De centrale voor volksontwikkeling
Tien jaar na het ontstaan van het Algemeen Christelijk Werkersverbond (A.C.W.) in 1921, kwam, onder de impuls en de stuwkracht van de Brugse priester Louis Colens, leerling van E.H. Mercier te Leuven en later doctor in de Thomistische wijsbegeerte, de Centrale voor Volksontwikkeling, beter gekend onder de afkorting van C.V.O., tot stand. Wie de verslagboeken van de A.C.W.-congressen raadpleegt en tevens inzage neemt van deze van de Vlaamse Sociale Weken, zal constateren dat lang vóór de oprichting van de C.V.O. er herhaaldelijk gepleit werd voor de totstandkoming van voornoemde dienst. Niet zonder een greintje jaloezie werd opgekeken naar de Centrale van Arbeidersopvoeding, die reeds in 1911 in de schoot van de socialistische arbeidersbeweging tot stand kwam onder de leiding van de toen nog vrijwel onbekende Hendrik De Man. Dank zij de financiële steun van groot-industrieel Solvay waren de ideologische tegenstanders van het A.C.W. erin geslaagd zo vroeg van wal te steken met voornoemde centrale.
De Christelijke Arbeidersbeweging heeft niet kunnen rekenen op financiële steun van enige grootmacht, als industrie, financie, kerk. Hoe dringend en dwingend menig pleidooi en menige congresresolutie ook luidden, pas einde 1930 waren de noodzakelijke financies voorhanden om met de werking van de nieuwe dienst te beginnen.
Hoe onwaarschijnlijk ons dit op heden voorkomt, de waarheid heeft haar rechten!
Het zou verkeerd zijn te menen dat, vóór de stichting van de C.V.O., geen vormingsorganisaties bestonden. De werking van K.A.V. en (V)K.A.J. buiten beschouwing gelaten, kwamen in de A.C.W.-verbonden allerlei culturele instellingen voor, als studiekringen, voordracht- en zangavonden, toneelopvoeringen enz. Zij stonden echter los van elkaar, waren op eigen middelen aangewezen, kregen niet de onontbeerlijke steun voor hun groei en ontwikkeling. Toch bestond reeds in het Antwerpse een Verbond van studiekringen dat niet mag worden voorbijgegaan en uitstekende diensten bewees.
Eénmaal op de hoogte van de stand van zaken bepaalde de C.V.O. haar plan van werking.
In de arrondissementen waar onvoldoende - en dit was de meerderheid - aan opvoedende actie gedaan werd, diende contact genomen met de leiding. Er diende gewezen op het belang van de opvoedingswerken, zonder wie geen alzijdige arbeidersbeweging, die naam waardig, mogelijk is. Gewestelijke diensten voor volksontwikkeling dienden opgericht en Limburg was een der eersten dit te verwezenlijken onder de leiding van pater Anicetus Cool. Zo mogelijk dienden vrijgestelden aangeworven. Dat dit alles niet van een leien dakje liep, hoeft wel geen betoog.
In enkele arrondissementen werd reeds ernstige arbeid geleverd: daar diende de Centrale slechts hulp te verlenen langs haar talrijke initiatieven, die de opvoedende actie zouden stimuleren en verder uitbreiden.
Het gaat niet op al de initiatieven van C.V.O., vanaf haar ontstaan tot haar einde bij Wereldoorlog II, aan te halen. Beknopt weze gewezen op enkele ervan. In al de arrondissementen verschenen A.C.W.-weekbladen, waar- van het peil, behalve een paar zoals o.m. De Volksmacht van West-Vlaanderen, niet bepaald hoog te noemen was. Daartoe kwam de persdienst tot stand, die o.m. menig berucht artikel, getekend Louis Colens, de wereld inzond. Langs ‘De Gids op Maatschappelijk Gebied’, waarvan C.V.O. de redactie waarnam, werden richtlijnen en schema's voor studiekringen, recollectieavonden en dies meer gepubliceerd. Later werd dit materiaal jaarlijks in brochurevorm uitgegeven. Een initiatief, waaraan een speciale zorg besteed werd, waren de Gewestelijke Sociale Scholen, waarvan vóór de Tweede Wereldoorlog een vijftigtal over Vlaanderen ver-