Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 25
(1976)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |||||||
In memoriam Gerard BaksteenGerard Baksteen, die eind februari te Turnhout overleed, was de jongste van de twee broers, die uit een oud Rotterdams schildersgeslacht geboren waren, maar aangenomen kinderen van de Kempen werden. Gerard (o Rotterdam 1887) had in 1912 een studiebeurs gekregen aan de Rotterdamse academie om zich te Antwerpen verder te gaan vervolmaken. Hij ontdekte echter te Mol het fenomeen Jakob Smits, die eveneens Rotterdammer was en zich in 1888 - hij was toen al 34 jaar oud - daar definitief had gevestigd. Gerard deelde zijn ontdekking mede aan zijn oudere broer Dirk, die eveneens naar Mol kwam, hoewel beiden met het idee liepen zich te Arles te vestigen. Maar ze zijn niet meer los geraakt noch van Jakob Smits noch van de Kempen. Dit is in mindere mate waar voor Gerard dan voor Dirk. Immers, in tegenstelling tot Dirk, is Gerard bij het begin van de eerste wereldoorlog naar Holland teruggekeerd en wegens ziekte bleef hij er tot 1922, toen hij een hoevetje kocht te Zoersel. Het was de wens geweest van Jakob Smits dat Gerard Baksteen hem bij zijn dood zou afleggen, bekleed met zijn schildersjasje. Toen hij in 1928 stierf, is dat spijtig genoeg door omstandigheden niet kunnen gebeuren. Gerard Baksteen hield contact met Antwerpen, als lid van de kring ‘Moderne kunst’, en kreeg stilaan grote bekendheid als portrettist en schilder van bloemen en stillevens. Daarover dichtte Blanka Gyselen: Gewikt, geproefd, gewogen,
heb je het leven, vriend,
Maar 'k lees het in je ogen
je bleef het eeuwig kind
dat bloemen, wolken, bomen
en kleuren konterfeit
en dan begint te dromen
en reist voorbij de tijd.
Als portrettist heeft hij o.m. een grote reeks Kempense schrijvers en kunstenaars op het doek gebracht, op initiatief trouwens van Emiel van Hemeldonck, die zoveel jaren voorzitter was van de VKS. Ook de houtsnede heeft Geert Baksteen gepassioneerd, echter niet in de lijn van Masereel bij wie het zwarte altijd domineert op het witte. Zijn houtsneden hadden eerst en vooral voor doel literaire teksten te illustreren, o.m. tien houtsneden naar Gezelle, een map over Lodewijk de Koninck, ‘Prutskes vertelselboek’ van Streuvels, ‘Kerstvertellingen’ van Anton Coolen, bijbelse teksten zoals ‘De boodschap’, ‘De goede Samaritaan’. Hij staat onder de invloed van de Nederlander Dirk Nijland en geleidelijk ook meer van de Japanners. Hij woonde lange tijd te Schilde en tenslotte in het rusthuis Herfstzon te Oostmalle. | |||||||
Fernand Bouckaert 60Geboren te Ingooigem (10-5-1916) werd hij onderwijzer en tekenleraar kunstkring St.-Lucas te Waregem, waar hij ook woont. (Atelier: Rooseveltlaan, 128). Fernand is een sympathiek, evenwichtig en eerlijk kunstenaar, een autodidact, die wij vooral waarderen om zijn sfeerschepping bij de evocatie van het grootse Streuveliaanse golvende landschap. Scheppend element hierbij is beslist zijn sterk, soms toverachtig en poëtisch koloriet, dit door middel van een typisch geëigende korrelige paletmestechniek. Deze korreligheid vermijdt eentonigheid in grote kleurvlakken en speelt mee in de sfeerschepping van het schilderij, dat hierdoor ook niet meer afhangt van enkele strakke lijnen. In 1955 kwam hij voor 't eerst buiten met meestal nogal realistische akwarellen. Hierop volgde een licht impressionistische periode. Stilaan ontdekte hij zijn eigen stijl. Zijn kloeke homogene olieverfdoeken (talrijke landschappen, enige stillevens en stadsgezichten) vooral okers, daar waar vroeger de lichtere kleuren de boventoon voerden, geven ons in hun boeiende authenticiteit een gevoel van rust en geluk. Een stemming die de kunstenaar, doorvoeld en doorleefd, sterk laat overkomen. Zijn jongste werk lijkt mij de bekroning van zijn kunstenaarsloopbaan. In prachtige landschappen, met grote liefde geschilderd, integreert hij thans op een ontroerende gevoelige wijze de menselijke figuur, zoals blijkt uit de doeken: ‘Kerstgebeuren’ en ‘Graanoogst’. Fernand hield tentoonstellingen in binnen- en buitenland, o.a. te Antwerpen, Gent, Deurle, Waregem, Oudenaarde en Parijs. (Onderscheiding: Fondation Maurice Utrillo). Binnenkort wordt hij gevierd in de galerij ‘Da Vinci’ te Waregem, waar meteen een nieuwe tentoonstelling van zijn werk zal doorgaan. We wensen Fernand Bouckaert nog veel succes en vreugde met zijn scheppend werk!
Albert de Longie | |||||||
In memoriam Paul BoudryHij bereikte niet eens de 63 toen hij ons onverwacht verliet. Het is geen gemeenplaats als ik zeg dat hij in Antwerpen een niet te vullen leemte achterlaat. Als niemand van zijn generatie was hij uit de traditie gegroeid, met de kostbare en geraffineerde bewerking van elk stuk van zijn oeuvre. Hij was een man, zoals men er heden ten dage nog alleen per uitzondering ontmoet. Zijn werken verbluffen de echte kunstliefhebbers en zijn ontstaan uit een waarachtig engelengeduld, gepaard met het streven naar het volmaakte in ordening en kleurenweelde. Zo bracht Boudry het conterfeiten van bloemen in deze moderne tijd | |||||||
[pagina 95]
| |||||||
tot op het hoogste niveau. Een bloemstuk werd onder zijn hand tot een sonnet, perfect wat vorm en inhoud betreft, en dat evengoed in pastel als in water- en olieverf. Geen wonder ook dat hij een uitstekend schepper van portretten was, waarin hij, naast de treffende gelijkenis van zijn model, ook naar het innerlijke van de mens peilde. Daarbij wist hij ook van elk van zijn portretten een schilderij in de ware zin van het woord te maken, met al wat aan zo'n kunstwerk inherent is, het aantrekkelijke en charmante inbegrepen. Zowel zijn grootvader als zijn vader waren zijn voorbeelden en leermeesters: mannen van de kunst en van het ambacht. Iemand als Boudry, die zo minutieus en gewetensvol heeft leren werken, moet tevens een begenadigde leraar voor zijn studenten geweest zijn. Hij was inderdaad in de ideale conditie om zijn vak als een erfenis aan anderen over te dragen. Hij was bovendien een ideale leraar aan de Berchemse Academie voor Schone Kunsten. Een werk van hem in zijn bezit hebben en het dagelijks voor ogen zien, moet wel een bijzondere vreugde zijn. Spijtig genoeg werd die uitzonderlijk begaafde schildershand veel te vroeg stil gelegd. Maar in zijn werk zal Boudry blijven leven.
Jos van Rooy | |||||||
Jozef L. De Belder
| |||||||
Kunstschilder Felix de Boeck
| |||||||
In memoriam kunstschilder Sam De VriendtEen groot Vlaming, een der laatste Pelgrims, overleed op 26 juli 1975 te St.-Antonius-Brecht en werd te Veurne ten grave gedragen. Ons tijdschrift heeft aan deze eminente figuur, lid van ons Kunstenaarsverbond, reeds hulde gebracht in nr. 146 ‘Kunst en religie’, waarin een hele bladzijde aan hem werd gewijd, n.a.v. de aanwezigheid van zijn befaamd werk ‘Kerstnacht 1915’ in de tentoonstelling te Hasselt (pag. 143). Hij zal steeds, met Joe English, in de herinnering blijven als de kunstenaar, die naast de IJzerjongens stond in de Eerste Wereldoorlog, daar waar Waalse en Brusselse kunstenaars van de legeroverheid toelating kregen om ver van het front hun kunst verder te beoefenen. | |||||||
[pagina 96]
| |||||||
In memoriam Robert GeenensHij was in zijn tachtigste jaar, toen zijn hart het begaf en hij in een rustige slaap deze wereld verliet. We kenden hem als de kalme filosoof, vrij in denken en doen, de symbolist-surrealist van het Antwerps schildersviertal, dat juist de laatste voorbereidingen trof om een gezamenlijke expositie te houden in Campo. Hij was eigenlijk zee-officier, zelfs een tijdlang op onze fameuze ‘Avenir’. Hij moet er, en ook op andere schepen, tal van avonturen beleefd hebben. Maar ook het avontuur van de schilderkunst was zijn doel en om dat te kunnen beleven had hij veel meer behoefte aan land dan aan water. Ten slotte riep de wal hem zó sterk, dat hij de zee voorgoed vaarwel zei, om zich ten volle in de bloeiende natuur te werpen en er, aan de zijde van een lieve vrouw, het leven te gaan leiden van een dromer en een poëet. Zijn eerste exposities bestonden uit landschappen en, waarom niet, ook uit marines. Hij kende toen de zee als geen ander. Maar alles, elk schilderij, was in een dichterlijk waas gedrenkt. Algauw werd bij zijn werk over surrealisme gesproken. Hijzelf, een mens van uitersten, bleef alleen naar de schoonheid zoeken. In zijn gevoelig hart baarde die drang steeds vernieuwing, een nood aan hogere waarden dan die welke de mensen ‘carrière’ noemen, de nood aan wat het leven méérwaardig maakt, een leven drijvend op de poëzie. Poëzie werd voor deze filosoof dan ook dé levensvisie. Hiermee gepaard ging een zoeken naar de vrijheid van de kunstenaar, de vrijheid van de schepping, een isme waarin hijzelf alleen de poëtische mogelijkheden zocht. Zo evolueerde hij langs een magischrealisme om naar een abstract-realisme. Zijn kunst wil ten slotte alleen nog de boodschap zijn van de absolute schoonheid. Zijn esthetische leer vindt men nog het best weergegeven in zijn bijdragen voor ‘Marine’ of in ‘Periscoop’: hij toont zich een zoeker tussen realiteit en droom. Een fijn mens met veel onbeantwoorde vragen in het diepst van zijn hart. Moge dat hart thans in vrede rusten.
Jos van Rooy | |||||||
Hugo Heyrman
| |||||||
Letterkundige Daan Inghelram 70De zeer begaafde maar spijtig genoeg te weinig publicerende auteur werd geboren te Middelkerke (23.7.1905) en verblijft reeds twintig jaar te Blankenberge. Hij studeerde aan het O.-L.-V.-College te Oostende, daarna aan de Rijksmiddelbare Normaalschool te Gent (afd. Germaanse talen); was onderwijzer in zijn geboortedorp (1928-31), daarna leraar M.O. achtereenvolgens te Gembloers, Boom, Aarschot, Blankenberge, Poperinge, Zottegem en vanaf 1956 tot aan zijn oppensioenstelling in 1970 aan de Rijksnormaalschool te Blankenberge. Auteur (ook onder de pseudoniemen Jan van Marlinghen en P.C. Duyncanter) van historische en psychologische romans | |||||||
[pagina 97]
| |||||||
en van kinder- en jeugdboeken, waarvoor hij bekroond werd in 1946 met de Vlierberghprijs van het Davidsfonds (De boskanter, roman) en de novellenprijs van het tijdschrift ‘Ad interim’ (De stroom), in 1954 met de Interprovinciale Prijs voor Jeugdboek voor zijn ‘Om U treur ik, Jonathan’ (uitg. Desclée-de Brouwer, Brugge). Zijn roman De zwerver werd in 1956 in het Duits uitgegeven.
(Foto Jean Mil - AMVC.)
‘Hij is geen nieuwlichter, volgt oude paden, maar slaagt erin persoonlijk en vooral oorspronkelijk te blijven. Spanningen zijn hem vreemd en alle scheppingen vertonen een volmaakte harmonie met zijn leven: rustig en niet gespeend van romantiek, want een romanticus is hij gewis.’ (Jack Verstappen). - Zijn best bekende werk is Angélique (1948), een magisch-realistische roman zich afspelend in de 19de eeuw; het bracht hem een reisbeurs op voor Noorwegen, het land van Knut Hamsun, waarvoor en door wie hij zich steeds heeft aangetrokken gevoeld. ‘Om u treur ik, Jonathan’ (1953) is een bijbels verhaal, waarin hij de onvergetelijke vriendschap tussen de koningszoon Jonathan en de herdersknaap David heeft uitgebeeld: ‘Hij heeft trouw de H. Schrift gevolgd en die gegevens in een mooi verzorgde stijl verwerkt. Eens te meer was hij ertoe in staat de juiste atmosfeer op te roepen en aan het verhaal de wijding te geven die bij het onderwerp past.’ (Remi van de Moortel). Zijn laatste publicatie dateert van 1961. Hij schreef in 1950 dat hij (zoals Jan Greshoff die ‘in hetzelfde bedje ziek’ was) ‘telkens weer met tegenzin’ aan zijn schrijftafel ging zitten; waaruit blijkt dat ‘het’ met hem, nu een kwarteeuw later, nog vér van verbeterd is.
Raf Seys in ‘Van Walther Vanbeselaere tot Mariette Vanhalewijn’ (VWS-cahiers 57/58, De Rumberg, Koekelare, 1976). | |||||||
Josette
| |||||||
Kunstschilder Jozef Lucas uit Halle
| |||||||
[pagina 98]
| |||||||
Antoon Luyckx
| |||||||
In memoriam Georges MaesEr zijn mensen die te haastig leven. Maar dit wordt alleen gezegd door lieden, die wellicht nooit gedreven werden door een grote en grootse droom en die dus niet weten wat een geest kan voortjagen om toch maar geen seconde verloren te laten gaan. Jaren geleden, bij een van onze talrijke ontmoetingen, vertelde Georges Maes me, dat hij evenwas gaan uitblazen op het Oostendse strand... omdat hij pijn voelde aan zijn hart. Ik bezwoer hem een geneesheer te raadplegen. Maar zijn vrees om niet meer te mogen doorzetten was groter dan zijn bekommernis om zijn gezondheid. Op 4 maart vernam ik dat zijn hart het begeven had, ergens op weg naar een repetitie met zijn Belgisch Kamerorkest... Georges Maes leidde een turbulent leven. Al in 1937 stichtte hij het toentertijd befaamde Haydn-kwartet en reisde er Europa, Afrika en Amerika mee af. Hij leraarde aan het conservatorium van Brussel, In 1968 aan dat van Gent. In 1958 werd hij directeur van het Oostendse muziekconservatorium: 18 jaar later was de schoolbevolking verdriedubbeld. Hij richtte het Belgisch Kamerorkest op, reisde er vorig jaar nog mee naar Leningrad, toen de koning Rusland bezocht. Een blitsreis waar hij tegenop zag omdat hij zoveel ander werk moest laten liggen. Maar hij deed wat moest gedaan worden, gaf zich volledig in de tientallen concerten overal in het land en hij maakte het Festival van Vlaanderen voor een stuk onvergetelijk. Een man die wereldberoemd zou geweest zijn, indien hij in een ander land dan België had gewoond. Iemand die van kleine, heel beperkte mogelijkheden, grootse, unieke en onvergetelijke gebeurtenissen maakte, gewoon omdat hij - in eenvoud en met een natuurlijke vanzelfsprekendheid - telkens doordrong tot de uiterste grens van die mogelijkheden. Vlaanderen en zijn geboortestad Oostende verliezen aan hem méér dan nu, zo kort na zijn heengaan, op het eerste gezicht blijkt. Wie hem zal vervangen, staat voor een bijna onmogelijke taak.
J.V.R. | |||||||
Raoul Servais
| |||||||
[pagina 99]
| |||||||
met René Magritte aan de uitvoering van ‘Le domaine enchanté’ in de grote casinozaal te Knokke. Geleidelijk is hij met animatiefilm beginnen te experimenteren, waartoe hij eerst voldoende armslag kreeg door zijn benoeming aan de Gentse Academie. Bekende animatiefilms van hem zijn: ‘Havenlichten’, ‘De valse noot’, ‘Chromophobia’, ‘Sirene’, ‘Goldframe’, ‘To speak or not to speak’, ‘Operation X-70’, ‘Pegasus’ en tenslotte ‘Het lied van Halewijn’ dat in Italië zal gepresenteerd worden. Deze films zijn zó uitzonderlijk van kwaliteit, van menselijke inhoud en van originalitet, dat zij keer op keer bekroond werden op internationale filmfestivals met hoofdprijzen (Cannes, Venetië, Chicago, Philadelphia, Montréal, Teheran, Mamaia, Zagreb, Oberhausen, Melbourne, Ramatgan, Bilbao, Hyères, Odense). Speciale en secundaire prijzen kregen ze te Moskou, Leipzig, Sidney, Teheran, Annecy en Lucca. In ons land verwierf Servais hoofdprijzen op de nationale filmfestivals van Antwerpen en Knokke, de BRT-prijs, de Trofee R. Declerck 1970, laatst de Prijs H.Chr. Andersen en de Ach. van Ackerprijs. Dat maakt van hem zonder enige twijfel de meest gelauwerde kunstenaar van ons land. Vandaar dat zijn werk ook druk in binnen- en buitenlandse publicaties werd behandeld o.a. ‘Art in Movement’ van J. Halas & R. Manvell (London), ‘The Animated Film’ van R. Stephenson (New York-London), ‘A - come Animazione’ van Mario Pintus (Sassari), ‘Rassegna Raoul Servais’ (Roma), ‘International Film Guide’ (New York-London). | |||||||
Dr. Robrecht Stock 70Deze uitzonderlijke pedagoog (o19.1.1904, Wildenburg-Wingene), aan wie we hier wel wat laattijdig hulde brengen, incarneert voor velen die hem in zijn lange loopbaan als leraar, professor en inspecteur hebben gekend, bij uitstek de individualistische intellectueel. Dat zulks een wat te gemakkeljke simplificatie is, blijkt reeds uit het onderwerp van zijn theologische doctoraatsdissertatie: Het stakingsrecht van de arbeiders. Zij bewijst dat hij zich het priesterleven in de eerste plaats in dienst van de kleine man had gedacht. Zijn opeenvolgende taken in het onderwijs liggen aan de grondslag van de vele publicaties, die op zijn naam staan. In de context van dit tijdschrift gaat de aandacht in de eerste plaats naar wat hij in verband met cultuur en humanisme schreef. Hij is er nog niet toe gekomen - en we betreuren het - een werk te schrijven, waarin hij zijn persoonlijke visie over mens en cultuur vastlegt: hopen maar dat dit toch ééns zal gebeuren. Misschien antwoordt hij, dat het wél al gebeurd is en dat men maar moet tussen de regels lezen in wat hij geschreven heeft over grote figuren: Christus, redenaars der oudheid, Shakespeare, Plato, Newman, Homeros, Sofokles, Aischylos, Euripides. Daar is hij nog niet over uitgepraat, want hij kondigt publicaties aan over Griekse mensen en hun goden. Over Demosthenes, Plato en Newman bracht hij ‘Oude Munten’ onder de humoristische schuilnaam Dr. R.M.S. van den Raevenbusch, duidelijk spot op de Hollandse pedanterie. Zijn hoofdwerk is echter ‘De Griekse tragedie en de Westerse mens’, verschenen in 1957 bij Desclée-de Brouwer in de reeks Philosophica. Op velerlei manieren een merkwaardig essay. Vooreerst omdat hij aantoont zich als autodidact volledig ingewerkt te hebben in een wetenschappelijke discipline, die oorspronkelijk niet de zijne was. In tegenstelling tot de meeste vakfilologen die verdrinken in de eruditie, weet hij uit te stijgen boven het zuiver erudiete om door te dringen tot de humanistische, de algemeen-menselijke betekenis van de teksten. Dat is trouwens iets wat men van de HMO-leraar, speciaal in de rhetorica, verwacht, maar geen enkele universiteit leert het aan, integendeel. Ook wie de reputatie van Dr. Stock niet zou kennen, kan uit zijn essay opmaken wat een eminent rhetorica-leraar hij is geweest. De lichthoofden, die vandaag zo talrijk zijn om de uitzonderlijk vormende waarde van een degelijke Grieks-Latijnse humaniora in twijfel te trekken, kunnen in het meesterlijke essay van Dr. Stock een antwoord vinden. Vooral aangeraden aan blinde voorstanders van het VSO, dat te dikwijls neerkomt op Secundair Kleuteronderwijs. Het is hier de plaats niet om in te gaan op een discussie waarin Dr. Stock trouwens een aantal zinnige standpunten heeft verdedigd. Wij wensen aan de rijzige, ascetische en toch diepmenselijke figuur, die Dr. Stock is, nog vele jaren intense arbeid in zijn boskluis.
A.S. | |||||||
In memoriam Frans van GielKunstschilder Frans van Giel werd geboren op 16 mei 1892 en overleed in april van verleden jaar. Te Wechelderzande in de Antwerpse Kempen had hij zijn atelier sedert 1931 als zelfstandig kunstschilder. In landschappen, binnenhuizen, parabels en genrestukken heeft hij tot op hoge leeftijd zijn liefde voor de Kempen en voor de Kempense mens weten uit te drukken. Dit gebeurde in de geest van Jakob Smits en van Anton Coolen. Hij ruilde de ploeg voor het lokkend pense en borstelde rustig naar de oude waarder hem viel geen stress of decadentie ten de hij wist wat hij in zijn kleuren bewaarde.
Bekeek Gods wonderwerk op deze aarde en gaf zich aan zijn geweten geheel, vermeed het palet dat in geschreeuw ontaardde
en zette de natuur nooit het mes op de ke
De kalmte der eeuwen hield hem in de bai
'n gamele hoef of 'n dempig span,
'n boer voortschrijdend in stille processie,
'n Biddende vrouw aan magere dis,
'n molen, 'n kermis en wat Kempens is -
En eerlijkheid was zijn enige obsessie.
Jos van Rooy | |||||||
In memoriam keramist Paul VermeireOp 2 januari verleden jaar werd te Oostende keramist Paul Vermeire ten grave gedragen: de grote volkstoeloop uit alle standen bewees hoe geliefd hij was, want het was in de eerste plaats genegenheid voor de 48-jarige kunstenaar, die hen had samengebracht. Hij was immers nooit het soort kunstenaar geweest dat zich in het nieuws weet te dringen door publicitaire stunts en ellebogenwerk. Hij hield integendeel van het menselijke contact, de vriendschap, het dienstbetoon. Ook zijn kunst had hij helemaal in dienst van de mens geplaatst. Na zeven jaar studie had hij Sint-Lucas te Gent verlaten als laureaat: eerste prijs schilderkunst. Evenmin als voor Raoul Servais (zijn compagnon voor het Magritteproject te Knokke) leek een schildersloopbaan voor hem de aangewezen weg; hij heeft trouwens nooit opgehouden de schilderkunst te beoefenen. Maar om zich als schilder een weg te banen, daarvoor voelde hij niets: het leek hem te veel een jungle, waarin de ene de andere benijdt en bestrijdt, waarin vals mode-gedoe het | |||||||
[pagina 100]
| |||||||
Paul Vermeire: Koorkruis, H. Magdalenakerk Brugge.
echte en het authentieke versmacht, waarin comedie gespeeld wordt en men zich een naam maakt meer door relaties dan door talent. Zo kwam hij ertoe een kunsttechniek te gebruiken, waarvoor hij niet direct opgeleid was en die trouwens een jonge techniek is: de keramiek. Hij heeft al die jaren ontzaglijk veel gewerkt. Honderden gezinnen bezitten werk van hem. Het werd gemaakt voor mensen die hij kende, voor omstandigheden, blijde en droeve, die hij meeleefde. Het zuiver decoratieve is de klip, die de keramist vooral dient te vermijden. Paul Vermeire wilde dat er in elk van zijn werken hart stak, en idee, en symboliek, en bovendien vakmanschap en een herkenbare eigen Paul-Vermeire-stijl. Om dat soort dingen bekommerde hij zich, niet om eigentijdsheid, noch om het woordengegoochel van de critici. Het religieuze, het sociale en het artistieke waren voor hem één. Voor een ‘Barmhartigheid’, een typisch werk van hem, schreef hij een korte verklarende tekst: ‘Dit stelt de gehandicapte voor, die zijn kruis draagt. De zonnestraal bovenaan is de liefde waarmede de mens hem tegemoet komt om spontaan hulp te bieden. Dat is een hedendaagse visie van de barmhartige Samaritaan’. In het groot atelier, dat hij zich in zijn tuin had gebouwd en ingericht, inviteerde hij graag gehandicapte kinderen om hen te leren vreugde te beleven aan het boetseren van iets, waarmee zij hun vaardigheid konden tonen en zichzelf konden uitdrukken. Gaandeweg kreeg hij meer en meer grote opdrachten in dienst van de gemeenschap: kerken, gemeenschapsgebouwen, sociale instellingen. Maar nooit heeft hij ervoor zijn werk voor enkeling en gezin prijsgegeven. Paul Vermeire heeft dan ook het soort waardering geoogst dat hij verlangde: dat van de vele, vele mensen, die naar zijn uitvaart kwamen, omdat zij ondervonden hadden hoe hij zijn genegenheid voor hen in zijn werken had gelegd. Zij bewonderen hem, maar zij zijn hem vooral dankbaar. A.S. | |||||||
In memoriam glazenier Eugeen YoorsEen paar maanden vóór zijn kameraad, mede-Pelgrim Sam de Vriendt, is ook Eugeen Yoors overleden, die men de hernieuwer van de religieuze glazenierskunst heeft geheten. ‘Licht is uw doel en licht is uw middel. De stof die gij gebruikt is de zonne zelf; gij vangt haar stralen in uw vensternetten en dan worden zij de uwe. De zonne straalde ermee tot aan uw vensters, vandaar verder gijzelf: “Tot hiertoe waart gij Gods zonne, nu zijt gij mijn zon” moogt ge zeggen. Is het zo niet, schilder Yoors? Wie glasramen schildert, gebruikt de zonne. Wat is er zekerder? En wat kan er heerlijker zijn dan zo een technische taak te vervullen? Zij die de gebrande vensters gebruiken als doeken waarop zij schilderen als op lijnwaad of hout, hinderen de zon. Hun ramen hebben “hun” kleuren en niet de hare. Beschijnt de zon die, dan ontstaat pijnlijke vergissing. De ware schilderes is daar en zij vindt niets meer te schilderen. Echte glasramen zijn glorieuse poorten van de zon.’ (Cyriel Verschaeve). ‘Ik kwam te staan voor kerkraamontwerpen. Ik wist niet wie hun maker was. Maar als ik ze zag, nagelde een geestdrift mij vast, en ik zei: “Dat zou ikEugeen Yoors: Frederik van Eeden als Pelgrim.
ook zo willen kunnen!” Wie heeft dat gelapt? Ik zag in een tweetalig boekske: Eugeen Yoors! Yoors die dien lichte dag zei: “Je me suis baigné sept fois dans le néant divin!” Ah, dat was het! Hoe goed en schoon die composities! Ze staan er als gebeiteld zijn personagiën, hoekig en kloek bewust. En de kleuren verzamelen zich edelsteen-rijk, en bloemtuilharmonisch bijeen, juist zoals het de ouden konden. De gebaren zijn sober en ernstig, maar direct en juist. Er zit iets ascetisch in de houding in heel de eenvoud, en een Franciscaanse vreugde in het geheel. Alles Is breed en kloek, geen belemmering van nevenvoorwerpen, geen afdwalen van schaduwen wat altijd verstoffelijkt (de Japanners schaduwen nooit), geen hol versiersel van krollekens en tirrelantijntjes. Maar dingen uit één stuk, dapper doorgedreven, groots gezien en groots uitgewerkt, rijk in zijn eenvoud, juichend van ontroering, primitief van kleurenaanvoeling door zijn frisheid. Elk raam is een stuk gotiek geloof dat bloemig brandt, Gode ter ere. Ik was blij voor mij en voor Yoors!’ (Felix Timmermans). ‘Ik herinner me nu dat men mij verzocht wat uit uw leven te vertellen. Uw leven staat gebrand in uw werk: dat ze dus naar uw werk gaan, die u wensen te kennen. Eugeen, dat is de vreugde van uw leven; dat is de vreugde van ons leven: we hebben vlammen ontstoken!’ (Ernest vander Hallen). | |||||||
Wij huldigen / Wij gedenkenTen einde alle misverstanden te vermijden, achten we het nuttig hier nog eens te herhalen wat onze Raad van Beheer besliste in verband met de rubriek ‘Wij huldigen / Wij gedenken’. Onze Raad van Beheer vraagt niet beter dan van àl onze leden een geschreven portret te publiceren, maar u zult dadelijk begrijpen dat dit voor 1400 leden-kunstenaars materieel volkomen uitgesloten is. Daarom drong een selectie zich op. Wie kan aanspraak maken op een artikeltje in deze rubriek?
Om het gemakkelijk te maken worden alle in aanmerking komende leden schriftelijk verwittigd, maar we zijn u uiteraard dankbaar, indien u ons daarbij behulpzaam kon zijn: wij willen inderdaad niemand vergeten! |
|