| |
| |
| |
| |
De vereniging als cultuurinstrument en -medium
K.W.B. en K.A.V. worden vaak aangeduid als de ‘culturele takken van de Christelijke Arbeidersbeweging’. Dit doet minstens veronderstellen dat een groot deel van de activiteiten, die door deze beide organisaties ontplooid worden, door hen zelf als cultureel worden geduid.
Hierbij dringt zich uiteraard de vraag op: wat beschouwt men in K.A.V. en K.W.B. als cultuur en wat betekent voor hen: cultureel werk? Op deze vraag is in een vorige bijdrage uitvoerig ingegaan door F. Smets.
| |
1. De arbeidersvereniging als instrument voor sociaal-cultureel werk
Het sociaal-cultureel werk kan bedreven worden in verschillende werkvormen. De belangrijkste in Vlaanderen zijn de instellingen en de verenigingen. De arbeidersbeweging heeft bewust gekozen voor de vereniging als instrument van sociaal-cultureel werk. Sociaal-cultureel werk mag geen door anderen klaargestoomd dienstenpakket zijn, dat op bestelling wordt afgeleverd en geconsumeerd. De voorwaarden waarin het sociaal-cultureel werk gestalte krijgt, moeten beantwoorden aan de inhoud ervan. Daartoe biedt het verenigingsleven meer uitgesproken kansen dan eender welke andere werkvorm.
In de eerste plaats omdat het verenigingsleven plaatselijk is ingeënt op een bijzonder concreet milieu. De plaatselijke problemen liggen als het ware verweven in het verenigingsleven zelf. Een arbeider houdt niet van theoretische beschouwingen: spreken over democratisering van het onderwijs wordt tastbaar, wanneer er gesproken wordt over de inspraak van de ouders van gemeente X in school Y; gemeente X is die gemeente waar de vereniging actief is; school Y is de school die door de kinderen van de leden bezocht wordt. De kansen op het scherpen van de probleemgevoeligheid vergroten geweldig wanneer een probleem ‘vlees en bloed’ krijgt. In de tweede plaats is een vereniging meer dan een soort plaatselijk vormingscentrum. In de vereniging bekomt men een meer intense interactie tussen de leden dan in een eerder kunstmatig opgezette vormingssituatie. De leden van een vereniging betekenen meer voor mekaar dan cliënten van eenzelfde vormingsaanbod: deze laatsten zijn slechts aan mekaar gebonden in de mate zij gebruik maken van eenzelfde dienst: vorming. Zij vormen geen cliëntele, zij vormen een groep van mensen die elkaar vinden op basis van buurtschap, op basis van behoefte aan sociaal contact, op basis van te behoren tot eenzelfde sociale klasse, op basis van een gelijkaardig waardenbeleven (op dit laatste komen we verder terug).
Dit gegeven biedt - afgezien van het feit dat dit op zichzelf reeds waardevol is - de mogelijkheid om sneller vooruitgang te maken in vormings- en beslissingsprocessen: de aftastingsfase, de vraagtekens omtrent de andere vervallen. Bovendien is het een weg waarlangs meer mensen bereikt kunnen worden voor sociaal-cultureel werk; men voelt zich thuis en men neemt deel aan activiteiten: niet altijd omwille van de aard of de inhoud van de activiteit, maar wel omwille van de groep die het initiatief opzet.
In deze context is het dan ook evident dat we eigen arbeidersverenigingen wensen. De ervaring, het zien, is een essentieel uitgangspunt in het sociaal-cultureel werk: welnu, de ervaringswereld van arbeiders en hun gezin onderscheidt zich van andere sociale categorieën in de samenleving. Er is nog een tweede specifieke reden: de arbeidersvereniging biedt aan zijn leden een bescherming, of, beter en positiever uitgedrukt, biedt aan de arbeiders meer ruimte om zichzelf te zijn: daar is geen ‘geleerde’ (of toch niet altijd...) die het allemaal zoveel wetenschappelijker en vlotter kan uitleggen en waartegen men niets durft in te brengen. Daar treffen zij niet degenen die op de maatschappelijke ladder zó veel hoger gekwoteerd worden en die - of zij het willen of niet (meestal willen ze het) - bevoogdend optreden.
In de derde plaats vormen de K.W.B.- en K.A.V.-afdelingen als vereniging een voedingsbodem voor waardengeladen benadering van problemen. Wij zijn niet waarden-vrij. wij zijn niet neutraal.
Deze arbeid(er)sgerichte opstelling en de evangelische waarden vormen een bestendig referentiekader ter beoordeling van wat zich in het leven van elkeen en in de samenleving afspeelt.
De explicitering en verfijning van dit collectieve waardenarsenaal vormen een belangrijke schakel in het vormingsproces.
In de vierde plaats biedt de vereniging kansen om niet te blijven steken in een probleemomschrijving, in een bewustmaking en, eventueel, in een opsomming van mogelijke alternatieven. De vereniging biedt tevens een structuur, een kanaal waarlangs oplossingen kunnen bevochten worden: het vormingswerk heeft niet alleen nood aan actiegerichtheid, maar tevens aan de actie zelf. Vooreerst doorbreekt dit het gevoelen van machteloosheid dat zeer sterk leeft in arbeiderskringen, het geeft tevens de kans om de probleem-bewustmaking te zien resulteren in probleem-oplossing (succeservaring is ook in het vormingswerk belangrijk) en bovendien wordt doorheen de actie zelf nog heel wat bewustmakingswerk verricht.
Deze structuur is niet alleen belangrijk voor het bekomen van oplossingen vanwege bevoegde overheden, maar tevens voor het zelf beantwoorden van bepaalde problemen: dit kan door het opzetten van eigen vormen van dienstbetoon (bv. inlichtingendiensten, boekenverspreiding en dergelijke).
Last but not least is de vereniging een formule van sociaal-cultureel werk waar de democratische principes ook in praktijk kunnen worden gebracht.
In K.A.V. en K.W.B. wordt een grote zorg besteed aan de wijze waarop besluitvorming wordt tot stand gebracht. De plaatselijke afdelingen vormen het essentiële bestanddeel van beide bewegingen. Zij zijn de K.A.V. en de K.W.B. In de afdelingen worden de besturen verkozen door de leden en dit steeds voor een beperkte ambtstermijn. De afdelingsbesturen verkiezen arrondissementele besturen en deze verkiezen op hun beurt de nationale besturen. Er wordt tevens angstvallig over gewaakt dat de besluitvorming in de eerste plaats ligt bij de leden zelf en bij de vrijwillige kaders en niet bij de arrondissementele en nationale beroepskrachten.
Bovendien wordt aan de verkozen besturen nooit volstrekte volmacht verleend (democratisch centralisme) maar dienen voor alle belangrijke beslissingen met betrekking tot bewegingsuitbouw en programmaopbouw de onderliggende schakels geraadpleegd te worden.
Dit uit zich onder meer in de programmavoorstellen: de eerste en laatste verantwoordelijkheid hiervoor ligt in de plaatselijke
| |
| |
Een deel van de duizend, in één nacht geplante bomen (Zelzate, 12-13 oktober 1973).
afdeling. Nationale en arrondissementele programma's zijn steeds het resultaat van een sterk verbreide vraag aan de basis en hebben in de eerste plaats tot doel een hulp te zijn bij de uitbouw van het plaatselijk programma. Met dit alles weze niet gezegd dat de verenigingsformule geen risico's inhoudt en dat zich in de praktijk geen zaken voordoen die de sociaal-culturele vereniging soms van haar doelstelling afleiden. Ik noem er enkele: overdreven aandacht voor vereniging - ondersteunde activiteiten zoals feesten, sport- en vrijetijdsinitiatieven; amateurisme (in de pejoratieve zin van het woord); ‘activisme’ (minder aandacht voor probleemformulering en -bewustmaking dan voor het tewerkstellen van oplossingen); het zich opsluiten in de eigen kring.
De ervaring leert echter dat deze risico's kunnen genomen worden, wanneer de verenigingen over (vrijwillige) afdelingskaders beschikken, die zich voortdurend trachten te bekwamen in hun taak.
De ervaring leert ook dat andere werkvormen van sociaal-cultureel werk er niet in slagen de arbeidersgroep te bereiken en vrij vlug verworden tot een intellectualistische denkgroep.
| |
Een voorbeeld
K.W.B.-Zelzate laat het niet bij slogans: 1000 BOMEN IN EEN NACHT (Uit ‘Raak’, januari 1974)
Zelzate is niet dat grauwe negentiende-eeuwse industriestadje met kramiekele huisjes, nauwe straatjes en bedufte ramen. Integendeel zou ik bijna zeggen...
En toch hoef je in Zelzate echt geen diaprijskamp uit te schrijven om aan de weet te komen wat er verkeerd loopt met de ruimtelijke ordening en het leefmilieu. De reukjes zijn er niet uit de lucht. Men zou aan de reputatie van het kanaal Gent-Terneuzen tekort doen indien men zou vertellen dat het vuil is...
Het chemische bedrijf Kuhlmann en de staalreus Sidmar, die in het zuidwesten en in het zuiden de gemeente tegen het Nederlandse Sas-van-Gent aandrukken, slikken hun rook beslist niet in.
Ook in het noorden neemt de industrialisering langs de beide Nederlandse kanaaloevers voortdurend uitbreiding. Deze bedrijven zijn echter niet alleen luchtbevuilers, waterbezoedelaars en decibelproducenten. Het zijn ook enorme grondvreters: als je ze laat betijen staan ze morgen in je achterkeuken. Begrijpelijkerwijze voelt de Zelzaatse bevolking zich niet bijster gemakkelijk in deze verstikkende sandwichgreep. Voeg daarbij dat een aantal planologen Zelzate liefst van de kaart zouden zien verdwijnen (je weet wel: eerst met de economische expansie komen aandraven en vervolgens komen vertellen dat het er niet meer leefbaar is) en je snapt onmiddellijk dat er hier voor een arbeidersbeweging die ‘de mens eerst’ als devies voert, werk op de plank ligt.
Reeds in november 1971 werd het probleem gesteld op de algemene jaarvergadering van de K.W.B. Een bedrijf in kunstmeststoffen had het toen zó gemaakt, dat Zelzate gedurende enige tijd in de smog werd gehuld. Enkele bejaarde asthmalijders dienden zelfs in het ziekenhuis te worden opgenomen.
Deze gebeurtenis gaf mede aanleiding tot de oprichting van een gewestelijk leefmilieucomité van de A.C.W.-afdelingen uit de kanaalzone. Dit comité ging van start in september 1972 en stelde zich tot doel de strijd aan te binden met de lucht- en waterverontreiniging. Door druk op de politici wou men een strengere wetgeving op de milieuhinder afdwingen, zonder daarom de tewerkstelling in het gedrang te brengen. Binnen deze algemene doelstelling nam K.W.B.-Zelzate zich voor om het leefmilieuprobleem te bekijken vanuit het oogpunt van de ruimtelijke ordening.
Gedurende meerdere maanden bestudeerde het afdelingsbestuur het ontwerp van gewestplan en de gemeentelijke plannen: er werden nota's gemaakt en boeken gelezen; deskundigen werden geraadpleegd. Hieruit groeide stilaan een ontwerp van ‘groenplan voor Zelzate’. Onder de slogan ‘Zelzate meer groen’ werd de Zelzaatse bevolking uitgenodigd voor een volksvergadering.
Op 6 mei jl. waren 150 mensen bijeen. Zij informeerden zich over de plaatselijke situatie en over de mogelijkheden van aanpak. Het groenplan werd bediscussieerd en geamendeerd.
| |
Groenplan
Op deze volksvergadering werd een algemeen accoord bereikt omtrent de krachtlijnen, die de verdere uitbouw van het Zelzaatse moeten beheersen. Vooreerst dienen er in de streek duidelijk twee kernen onderscheiden en behouden te worden: enerzijds, de zware industrie op de industrieterreinen van de kanaalzone en, anderzijds, de woonkernen (gemeenten) die rond deze industrie gelegen zijn.
Ten tweede, dient al wat zich vandaag nog bevindt aan gronden tussen deze industrie en de gemeentelijke woonkernen uitgebouwd te worden tot groenzone: de woonkernen kunnen immers best dergelijke beschermende buffer gebruiken. Tenslotte wordt een voorrang gevraagd voor de aanleg van de snelweg Antwerpen-Zeekust, via de tunnel te Zelzate, opdat ambachtelijke nijverheden en toeleveringsbedrijven de kans zouden hebben om zich in het Waasland of in het Meetjesland te vestigen en toch in snelle verbinding te blijven met de zware nijverheid uit de kanaalzone.
Deze principes werden geconcretiseerd in 't eigenlijke groenplan. (...) Uit de aanwezigen op deze volksvergadering werd een actiecomité samengesteld: zowel K.W.B.-bestuursleden als niet K.W.B.-ers werden erin opgenomen. Dit comité zag het als 'n eerste
| |
| |
taak om de bevolking op de hoogte te brengen van de ingenomen standpunten. In de eerstvolgende dagen kon elke inwoner een groenplan in zijn brievenbus vinden. Ook de gemeentelijke, provinciale en nationale overheden werden hiervan schriftelijk in kennis gesteld.
Gedurende meerdere weken werd hierop de aandacht gevestigd in gewestelijke weeken reclamebladen.
| |
Schilderwerken in de Karnemelkpolder
Voor de K.W.B. kwam het er thans op aan te bewijzen dat het haar menens was met haar groenplan.
De ontbossing van de Karnemelkpolder werd prioritair gesteld. Deze natuurschending stootte op geweldige weerstanden bij de bevolking. En op een morgen vond de aannemer in kwestie zijn rollend materieel terug met leeggelopen banden en voorzien van de nodige slogans. Alhoewel de K.W.B.'ers hier niets mee te maken hadden, hebben zij zich toch enig politiebezoek moeten laten welgevallen. Vooral de zonen van K.W.B.-bestuursleden bleken de verdachten nr. 1...
Het K.W.B.-groencomité vroeg een onderhoud aan met het kabinet van Volksgezondheid (Minister De Saeger). ‘Wij kwamen eraan om halftien en het was half twee toen we terug op straat stonden, maar wij hadden resultaten’, vertellen de bestuursleden.
Inderdaad. Nog terwijl zij aanwezig waren, werd aan de aannemer een telexbericht verzonden waarin hem verzocht werd de werken stop te zetten. Spijtig genoeg was toen reeds de helft van het terrein ontbost.
Enkele tijd later kregen zij van Staatssecretaris Vandewiele de schriftelijke toezegging van de aanleg van een bos van 4 à 5 hectare op de opgespoten terreinen van de Karnemelkpolder. Staatssecretaris Vandewiele deed eveneens een toezegging voor de beplanting langs een aantal rijkswegen (punt 10 van het groenplan). Met deze beplanting werd ondertussen reeds een aanvang genomen. Van het (gewezen) kabinet van Ruimtelijke Ordening en Huisvesting werden eveneens mondelinge toezeggingen bekomen om de bestemming van het huidige landbouwgebied in de Karnemelkpolder, dat voorzien wordt als industrie-gebied, te wijzigen.
| |
Loskade voor ziekenhuis
In het zuiden van Zelzate bevindt zich het psychiatrische ziekenhuis Sint-Jan-Baptist. In dit ziekenhuis worden ongeveer 800 patiënten verpleegd.
Deze inrichting is gelegen langsheen de oude loop van het kanaal dat voor het overgrote deel werd gedempt. Voor het ziekenhuis was echter een gedeelte ongedempt gebleven: het vormt zowat een blinde darm van het huidige kanaal.
En wat dacht je nu? Dat men dat zou dempen of rustig laten liggen als een rustig (zij het stinkend) watertje? Dag Jan!
In de plannen werd voorzien dat men het gedeeltelijk zou dempen. Men zou echter een gedeelte vrijhouden als insteekhaven. Ook een loskade voor grint, zand en weet ik meer werd voorzien.
En dat op vijftig meter van een ziekenhuis. Een gezonde mens zou het er nog van op zijn zenuwen krijgen!
Of zouden de belangen van die meneer die de kanaaltunnel heeft gebouwd en die zich in de onmiddellijke omgeving reeds een stukje grond heeft aangeschaft en er reeds een betoncentrale op heeft gevestigd dan toch belangrijker zijn als de gezondheid van 800 zieken...?
‘Toen men met de (gedeeltelijke) opvullingswerken begon, dachten we dat het wel voor mekaar zou komen. We meenden dat men het volledig zou dichtgooien en vervolgens beplanten. Het gemeentebestuur drong er toen echter bij Openbare Werken op aan dat die insteekhaven en die loskade er zouden komen...’ De zieken en het verplegend personeel van het ziekenhuis werden toen toch wel enigszins ongerust over de gang van zaken. De K.W.B.-werkgroep nam toen contact op met het Ministerie van Openbare Werken (juli 1973).
Daar was men het volkomen eens: ‘Een insteekhaven is onverantwoord. Hou de mensen kalm. Wij zullen trachten de bestemming te doen wijzigen tot groenzone...’. De K.W.B. wachtte af... Men begon echter de grond aan te dempen met een gewicht van 15 ton: hierdoor begonnen zich scheuren te vertonen in de gebouwen van het ziekenhuis (ambtenaren hebben dat achteraf zelf kunnen vaststellen). In september werden kranen, heimachines, damplanken, richels, sporen aangevoerd.
Multatuli zou zeggen: ‘Mijn verhaal wordt eentonig’. Inderdaad: opnieuw brieven naar de ministeries van Openbare Werken en Volksgezondheid; opnieuw brieven aan het gemeentebestuur. De ene schuilt zich echter achter de andere en omgekeerd: een ernstig antwoord wordt niet gegeven.
| |
Duizend bomen in een nacht
Begrijpelijkerwijze ging het er op die wijkmeestersvergadering van 4 oktober jl. niet bijster enthousiast aan toe. Men voelde zich bedrogen en machteloos. Tot één van de wijkmeesters rechtsprong en riep: ‘Maar laat er ons dan zelf een boom zetten!’. Een spectaculaire actie leek inderdaad het enige redmiddel om de ogen van de overheid te openen. Diezelfde nacht werden de plannen gesmeed: waar bomen vinden? Wie doet wat, waar en wanneer? Het feit dat zoiets best niet door te veel mensen bij voorbaat geweten wordt, bracht in deze wijkmeestersvergadering meer de sfeer van een comploterend gezelschap, dan wel van een statutaire bijeenkomst...
Gedurende twee nachten werd een te dicht begroeid berkenbos op oordeelkundige wijze uitgedund. Meer dan 1000 boompjes werden samengebracht. In de nacht van vrijdag 12 oktober, op zaterdag 13 oktober, moest het gebeuren. Naast de boomplanters, waren slechts enkele journalisten van pers, radio en T.V. van het gebeuren op de hoogte gebracht. Een krantenjongen hing hierover volgend sfeerbeeld op: ‘Een argeloze voor- | |
| |
bijganger, die vrijdagnacht langs 't psychiatrisch instituut Sint-Jan-Baptist te Zelzate zou gekomen zijn, zou in de pikdonkere zandvlakte tussen het kanaal en de weg misschien niet eens iets hebben gemerkt... De weg zelf is uiterst spaarzaam verlicht, de buurt verlaten. Het psychiatrisch instituut is een donkere compacte massa en aan de andere zijde zie je de duizenden lichtjes van het industriële decor op de overkant van het kanaal, die aan de rookwalmen een rossige gloed geven, zodat - tegen dit spookachtige licht in - de opgespoten zandvlakte aan de zijde van het kanaal nog donkerder lijkt. Toch was er de hele vrijdagnacht tot het ochtendgloren leven in die duistere vlakte: als uit de grond verrezen waren hier een twintigtal Zelzaatse “milieukabouters” muisstil, maar onverdroten in de weer om 1000 halfwas-berkjes te planten...’ Die zaterdag werd het een ware begankenis van nieuwsgierigen en geïnteresseerden. De T.V. was er; de radio was er. Tussen de bomen van dit plots verrezen bos kon je dan lezen waar het om te doen was. ‘Wij vragen een tuintje voor 1000 zieke mensen’. ‘Hier leven 1000 zieke mensen: zet uw hart op groen’. ‘Ze zeggen u dit, ze zeggen u dat: doe ook eens wat’...
Diezelfde dag nog verklaarde de burgemeester van Zelzate voor de radio: ‘Inderdaad die mensen van de psychiatrische instelling hebben recht op groen. Ik zal contact opnemen met het actiecomité’.
Ondertussen blijkt daar nog niet veel van in huis gekomen. Drie dagen later bestempelde hij deze actie immer als ‘een onnozel spelletje’, gevolgd van scheldwoorden en bedreigingen!
| |
Vervolg
De aannemer van de werken voor de insteekhaven vindt zijn werf omgetoverd in een bos. Openbare Werken gelast de boompjes te verwijderen en hen in te planten in de Karnemelkpolder waarvoor een belofte van bebossing bestond...
Door bemiddeling van Staatssecretaris De Paepe werd op 25 oktober jl. te Zelzate een samenkomst georganiseerd met afgevaardigden van het kabinet van Openbare Werken, een afvaardiging van het ziekenhuis en het leefmilieucomité.
Op 5 november had er een tweede vergadering plaats: deze keer waren er eveneens vertegenwoordigers van het Ministerie van Volksgezondheid aanwezig. Dit laatste is niet onbelangrijk: zowel het leefmilieu als de ziekenhuizen vallen onder de bevoegdheid van Volksgezondheid.
En het resultaat van deze gesprekken: er komt geen insteekhaven en er komt geen loskade.
| |
Om te onthouden
Als je dan uiteindelijk een vergadering gedaan krijgt met kabinetslui, directeursgeneraal en inspecteurs, dan schuif je wel even naar de punt van je stoel: oog in oog met die kerels die de ministers vertellen wat ze al dan niet mogen zeggen, eerbiedwaardige lui die wel weten hoe het allemaal moet en die bovendien in de wetenschap verkeren dat het inderdaad zo wordt en niet anders. En die stellen vragen en die maken opmerkingen en die besluiten dat jouw plan onhaalbaar en bovendien onuitvoerbaar is.
En ‘dank u wel, meneer’ en ‘graag gedaan, vriend’...
Zo laat je je éénmaal belazeren, geen tweemaal.
Je bestudeert de problemen, je informeert de betrokkenen, je belegt volksvergaderingen en je organiseert acties.
En dan stel je zelf vragen, maak je zelf opmerkingen, maak je zelf bestaande plannen onhaalbaar en onuitvoerbaar: ministrabele uitspraken en dito dossiers blijken uiteindelijk niet altijd op wetenschap, maar dikwijls op lef te stoelen.
| |
2. De vereniging als medium voor creatieve zelfontplooiing
Ik hoor sommige lezers al monkelen: ‘Maar doen ze dan in die bewegingen niet aan échte cultuur?’ Waarmee ze dan wellicht bedoelen: is er in arbeidersverenigingen ook plaats voor manuele, literaire en muzikale expressie? Staan deze verenigingen ook open voor kunst?
Als cultuur betekent: verfraaiing, verfijning, veredeling van ruwe natuurgegevens, als het begrip cultuur zoveel betekent als vermenselijking, dan is het duidelijk dat ook deze aspecten aan bod moeten komen in K.W.B. en K.A.V. Echter ook deze cultuuruitingen moeten aansluiten bij de leefsituatie van de arbeiders en hun gezinnen. Wanneer zij hier niet op ingeënt zijn, werken zij eerder de vervreemding dan de vermenselijking in de hand. Veel van wat ons vandaag nog als kunst en cultuur wordt aangeboden, speelt in op een leefwereld, die niet deze van de arbeiders is.
Ten aanzien van wat traditioneel als cultuur omschreven wordt, spelen de arbeidersverenigingen op een dubbele wijze de rol van medium. In de eerste plaats prikkelen zij de leden tot creativiteit, wat resulteert in een volkscultuur die nauw aansluit bij het aanvoelen van de mensen zelf. In de tweede plaats ‘accapareren’ zij bepaalde cultuurprodukten en schakelen deze in in activiteiten, die wij hoger omschreven als sociaalcultureel werk.
Wij willen dit aantonen aan de hand van enkele voorbeelden:
1. | Ideeënhuis voor creatieve mensen. |
2. | 10-daagse van het K.W.B.-Verbond Gent. |
3. | Volkstoneel over premiewerk. |
4. | Toneel zit ons in het bloed: ‘De groep zonder naam’ van Ranst. |
Het Ideeënhuis voor creatieve mensen.
| |
| |
| |
1. Ideeënhuis voor creatieve mensen
Gedurende de maand mei bezochten honderden jonge gezinnen het ‘Ideeënhuis voor creatieve mensen’, dat door K.A.V. ingericht werd te Lede bij Aalst.
We geloven dat echte cultuur begint bij de cultuur van de huisvesting, van de woning, van de plaats waar mensen samen leven en werken. Daarom laten we u graag kennis maken met deze realisatie van onze dienst Wooncultuur.
Het ‘ideeënhuis’ werd gebouwd door de maatschappij ‘Veilig Wonen’, in een wijk met prettige nieuwe woningen, bevolkt met mensen van overal, jonge en oudere mensen. Zij vormen een nieuwe buurt, een nieuwe leefgemeenschap.
Deze sociale woning werd als kijkwoning ingericht met als leidmotief: ‘Naar versobering, creativiteit en hergebruik van de dingen!’ Dit ideeënhuis (de naam spreekt voor zichzelf) steekt vol sprankelende ideeën van creativiteit en persoonlijkheid. Het geeft inspiratie om te wonen in de wereld van nu, met alle respect voor ieders vrije keuze en smaak.
Een goed ingedeelde woning betrekken is reeds veel, maar toch nog onvoldoende. Men moet ze ook naar eigen behoefte en smaak kunnen inrichten. Niet té traditioneel ingesteld zijn! Kunnen afstand doen van verouderde ideeën rond wonen.
Eerst en vooral moet men proberen zich in te leven in de vorm van die woning. Dan kan men ze inrichten volgens eigen levensstijl en wensen van het gezin. Men kan een omgeving scheppen, waar men zich thuisvoelt en waar men rustig kan leven. Men moet voelen dat men een leefbare ruimte binnentreedt waar men kan ademen zonder zich benard te voelen, en waar men genieten kan van een smaakvol ingericht decor.
Het is een zaligheid aldus zijn creativiteit kunnen botvieren! Men wil telkens meer en andere dingen proberen. Men ontdekt zijn eigen mogelijkheden. En dan begint het pas... men zal kunnen mensen ontmoeten in een ruimte, waar het gezellig en vrij is om leven, waar men tot rust komt en nieuwe krachten opdoet. Noem het cultuur van het dagelijks leven of levenskunst. Beide liggen zeer dicht bij elkaar.
| |
2. 10-daagse van het K.W.B.-Verbond Gent
‘Het is te mooi om waar te zijn’. Dat is de reactie geweest van de mensen, die zich hadden ingezet voor de 10-daagse van de K.W.B. en op vrijdag 4 oktober 1974 bij de opening reeds meer dan 500 enthousiaste mensen aanwezig zagen.
En het was mooi en boeiend. Duizenden mensen hebben de tentoonstelling van verzamelingen en het open atelier bezocht, de dia's bekeken en de manifestaties meegemaakt. De 10-daagse van de K.W.B., een initiatief dat gegroeid was vanuit de verbondelijke werkgroep cultuur en vrije tijd, is een grootse gebeurtenis geworden met een enorm succes en een overweldigende belangstelling.
Zelfs mevrouw De Backer, minister van Nederlandse Cultuur, had zich zondag 13 oktober speciaal vrijgemaakt om de 10-daagse van de K.W.B. te bezoeken.
De tentoonstelling, die reeds sinds maart op volle toeren werd voorbereid, was machtig. De 50 verschillende verzamelingen waren verrassend mooi tentoongesteld en boden een zeer grote variatie. Er waren levende vissen, afbeeldingen van O.-L.-Vrouw, oude postkaarten en boeken over Gent, foto's van schrijvers, Zweedse lucifersetiketten, sigarenbanden, fossielen, vlinders, vulkaanstenen, speelkaarten, jokers, bierkroontjes, sleutelhangers, postzegels en noem maar op! En dit was nog niet alles: beeldhouwen, tekenen, schilderen, modelbouw, branden op hout, juwelen maken, boetseren, weven, kant klossen en wandtapijten maken.
Het is dan ook bijna vanzelfsprekend dat zowel ouders als kinderen, groot en klein, jong en oud enthousiast waren over de tentoonstelling en sterk geboeid werden door de enorme variatie verzamelingen, de bedrijvigheid van het open atelier en de voortdurende diaprojecties.
De avondactiviteiten en gespreksavonden, waren bedoeld om de K.W.B.-bekommernissen duidelijker naar voren te brengen.
Op de avond ‘vrije tijd is blije tijd’ stelde de Heer Windels, voorzitter van de nationale federatie van vrije tijd, duidelijk, dat de toenemende vrije tijd een reëel gevaar inhoudt voor manipulatie, voor zinloze consumptie en dodende uitgaven en voor een overorganiseren van de vrije tijd. Wij hebben nood aan objectieve informatie over goede reizen, goede boeken en goede vrijetijdsbesteding. Hierin kan Vakantiegenoegens een grote brok werk verrichten, en de vorming op alle gebied, zoals ze door de verschillende takken van de arbeidersbeweging wordt betracht,
blijft levensnoodzakelijk.
‘Arbeidscontrole, medebeheer en zelfbestuur’ werd uit de doeken gedaan door Paul Silon (A.C.W.), Piet De Meyere (V.K.W.) en Maxime Stroobant (A.B.V.V.).
Hier werden nagels met koppen geslagen over de situatie van de arbeiders in de onderneming. En dan nog werken naar echte democratisering is niet eenvoudig. Blijven we al onze energie richten op overleg, samenspraak, of richten we ons op controle? En hoe werken we naar een menswaardige situatie van de arbeiders in de onderneming? Vragen in overvloed: van belang is dat we zo kritisch mogelijk leren denken en handelen.
De vrolijke noot ‘Huwelijksreis zonder man’, een blijspel dat werd opgevoerd door de K.W.B. van Drongen-Luchteren, heeft velen een aangename ontspanning bezorgd. En dat de K.W.B. van Drongen-Luchteren goed toneel speelt, dat was klaar en duidelijk. ‘Grondbeleid’, het centrale thema van de K.W.B.-werking, werd op zaterdagnamiddag grondig doorgelicht door Jef Foubert en Bob Van Rompaey. Verheugend was de belangstelling van verschillende gemeentemandatarissen.
Een groot succes werd het volleybaltornooi en de sportmarkt. Alhoewel de K.W.B. goed weer besteld had, regende het op de middag dat het goot. De 10 volleybalploegen stoorden zich daar echter niet aan en het werd een fris maar boeiend tornooi.
De ploeg van Ledeberg ging er met de beker vandoor; 2de werd Deinze, 3de Luchteren, 4de Kristus-Koning, 5de Heusden, 6de Mariakerke, 7de Sint-Eligius Gentbrugge, 8ste de familie De Backer, versterkt met een speler uit Hawaï en 10de Gent-Center.
Ondertussen had, op dezelfde zondagnamiddag in de Sint-Pietersabdij een aangename Sport- en ontspanningsnamiddag plaats met gezelschapsspelen, estafetten en enkele
| |
| |
gezelschapsdansjes. Dit alles onder de deskundige leiding van ervaren BLOSO-animatoren.
De tentoonstelling en al de geplande activiteiten hadden zo'n succes, dat mevrouw De Backer, minister van Nederlandse Cultuur, die op 13 oktober de tentoonstelling bezocht, gelijk had toen ze zegde dat dit initiatief waardevol, bewonderenswaardig en vooral navolgenswaardig is!
| |
3. Volkstoneel over premiewerk
Het Nationaal Studieweekeinde van de K.W.B. in 1972 was een pleidooi voor een vernieuwde aanpak in K.W.B. Daar werd onder meer de kleine groepsvorming centraal gesteld als een nieuwe methode van werken.
In St.-Niklaas Kristus-Koning kwam een kleine groep regelmatig samen om met elkaar te praten over premie-, stuk- en bandwerk. De verworven inzichten werden in de vorm van een toneel op tekst gezet. leder kreeg een rol te spreken, waarin hij zich zo goed mogelijk moest inwerken.
Dit volkstoneel werd gebruikt als inleiding op een bespreking, waarin de menselijke verhoudingen op het werk, het ritme en de opdracht van de vakbond daartegenover bediscussieerd worden.
Het toneel is een vlijmscherpe aanklacht tegen de onmenselijkheid op de onderneming omwille van de stijgende produktie, naar voren gebracht door mensen die elke dag deze realiteit beleven. Dit verhoogt ontegensprekelijk de geloofwaardigheid en directheid van het toneel.
| |
4. Toneel zit ons in het bloed: ‘De groep zonder naam’ van Ranst
‘Toneel spelen is een soort volksgave van de Vlamingen’, zeggen de etno-psychologen. Het is een feit dat er in ons land honderden groepjes liefhebbers-toneelspelers bestaan. Ze groeien spontaan. Met hard gezwoeg en veel plezier treden ze op in parochiezalen of verenigingslokalen.
Dat gebeurt ook in K.A.V. Hoeveel afdelingen voeren er regelmatig toneel op, zonder dat dit opgelegd wordt? Ze zijn niet te tellen. Sommige K.A.V.-groepen pakken het wat deskundiger aan. We laten hier het echtpaar Luce en Julien Tahon aan het woord, die als repetitor en regisseur optreden van K.A.V.-toneelgroepjes.
In de K.A.V.-afdeling van Ranst heeft het theatergebeuren altijd een voorname rol gespeeld. Toen in 1934 mevrouw Dolhain ontspanningsverantwoordelijke werd, begon het tijdperk van de sketches en parodietjes. 42 jaar later is daarvan in de afdeling nog geen teruggang te merken. Integendeel, meer dan ooit wordt er duchtig gerepeteerd en opgevoerd, en is men met de gang van zaken blijkbaar dolgelukkig.
O ja, er is einde die jaren een en ander veranderd. Zo heeft mevrouw Dolhain, nu 78 jaar jong, 15 jaar geleden de touwtjes in handen gegeven van mevrouw De Ridder, maar neemt zij nog steeds de muzikale begeleiding van de groep voor haar rekening. En zo leeft de groep ook niet langer uitsluitend binnen de gemeentemuren van Ranst, maar treedt zij de laatste tijd ook in andere afdelingen op.
Het werd ons allemaal verteld tussen de koffie en de koekjes. Negen van de veertien vrouwen, die deel uitmaken van het K.A.V.-theatertje, babbelden er lustig op los.
Sinds wanneer hebben jullie zo een verbondelijke bekendheid gekregen?
In 1974 had in Billard Palace te Antwerpen een verbondelijk afscheidsfeest plaats van de vroegere voorzitsters en ondervoorzitsters, en tegelijkertijd een welkomfeest voor de nieuwe bestuursleden. We werden gevraagd om er een stukje te spelen. Dat is toen zo goed in de smaak gevallen, dat we sindsdien regelmatig in een of ander afdeling op de planken staan.
Wat spelen jullie zoal?
We hebben een goed gevuld repertoire.
Enkele titels? Adam en Eva, Sneeuwwitje en de zeven dwergen, Roodkapje, de Poppestoet, de Reis naar Parijs, Vrouwen op de Maan, De Vos en de Kraai, De Wolf en de Zeven Geitjes.
Een zwak voor sprookjes dus?
Ja, maar we spelen niet de originele versies. Wel bewerkingen van de hand van de familie Dolhain, die door middel van sprookjesverhalen sommige moderne misstanden deskundig over de hekel halen. Het is een samengaan van muziek, zang, dans en toneel, tot groot genoegen van het publiek.
En van jullie ook? Is het ook voor jullie een pretje?
Ook wij hebben er vanzelfsprekend deugd aan. Het aanleren vergt natuurlijk een inspanning, maar de voldoening om het succes is er dan ook des te groter om. Wij geloven dat elk van ons het niet graag meer zou willen missen. Het samen-zijn en samendoen is een geweldige belevenis. Je leert hoe waardevol team-work kan zijn. En bovendien stap je voortdurend uit de dagelijkse sleur, ook dat is belangrijk.
Waar halen jullie de nodige tijd om het te doen?
De tijd die we daarvoor nodig hebben, maken we zelf. Er zijn ons inziens minder zinvolle dingen in het leven dan toneelspelen, aan dat soort dingen verliezen we dus alvast onze tijd niet. Zodoende komen er per week wel enkele uurtjes vrij.
Bovendien laten we het werk thuis al eens een dag of een avond rusten. Achteraf brengen we dat door de handen wat feller uit de mouwen te steken, wel weer in orde.
Naast het spelen zelf komen er een heleboel bijkomstigheden achter de schermen kijken. Hoe los je dat op?
Wij doen alles zelf, ook het maken van de kleren bijvoorbeeld. Wij hebben ook een geweldige steun aan onze mannen.
| |
| |
Zij timmeren het decor in elkaar, en zorgen voor het vervoer. Het is dus over de gehele lijn een eigen produktie.
Vinden jullie dat jullie op die manier aan cultuur doen?
Tja, eigenlijk hebben wij ons dat nooit afgevraagd. Het is onze bedoeling om wat gezonde volksontspanning te brengen. De laatste tijd diepen we ook oude gedichten op en trachten ze met de groep uit te beelden. Het is zowat het opgraven van onze oude volksschat. We brengen stukjes met een moraal, waarover de mensen wel eventjes kunnen nadenken. En daarnaast worden in onze parodietjes hedendaagse toestanden op de korrel genomen, zoals de overconsumptie bijvoorbeeld. Zo zou je kunnen stellen dat in ons toneel het vormingselement niet ontbreekt, maar of dat nu precies cultuur heet, is eigenlijk onze zorg niet.
De ontspanningsgroep van Ranst mengt zich niet in de grote discussies over cultuur. Maar... zonder dat zij er zich wellicht bewust van zijn, doen zij er wat aan. Dat gebeurt op een bescheiden wijze, want hun groep heeft zelfs geen naam, waarmee ze in grote letters op affiches kunnen aangekondigd worden. Zij worden in de omgang gewoon ‘de plezante groep’ genoemd. Ze zijn tevreden met wat het is: geregeld in contact treden met het publiek, en dat publiek ontroeren, binnenpretjes bezorgen of hartelijk doen lachen.
In koor zegt de ontspanningsgroep van Ranst: ‘Hoe kan je jong blijven, als je af en toe eens niet mag gek doen!’ En met onblusbare levenslust bewijzen ze dat dit inderdaad een grote wijsheid is.
| |
5. Muziek als cultuurexpressie in de Christelijke Arbeidersbeweging
Een vereniging van liefhebbers-muzikanten, die zich samen oefenen in de muziekkunst, is een centrum van muziekbeleving voor velen, die aldus de muziek en de cultuur nader bij de mensen brengen.
Wanneer wij de werking en de activiteiten van onze muziekverenigingen van naderbij bekijken, dan komt men onder de indruk van de grote inspanningen die, op velerlei gebied, daarvoor worden gedaan. Het vergt een voortdurende inzet, zowel op muzikaal, op menselijk als op financieel gebied om deze verenigingen in stand te houden. Maar het loont de moeite: zij vervullen een onvervangbare taak om de muziek nader bij het volk te brengen.
Zo is bv. in Roeselare een merkwaardige muziekvereniging werkzaam: de Koninklijke Harmonie ‘Het Gildemuziek’.
Deze bestaat thans reeds meer dan 50 jaar en heeft steeds getracht naar best vermogen de eigen opdracht van een muziekvereniging in de arbeidersbeweging waar te maken. Aan de hand van een kort overzicht van de groei, de werking en de resultaten van het Gildemuziek, kan worden vastgesteld dat deze verenigingen een reële inbreng betekenen voor de culturele werking binnen de arbeidersbeweging. Gesticht in 1923, heeft deze harmonie een lange en moeilijke weg afgelegd naar de hoogste top. Geen offer is daarvoor in deze 50 jaar te zwaar geweest: de volle inzet van velen, opleiding en vorming van jonge en nieuwe muzikanten, regelmatige bijeenkomsten en herhalingen. Niet de geringste van alle zorgen waren de financiële middelen, die hiertoe nodig waren. Bij de oprichting in 1923 is het Gildemuziek van wal gestoken met een 20-tal muzikanten, doch is op heden uitgegroeid tot wat men mag noemen ‘een groot muziek’. Tal van muzikanten zijn in de loop van de jaren gekomen en gegaan. Overlijdens, verhuizingen en ook veel ontslagnemingen brengen een sterk verloop van de leden met zich. leder jaar wordt echter getracht jonge belangstellenden aan te werven. Hun opleiding vergt een grote inspanning en het duurt een hele periode vooraleer zij als spelend lid in de harmonie kunnen aantreden. In 1975 telde het Gildemuziek 125 ingeschreven muzikanten. De trouw aan de vereniging blijkt uit het feit dat bij de viering van het 50-jarig bestaan in 1973 niet minder dan 13 muzikanten werden vereremerkt omwille van hun 50 jaar spelend lid zijn.
Belangrijk voor de muzikale kwaliteit van het gepresteerde werk, alsmede ook voor de geest van de vereniging, is de leiding van deze. Het Gildemuziek heeft steeds beroep mogen doen op bekwame dirigenten. Thans is de muzikale leiding in handen van Leopold Maertens, leraar aan de stedelijke muziekacademie. Een ervaren en goed musicus aan de leiding te hebben is de stevigste waarborg voor het artistieke gehalte van de harmonie. Aan de spelende leden wordt een grote en bestendige inspanning gevraagd. De herhalingen hebben iedere vrijdagavond plaats van 20 tot 22 uur en in het vooruitzicht van concerten of tornooien worden bijkomende herhalingen ingeschakeld. Hier wordt hard gewerkt aan het instuderen van de partituren en niet het minst aan het samenspelen zelf. Vergeten we daarenboven niet de vele uren die elk lid thuis, persoonlijk, geoefend heeft. Van een fanfare of harmonie wordt ook verwacht dat zij naar buiten treedt. Naast de artistieke noot, is zij eveneens een belangrijke bijdrage tot de kleur en de sfeer van menig openbaar gebeuren. In de loop van het jaar worden dan ook concerten gegeven in zaal of op een kiosk. Wandelconcerten naar de wijken behoren tot de normale activiteiten. Daarenboven wordt regelmatig deelgenomen aan de provinciale muziektornooien. De uitslagen die ‘Het Gildemuziek’ haalde wijzen duidelijk op het regelmatige vooruitgaan:
1955 - overgang naar eerste afdeling |
1956 - overgang naar afdeling uitmuntendheid |
1959 - overgang naar ereafdeling |
1963 - behoud in ereafdeling |
1938 - behoud in ereafdeling, ereprijs en laureaat van het tornooi, toekenning van de trofee van de provincie |
1974- overgang naar pas opgerichte superieure afdeling. |
Om tot dergelijk resultaat te komen is een voortdurende inzet van de muzikanten vereist. Zij moeten bereid zijn hard te studeren en regelmatig te herhalen.
De classificatie van ‘Het Gildemuziek’ wijst daarenboven op het muzikaal hoge gehalte van het corps.
Daar zeer veel jongeren lid zijn van Het Gildemuziek, werd uitgezien naar een bijkomende werking van deze jongeren. Daartoe kwam: ‘Het Jeugdorkest’ tot stand. De leden hiervan zijn de jongeren, die reeds medespelen in het ‘groot muziek’, alsmede de ingeschreven muzikanten, die de muziekacademie volgen maar nog niet deelnemen aan de activiteiten van de harmonie. In 1975 maakten 51 jonge muzikanten deel uit van dit jeugdorkest. Zij hebben om de 14 dagen 's zondags een afzonderlijke herhaling met eigen inhoud. De leiding, ook de muzikale, is in handen van een tweetal jongeren, en bij elk zaalconcert hebben zij een paar afzonderlijke nummers op het programma.
Dit alles mag er op wijzen dat volle aandacht wordt gegeven aan de muzikale opleiding en begeleiding en dat bij de muzikanten de wil aanwezig is goede resultaten te bereiken.
Tenslotte is in een muziekvereniging, zoals in elke vereniging, een goede bestuurlijke werking van belang. Het bestuur van Het Gildemuziek is, op een paar uitzonderingen na, samengesteld uit spelende muzikanten. Deze bestuursleden worden om de 6 jaar door de muzikanten zelf gekozen. Het bestuur komt maandelijks bijeen om het algemeen beleid te regelen en de behaalde resultaten te evalueren. Thans een muziekvereniging op de been houden is een niet kleine opgave. Naast de problemen op muzikaal en menselijk vlak, stelt zich ook een financieel probleem.
De materiële uitrusting van een muziek vergt een hele zorg: instrumenten, muziekpartituren, uniform e.d.m. zijn zovele zaken die mede de prestaties van een muziekkorps helpen bepalen. Dit alles kost geld, veel geld. Een muziekkorps kan dit slechts bijeen brengen door toelagen, door steunende ereleden, door andere zelfgevoerde acties. Het is het bestuur dat hiervan de motor moet zijn. Met deze enkele gegevens hopen wij aangetoond te hebben dat in onze muziekvereniging hard wordt gewerkt aan de kunstzinnige vorming van de leden om, langs hen om, ook een beetje meer cultuur te brengen aan vele anderen.
(Medewerkers aan dit hoofdstuk waren: Jef Foubert, secretaris K.W.B.; Luce en Julien Tahon en Georges Sobry, voorzitter ‘Het Gildemuziek’ Roeselare).
|
|