappijproblemen zoals ze zich voor de hele Christelijke Arbeidersbeweging aandienen. |
Kortom: het geheel van vormingsinitiatieven in de Christelijke Arbeidersbeweging is zo verscheiden als het leven in de beweging zelf.
| |
Eigen moeilijkheden en aanpak
Aansluitend bij de grondtrekken van de arbeider en het maatschappelijk karakter van het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging schetsen we enkele specifieke drempels.
| |
1. Aha-ErlebnisM
Vanuit de aandacht voor het concrete en voor het nù, stuiten we op de drempel tussen voorbeelden, practische weetjes en technische opleiding enerzijds en de bredere visie, de doelstellingen en de toekomstperspectieven anderzijds.
Daartussen moet een brug geslagen worden. Het concrete, de ervaring is het uitgangspunt. Maar het houdt het gevaar in van erop ‘geplakt’ te blijven, er niet meer van af te kunnen. Dan werkt het concrete of het geval als een vicieuze cirkel: men draait eromheen. Voorbeelden moeten ervaringen openbreken, verwijzen naar een breder kader en een licht doen opgaan. Ze moeten een Aha- (of ‘tiens’) belevenis in de hand werken. (‘Aha, zo zit dat in elkaar!’) Pas dan wordt het mogelijk verbanden te leggen en een ruimere visie te ontwikkelen.
Daarom zoekt het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging naar modellen van ‘exemplarisch’ leren. Vanuit de directe betrokkenheid op een concreet probleem van wetgeving, actie, actualiteit, optreden, conflicten... worden maatschappelijke verbanden blootgelegd. Tegenlijk wordt de band gelegd naar wat er aan te doen (te veranderen) valt.
| |
2. Ik weet wat jij niet weet
In de arbeidersgroep leeft een enorme vraag naar informatie, naar weten. Terecht trouwens, want dit behoort tot de democratisering van onze cultuur. Daar botsen we evenwel op de drempel van de kennisoverdracht. Voor het overdragen van kennis zit onze cultuur immers in een schools en klassikaal patroon. Vanuit hun schoolse opleiding hebben arbeiders het daarmee erg lastig. Zij worden meestal vroegtijdig op een eng technisch of beroepsspoor gezet. Dit wordt nog versterkt door hun type werk (monotoon, opgesplitst en uitvoerend van aard) en door hun maatschappelijke positie (van minder aanzien, waardering en verantwoordelijkheid). Dat werkt verengend. Het versmalt hun ervaringsbasis en hun mogelijkheden om zelf creatief vorm te geven aan hun leven. Daarin voelen zij zich dan ook benadeeld, vanuit hun ervaring dat de kennis van anderen hun macht is. Vandaar hun vraag naar kennis. Daarop aansluiten in het vormingswerk versterkt de moeilijkheden zoals aangestipt onder 1.
| |
3. Goed gezegd
Iemand die het goed kan zeggen wordt door arbeiders ervaren, ofwel als ene die rond de pot draait en alles goed kan praten, ofwel - wanneer hij tot hun groep behoort - als ene die het nogal eens kan en durft zeggen. In het vormingswerk trekt dit evenwel een drempel op tegen hun eigen zelfwerkzaamheid. Het houdt het gevaar in van een nieuwe afhankelijkheidsverhouding. Immers, men gaat zich optrekken aan wat anderen voor-zeggen en voor-denken. Dit is maar te doorbreken wanneer in de vormingssituatie het groepsproces centraal gezet wordt. Daarin kan een alternatief geboden worden tegen deze afhankelijkheid, vanuit elkeen die zijn onmisbaar steentje bijdraagt. Verder kan dit doorbroken worden in de confrontatie met verschillende standpunten, meningen en beleidsalternatieven. Immers, op basis hiervoor kan hun eigen denkproces op gang komen, getoetst aan hun eigen ervaring.
Deze drie drempels vragen een werkwijze die haaks staat op het model van de Verlichting zoals we dat in onze cultuur kennen, nl. weldenkende burgers (wetenschappers, technocraten, geleerden) die beslissen en denken in de plaats van het gemene (domme) volk.
Het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging poogt daartegen een model te ontwikkelen van basis-democratie, dat gelooft in de rede(lijkheid) van het gewone volk.
| |
Besluit
Het vormingswerk in de Christelijke Arbeidersbeweging sluit aan bij de cultuur van de arbeiders. Deze cultuur kan getypeerd worden als een cultuur van het zwijgen (P. Freire) of als een terughoudendheidscultuur. Het algemeen gangbaar cultuurpatroon berust op criteria als kennis, techniek, prestaties en macht. Daardoor wordt de arbeiderscultuur gedomineerd. Daarom gaat de arbeider zich als ‘de mindere’ ervaren. Hij neemt een onderliggende positie in. Precies daartegen wil onze vorming een dam opwerpen door het zelf-bewustzijn van de arbeider tot ontplooiing te laten komen. Van dit bewustzijn moet zelfs uitgegaan worden, anders gaat men immers uit van slechts een schijn-volwassenheid van de arbeider.
Zonder een versterkt besef van zijn eigenwaarde kan de arbeider zijn maatschappelijke positie niet doorzien, laat staan maatschappelijke veranderingen bewerken. Waar het op aan komt is dat hij zijn eigen taal ontwikkelt (‘la prise de la parole’). Is het trouwens niet treffend dat hij het spreken, het kunnen zeggen, als zijn zwaarste hinderpaal stelt? In deze eigen taal gaat het niet louter om woorden en zinnen, maar om een hele uitdrukkingswereld.
Daarvoor moet ons vormingswerk aansluiting zoeken bij de volkse (vertel)cultuur zoals die leeft in het volkstoneel, de spotprent, de karikatuur, de humor van Toon Hermans en het stripverhaal, ook al gebeurt daarin veel (zoals in deze van Nero) wat wetenschappelijk niet verantwoord is.
Vital Peeters
Hoofd Vormingsdienst A.C.V.
|
|